Lisandro Alonso over Eureka
'Ik hou het meest van tussen de bomen filmen'
Tien jaar na Jauja keert Lisandro Alonso terug met een mysterieuze film die met meerdere verdwijningen het publiek op dwaalsporen zet. “Misschien blijft dat verhaal over verdwijning de komende twintig jaar wel terugkomen in mijn films.”
Met zijn uitgebeende films schurkte de Argentijnse cineast Lisandro Alonso al langer tegen de western aan. Zijn elementaire films gaan namelijk over hoe mensen opgeslokt kunnen worden door het landschap en kunnen verdwijnen in de grootsheid van hun omgevingen.
In zijn zesde speelfilm Eureka maakt Alonso de associatie met dat oergenre expliciet, door de film te openen in het wilde westen. Daar speelt Viggo Mortensen, ook al de hoofdrolspeler in Alonso’s vorige film Jauja (2014), een schietgrage kerel die zijn verdwenen dochter probeert terug te vinden.
Het blijkt na zo’n twintig minuten een valste start. De western is een film-in-de-film, te zien op een televisietoestel in het huis van een politieagente op het Pine Ridge-reservaat in South Dakota. De nepwestern is lang niet het eerste dwaalspoor waar Alonso je gedurende deze mysterieuze film op zet. Alleen al door de omvang van het meermaals vertakkende narratief kan Eureka zijn meest ambitieuze werk tot nu toe genoemd worden. Het is ook zijn meest raadselachtige film, eentje die betekenis niet afdwingt, maar juist geleidelijk laat ontstaan door constant te spelen met het idee van verdwijning en afwezigheid.
Uw films beginnen er vaak mee dat u een langere tijd doorbrengt op een bepaalde plek. In het geval van Eureka was dat het Pine Ridge-reservaat in South Dakota. Hoe was die ervaring? “Toen tien jaar geleden Jauja in première ging, had ik al de wens om meer tijd door te brengen met de oorspronkelijke bewoners van Amerika. Datzelfde jaar kreeg ik wat residenties en beurzen in Amerika, onder meer in Boston en Manhattan. Maar het ding is: ik wil geen films maken in de grote stad. Dus ik belde Viggo Mortensen om te vragen of hij een goede plek wist en hij verwees me naar het Pine Ridge-reservaat. Ik klopte gewoon bij mensen aan en zag wel wie er opendeed. Dat heb ik jarenlang gedaan, want je moet je gezicht blijven laten zien als je een film met mensen wil maken.”
En daar ontstaan dan de verhalen en personages uit die uiteindelijk in de film belanden? “Mijn ervaring op het reservaat is meer zoals het personage van Chiara Mastroianni, die een buitenstaander speelt. Een beetje verloren en zoekende. Maar als je eenmaal daar bent is het onmogelijk om alle sociale en economische problemen van die plek niet te zien. Ik wilde daar een panorama van schetsen, zodat de film op een beweeglijke manier bij verschillende huizen binnen kon komen. Zo kwam ik op het idee van een vrouwelijke politieagent; via hara perspectief kunnen we al die situaties zien.”
Dit specifieke reservaat is de afgelopen tien jaar veel in het nieuws geweest en ook in meerdere films getoond, waardoor het wellicht meer expliciet politieke connotaties krijgt. Was het uw doel om dat politieke gesprek in de film te verwerken? “Laat ik het zo zeggen: ik zie mijzelf niet als een politieke regisseur, of zelfs als een sociale filmmaker. Dat soort ideeën zitten misschien wel in de film, maar dan als een manier om bij de poëtische laag te komen. Ik denk dat we vandaag de dag allemaal wel begrijpen wat de context van een bepaald beeld is. Zelfs uit een selfie kunnenmensen al razendsnel alle informatie halen. Deze film is ambitieuzer, hij heeft complexere lagen en toont meerdere vormen van representatie. Daarnaast: als ik over films denk, denk ik vooral over wáár ik wil filmen. Ik wil nog naar Brazilië, naar het gedeelte van de Amazone daar. Dat is een droom die nog verwezenlijkt moet worden.”
