Nina Gantz over Wander to Wonder
'Animatoren vergeten vaak het vies te maken'
Met haar tweede korte stopmotion-animatie Wander to Wonder bevestigt Nina Gantz de reputatie die ze had verworven met het veelgeprezen Edmond. Duister, knuffelbaar en gemaakt voor de bioscoop. “Er zat een hele speelfilm in mijn hoofd.”
Ze heeft pas twee stopmotionfilms gemaakt, maar toch kun je Nina Gantz, zonder veel kans op tegenspraak, al een van de beste Nederlandse animatoren noemen. Haar korte afstudeerfilm Edmond (2016, te zien op haar website), over een getroebleerde kannibaal, ontving tientallen prijzen waaronder een Bafta, de Engelse Oscar. En ook opvolger Wander to Wonder (2023) heeft op het moment van schrijven al dertien prijzen binnengehaald, waaronder die voor beste korte animatie op South by Southwest. “Edmond is natuurlijk een enorm succes geweest. Maar ik ben hier ook al heel blij mee. En vooral ben ik opgelucht dat het toch weer begrepen wordt, wat ik probeer te doen.”
Want stel je voor dat mensen, na acht jaar werk, schouderophalend reageren. “Ik heb liever dat ze het verschrikkelijk vinden, dan dat mensen ‘mwah’ zeggen”, lacht Gantz. “Het allerergste wat je kan overkomen, is dat je een saaie animatiefilm maakt. Dat zou echt een schande zijn, na zo veel werk.” Wat zeker geldt voor de arbeidsintensieve stopmotion – fysieke figuren, beeldje voor beeldje bewogen – waarin Gantz zich heeft gespecialiseerd.
Het andere goede nieuws is dat Wander to Wonder een Nederlandse bioscooprelease krijgt, als voorfilm van The Gullspång Miracle (2023). Want hoewel de meeste korte animatie gemaakt wordt voor het kleine scherm, is dat niet hoe Gantz werkt. “Ik maak de film echt voor de bioscoop. Ik weet dat die kleine poppen straks stand moeten houden op het grote doek. Wat vooral lastig is als je een gezichtje van twee centimeter moet belichten voor een close-up.”
Ja, dat lees je goed: twee centimeter. Zoiets uitvergroten tot bioscoopomvang betekent dat de vereiste precisie extreem wordt. De kleinste afwijking in waar bijvoorbeeld een pupil zit, kan een gezichtsuitdrukking ruïneren. “Zo’n pupil is minder dan een millimeter. Veel minder. Je verplaatst ze met een speldje; het luistert heel nauw. Terwijl je in stopmotion hoogstens een paar stappen terug kan gaan om iets te herstellen; verder terug kost je gewoon een dag.” Het maakt de zeer menselijke en ontroerende gezichtsuitdrukkingen in Wander to Wonder des te indrukwekkender.
Die gerichtheid op het grote doek kun je ook merken aan de duisternis in de wereld van Wander to Wonder, met zijn schaduwen en slechtverlichte ruimtes. Het zijn contrastwaarden die bij uitstek geschikt zijn voor de bioscoop. En uitzonderlijk voor animatie – zelfs voor korte animatie gericht op volwassenen. “Animatie is technisch zo lastig dat mensen vaak vergeten het dan ook nog even vies te maken. Ik was ook nooit geïnteresseerd in animatie, omdat ik dacht dat het te veel voor kinderen was. Te netjes. Te vrolijk. Maar toen lieten ze me op de Kunstacademie in Breda Jan Švankmajer zien, Michaela Pavlátová, de gebroeders Quay en heel veel Oostblok-animatie. En daar pas ik wel bij.”
Machteloos
Wander to Wonder heeft niet alleen letterlijk duistere passages – ook figuurlijk. Het verhaal heeft dan ook een duistere oorsprong. “Acht jaar geleden, toen ik samen met Simon Cartwright aan het verhaal begon, speelden de misbruikschandalen rond kinderprogramma’s van de BBC, met Jimmy Savile en anderen. Wij keken die tv-shows vroeger ook, dus dat bezoedelt toch een beetje je kindertijd. Maar we vonden het contrast ook interessant: het zachte en onschuldige tegenover het donkere.” En terwijl het misbruikaspect gaandeweg uit het verhaal verdween, bleef dat contrast behouden.
