Allégorie citadine

De straat op

Allégorie citadine

Houden beelden ons in de greep of kunnen ze ons bevrijden? In de korte film Allégorie citadine geven filmmaker Alice Rohrwacher en kunstenaar JR hun eigen draai aan Plato’s allegorie van de grot.

Sinds Plato de dichters uit zijn ideale staat verbande, worstelt de kunst met het verwijt dat ze de weg naar ware kennis belemmert. Filmmaker Alice Rohrwacher en kunstenaar JR formuleren een weerwoord, juist door zich tot Plato’s eigen geschriften te wenden. In de korte film Allégorie citadine (die wordt vertoond samen met Leos Carax’ kortfilm C’est pas moi) herinterpreteren ze de allegorie van de grot als een pleidooi vóór de kunst.

Stel je een grot voor. De mensheid zit daar op de grond, geketend, met de rug naar de uitgang. Wat wij als werkelijkheid ervaren, zijn slechts schaduwen op de wand. In Plato’s allegorie is het de filosoof die uit de grot ontsnapt, het licht ziet en terugkeert om zijn medegevangenen te bevrijden.

In deze korte film is het niet de filosoof, maar de kunstenaar die de waarheid heeft gezien. Hij fluistert iets in het oor van een jongetje, dat vervolgens de ketenen verbreekt en de grenzen van zijn wereld uitdaagt. Dit jongetje is Jay (Naïm El Kaldaoui). Hij is door zijn moeder (Lyna Khoudri) van school gehaald, omdat hij koorts heeft. Maar eerst moeten ze nog even langs het theater, waar zij auditie doet voor een moderne bewerking van Plato’s allegorie en Jay in gesprek raakt met de regisseur (Leos Carax).

De film leest Plato’s grot niet als een metafoor voor eeuwige, onveranderlijke waarheden en hun relatie tot de zintuiglijke wereld, maar als een verhaal over sociale constructies, beeldvorming en illusie. Waar Plato onderwijs zag als het pad uit de grot, leggen Rohrwacher en JR de nadruk op verwondering, verbeelding en kunstzinnige ontregeling. Het is dan ook geen toeval dat de jongen die de illusies van de maatschappij doorprikt, die dag niet op school zit.

JR noemt zichzelf een ‘photograffeur’, een samentrekking van photographe (fotograaf) en graffeur (graffitikunstenaar). Zijn kenmerkende streetart is prachtig verwerkt in de film. Wanneer Jay letterlijk begint te tornen aan het weefsel van de samenleving, onthullen de muren van de stad monumentale zwart-witbeelden van een grot.

Plato’s allegorie gaat meer over epistemologie en ontologie dan over esthetiek. Toch wordt ze vaak aangehaald in het denken over kunst en representatie. Hoewel Plato duizenden jaren voor de uitvinding van film schreef, is zijn allegorie gemakkelijk op cinema toe te passen. Zitten wij, bioscoopbezoekers, niet ook met onze rug naar de werkelijkheid, starend naar schaduwen op het doek?

In Allégorie citadine staan die schaduwen niet voor de tastbare wereld, zoals bij Plato, maar voor propaganda en beeldvorming. Beelden, maar niet kunst. Want in kunst ligt een oproep tot actie besloten. “Misschien is het niet genoeg om te zeggen dat beelden illusies zijn, aangezien de ketenen echt zijn.” Beelden kunnen ons gevangen houden, maar kunst kan ook de weg naar buiten wijzen.