Waarom is dat een droom voor u? “Ik hou het meest van tussen de bomen filmen. Ik weet niet precies waarom, ik denk dat die beschutting me een bescherm gevoel geeft. Toen ik me serieus met film ging bezighouden, keek ik films van Werner Herzog en dat liet een enorme indruk achter. Ik weet ook nog dat ik rond mijn tiende de Tarzan-film met Christopher Lambert zag [Greystoke: The Legend of Tarzan, Lord of the Apes, 1984; HE]. Daarin was het beeld gevuld door apen en bomen.”
Dat is een grappige referentie, omdat de Tarzan-films van oudsher juisteen exotiserend beeld van de jungle schetsen. Uw films bevragen die klassieke representatie van de Westerse film juist. Neem bijvoorbeeld hoe de western waarmee Eureka begint clasht met de kille realiteit van het reservaat. Hoe ziet u de spanning tussen die twee vormen van representatie? “Ik groeide op met westerns en ik hou er enorm van. Maar veel van die films zouden vandaag de dag niet meer gemaakt kunnen of mogen worden, ze bevatten schadelijke beelden. Tegelijkertijd: ik weet dat roken slecht voor me is, maar ik rook alsnog. Het is een gewoonte en het zit diep in ons. Het kost veel moeite om mensen die op een bepaalde manier zijn opgegroeid anders te doen handelen.”
Ik las ook dat u geïnspireerd was door het boek Blood Meridian van Cormac McCartney, wat wordt gezien als de ultieme anti-western. “Kijk, ik probeer gewoon van het proces te genieten en iets te maken waarover ik me niet schuldig voel. Maar ik heb wel bedacht dat de western aan het begin van Eureka er niet uit moet zien als iets wat ik zou regisseren. Tijdens het draaien van dat gedeelte liet ik de beeldvoering veel meer over aan cinematograaf Timo Salminen, die ook de films van Aki Kaurismäki draait. Hij filmde het op een klassieke manier. Ik denk vervolgens na over de structuur. Er is het zwart-wit van de western, maar in het echt is het niet zo simpel als goed versus slecht. Dus daar borduur ik op voort. Overigens lijkt het western-gedeelte wel weer op mijn eerdere film Jauja, met opnieuw een vader die naar zijn dochter zoekt. Dat blijft toch altijd weer hetzelfde. Misschien blijft dat verhaal over verdwijning de komende twintig jaar nog wel terugkomen in mijn films.”
Cinema gaat vaak het concrete, om dingen tonen, maar uw werk gaat juist over die afwezigheid en weglating. Waarom komt u daar steeds op terug? “Ik weet het niet zeker, maar het idee van afwezigheid creëert vanzelf mysterie. Dat is hoe ik mijn films structureer. Wanneer je stilte en het niets filmt, roept dat vanzelf vragen op. Het publiek legt de verbanden dan zelf. Dus bij mijn films draait eerder om dingen weghalen dan om dingen erin stoppen. Daarom had ik nooit gedacht dat ik ooit zoiets als het western-deel zou filmen. Scènes met geweren en prostituees, dronken mensen, zinloos geweld. Dat was leuk – misschien het enige leuke deel van alle opnames!”
Ja, ik kan me voorstellen dat midden in de nacht in ijskoud South Dokota filmen minder leuk is dan cowboytje spelen op een oude Hollywood-set. “Ja, maar dat is ook een representatie van cinema zelf. Dat is het lot. Het idee dat je alles kan controleren is leuk, maar dat soort actie bestaat alleen in films. Daarom stop ik die western ook in een tv. Want daarna moet je terug naar de realiteit, waar dingen anders ruiken en voelen. Het is allemaal een leugen, een entertainment-leugen over hoe we onszelf zien.”