Grâce à Dieu
Misbruik zonder ironie
François Ozon staat bekend om zijn stilistische vakmanschap. Per film neemt hij een ander genre onder handen. Zijn aanklacht tegen het misbruik van de kerk Grâce à Dieu is zijn eerste film sinds Sous le sable (2000) die vrij is van enige ironie. Dat levert misschien wel zijn meest oprechte, maar toch ook een van zijn meest onbeholpen films op.
De Franse filmer François Ozon levert al ruim twintig jaar vrijwel ieder jaar een nieuwe film af. Jaarlijks een film, waarbij de nieuwe steeds zo min mogelijk op de vorige lijkt. Zijn stilistische trukendoos reikt van satire (Sitcom, 1998) tot musical (8 femmes, 2002) en van kostuumdrama (Angel, 2007) tot een kruising van sociaal-realisme met fantasy (Ricky, 2009). Stuk voor stuk eigen universumpjes die in de meeste gevallen een ironische knipoog gemeen hebben. Ozon is daarmee een heen en weer schakelende maker die bewondering afdwingt, maar die door zijn enorme veranderlijkheid en ironie ook een zekere rusteloosheid en afstandelijkheid oproept. Wanneer krijgen we zijn echte gezicht te zien?
Geen wonder dat een van de acteurs die hij benaderde voor Grâce à Dieu weliswaar vereerd was, maar ook huiverig toen hij hoorde dat het onderwerp van zijn nieuwe film pedofilie zou zijn. Een begrijpelijke reactie, want engagement kwam nog niet eerder in Ozons oeuvre voor. Hoe zou hij dat aanpakken? Het in het geheim gemaakte Grâce à Dieu geeft het antwoord: dat pakt hij verrassend mild aan. Niet mild in zijn uitspraken tegen het misbruik van de katholieke kerk, waar het hier om gaat. Wel mild in zijn aanpak. In deze Spotlight 2.0 laat hij al zijn gebruikelijke franje varen en volgt hij drie mannen die elk ten prooi zijn gevallen aan dat misbruik. Daarbij baseert hij zich zowel qua daders als slachtoffers op de bestaande zaak rond priester Preynat. Verschil: de daders noemt hij hier bij naam, de inmiddels volwassen mannen die slachtoffer waren geeft hij andere namen mee. Als bij een estafetteloop volgt hij deze laatstgenoemden een voor een, om zo de verschillende manieren van omgaan met een trauma aan te kaarten.
Deze nogal fragmentarische aanpak zorgt er bijvoorbeeld voor dat de interessantste en meest aardse van de hoofdrolpersonen pas op tweederde van de film in beeld komt. Het is exemplarisch voor hoe Ozon hier op zoek is naar een vorm en uiteindelijk eindigt met middle of the road. Dat Grâce à Dieu desondanks op het filmfestival van Berlijn de Zilveren Beer kreeg toebedeeld, zal vooral zijn vanwege het belangrijke onderwerp dat hier wordt aangesneden. Inhoudelijk is het toch juist Ozons onbeholpenheid die hem voor eens zo ontroerend maakt: in het licht van deze pijnlijke actualiteiten verstomt zelfs zijn ironie.