Wat ook bleef is het idee van een Engels kinderprogramma uit de jaren tachtig – Gantz woont in Londen – waarin een live-action presentator praat met poppen. Min of meer zoals in Sesamstraat Aart Staartjes praat met Tommie. Aan het begin van Wander to Wonder zien we dat die presentator dood op de grond ligt. En blijken in de kostuums van die poppen echte kleine mensjes te zitten – door Gantz stopmotion geanimeerd. Zo klein zijn ze, dat ze zonder die presentator zo goed als machteloos zijn in de schuurachtige studio waarin ze nu zitten opgesloten. Te klein om de deur te openen. Te klein om een pot augurken te openen. Vanaf het begin dreigt honger en de dood.
Flashbacks op vhs
Duister is het verhaal dus gebleven. Maar duister plus knuffelbaar maakt meelijwekkend in plaats van afstotelijk. En knuffelbaar zijn haar pluizige stopmotionfiguren zeker, in Edmond net zo goed als in Wander to Wonder. “Ja. Ik hou van donkere verhalen, maar zonder lichtheid heeft het voor mij geen zin. Dan wordt het onverteerbaar.”
Een deel van die lichtheid – hoewel het evengoed tragisch is – schuilt in hoe de drie mensjes opnames van de show blijven maken, hoe zinloos dat ook is: niemand kan ze meer zien. Zelf kijken ze wel nog naar oude afleveringen, waarvan ze vhs-banden hebben. Die krasserige vhs-beelden hebben iets spookachtigs en werken ondertussen ook, op een heel vanzelfsprekende manier, als flashbacks. “Flashbacks, maar niet op een flashback-manier”, zoals Gantz ze noemt.
En zo gaan we heen en weer tussen de vhs-opnames en de beklemmende wereld waarin de mensjes proberen te overleven. “Dat is ook iets wat beter werkt in de bioscoop, dat switchen van het tv-formaat van 4:3 naar het breedbeeld van hun wereld. En van monogeluid, voor de tv-show, naar 5.1 surround voor hun werkelijkheid.” Een zeer naturalistisch geluid (bromvliegen!) dat, samen met een effectieve dramatische score, die wereld een rauw realisme geeft dat contrasteert met de paradijselijke, kleurrijke, maar vervaagde fantasie van hun tv-verleden.
Uitgerekt
En net zoals de tv het verloren paradijs verbeeldt, kun je in de presentator gemakkelijk een god zien – of op z’n minst een ouder. Die, als die wegvalt, de ‘kinderen’ achterlaat met een wereld en met vaardigheden waaraan ze feitelijk niets meer hebben, hoezeer ze zich ook vastklampen aan hun herinneringen. Er zit voor hen niets anders op dan op zoek te gaan naar een nieuwe wereld – een hergeboorte, of de dood; Gantz laat ruimte voor interpretatie, wat de film des te universeler maakt. Als ik haar voorleg dat je, op dit niveau van abstractie, dezelfde beschrijving zou kunnen toepassen op Edmond moet ze lachen. “Haha, ja, klopt. Maar het is niet dat ik daar op die manier over nadenk. Dat zijn gewoon dingen die er blijkbaar ingebakken zitten.”
Wat ook voor beide animaties geldt, is dat ze zijn opgebouwd uit vignetten. Een van de gevolgen is dat ze langer lijken dan ze zijn. “Door die vignetstructuur denk je vanzelf, oh er kan nog veel meer gebeurd zijn. En dat heb je dan gewoon niet gezien. Daardoor wordt je beleving van de tijd uitgerekt.”
Want Wander to Wonder, met al het bovenstaande, duurt slechts veertien minuten. Elf, zonder de credits. Maar die elf minuten tonen een complete, doorleefde wereld, met kleine mensjes met volwaardige persoonlijkheden die je nog veel beter zou willen leren kennen. “Dat is ook het lastige aan de film. Dat je een groot verhaal hebt en maar weinig tijd. Er zat een hele speelfilm in mijn hoofd en dat voel je denk ik ook wel.”
Het is een idee: hoe geweldig zou het zijn als na het bioscoopsucces van de eerste Nederlandse stopmotion-animatiefilm voor kinderen Knor (Mascha Halberstad, 2022), Nina Gantz een lange stopmotion-animatie voor volwassenen zou kunnen uitbrengen – of dat nu een langere versie is van deze of een geheel nieuwe? Tot die tijd kunnen we al blij zijn dat Wander to Wonder hier te zien is in de bioscoop.
Wander to Wonder is vanaf 12 september 2024 te zien in de Nederlandse bioscoop