Agarrame fuerte

Op de grens van het mogelijke

Agarrame fuerte

Wanneer haar beste vriendin overlijdt, stapt Adela in een bus die haar brengt naar een plek waar zij en Elena nog één keer samen kunnen zijn.

“We kunnen haar toch niet alleen laten?”, vraagt Adela vertwijfeld. Samen met andere vrienden en familieleden staat ze rond de kist van Elena in een sfeerloos mortuarium. Er wordt verwacht dat ze vertrekken, maar Adela wil niet gaan. Als ze even later huilend in de auto zit, een takje gipskruid op het dashboard, ziet ze een bus voor zich stoppen.

Het Uruguayaanse Agarrame fuerte is een film waarin rouw een scheur in het weefsel van de realiteit trekt. Die bus brengt Adela naar een huis aan het strand waar zij en Elena een weekend doorbrengen, samen met nog een derde vriendin. Ze lezen Maigret-pockets op het strand, worden dronken bij een kampvuur, dansen op Haddaway’s ‘What Is Love’.

Het is als een “tijdreis naar een gedeeld heden”, zoals Céline Sciamma haar film Petite maman (2021) typeerde, waarin een meisje haar moeder als achtjarige ontmoet. Met die film heeft Agarrame fuerte sowieso wel wat gemeen. In de ‘kleinheid’ en subtiliteit, de onnadrukkelijke manier waarop de film onder je huid kruipt.

Wanneer je iemand verliest die dicht bij je staat, betekent dat niet alleen dat je moet leren je te verhouden tot een wereld waarin diegene er niet meer is, maar ook tot wie jij bent zonder die persoon. De verbindingen die we aangaan met anderen zijn fundamenteel aan ons zijn. Als een dierbare ons ontvalt, gebeurt dat niet buiten ons, maar in ons.

Ergens op de grens van het mogelijke krijgt Adela de kans om precies dat te verkennen. Om de draden die hen verbonden te ontrafelen, de manieren waarop Elena in haar wezen zit vervlochten. “Ik ga je zo missen”, verzucht Adela aan het einde van het weekend tegen Elena, maar misschien ook wel tegen zichzelf. Ze omhelst Elena een laatste keer, houdt nog één keer vast aan wie ze was met haar.