Apichatpong Weerasethakul over Uncle Boonmee Who Can Recall His Past Lives

Film als tijdmachine

Apichatpong Weerasethakul

“Het is een metafoor voor het nationale geheugen. Of zoiets.” Aldus de Thaise Gouden Palmwinnaar Apichatpong Weerasethakul. De Filmkrant sprak de regisseur kort in Cannes, en een paar maanden later opnieuw in Nederland.

‘Zinloos, obscuur en tergend saai.’ Nooit te beroerd voor een tegendraads oordeel verketterde een stel Parijse filmcritici onlangs de Gouden Palm-winnaar Uncle Boonmee Who Can Recall His Past Lives. Tim Burton mocht als juryvoorzitter de relatief onbekende Apichatpong Weerasethakul (Bangkok, 1970) een plaats in de eregalerij van filmmakers hebben bezorgd, het clubje Parijse dilettanten was niet onder de indruk. ‘Tussen de schimmige verschijning van een gorilla met myxomatose en het orgasme van een prinses die toegeeft aan de verlokkingen van een ondernemende meerval, weet men niet meer wat te doen’, aldus de man van Le figaro.

Maar helaas, al is Weerasethakul (“noem me maar Joe”) de laatste die dat zal beweren, de Parijzenaars hebben het mis. Natuurlijk is er geen voorgeschreven manier om naar film te kijken, en zeker niet naar de films van deze Thaise maker, maar hier is toch echt iets speciaals aan de hand, ook zonder al te veel te mystificeren. Dat maakte de Canadese criticus James Quandt wel duidelijk in een boek over de filmmaker: hoe onwaarschijnlijk het bij de eerste keer kijken ook lijkt, Weerasethakuls cinema is aards en begrijpelijk. Ook al speelt hij via het gevoel. Maar je moet er wel open voor staan. Dat doen ze in Cannes. In 2002 won Blisfully Yours het Un Certain Regard-programma en in 2005 kreeg Tropical Malady de juryprijs toegekend.

Uncle Boonmee vertelt over de laatste dagen van een man die in zijn huis in de jungle bezoek krijgt van de geest van zijn overleden vrouw en de dolende verschijning van zijn verdwenen zoon die de vorm heeft aangenomen van een gorilla. Aan tafel praten ze over het verleden.

Critici en kijkers beginnen vaak op serieuze toon over mysteries en geesten te oreren maar er zit ook een sterk komisch element in uw films. “Ik was blij dat bij vertoningen in Thailand mensen begonnen te lachen. Het viel me wel op dat bij vertoningen in Cannes soms een hele rij Thaise bezoekers lachte maar dat de rest van de zaal stil was. Er zijn altijd dingen die ik niet kan vertalen. Ik hou daar eigenlijk wel van. Ik hou ervan dat mensen niet precies weten hoe ze moeten reageren. Of dat ze niet weten of de hele film een grap is. Of dat de hele cinema een grap is. Dat ze zich ergens op een onbekende plek bevinden. Ik hou van die manipulatie die mensen in het ongewisse laat. Na die Gouden Palm werd gezegd dat mijn film het sociale en politieke gewicht miste dat bij een Palm-winnaar hoort. Omdat men niet wist hoe precies te kijken. Maar voor mij doet dat er allemaal niet toe. Ik wil dat mensen zo weinig mogelijk weten als ze de zaal in gaan, dat ze achterover gaan zitten en ontspannen.”

Uw films zijn erg persoonlijk. Biografie is een van de sleutels tot uw werk. “Ja, mijn films zijn als dagboeken. Ze laten zien hoe ik leef en wat ik voelde op bepaalde momenten. Ze zijn ook mijn herinneringen. Zo praat ik met de wereld. Veel filmmakers doen dat.”

Maar veel filmmakers ook niet. Bovendien laat u veel aan het publiek over. Wat biografisch is, blijft volledig in het midden. “Mensen moeten dat zelf uitzoeken. Maar er is altijd een link, een niveau waarmee de kijker zich kan verbinden, iets dat aansluit bij de ervaringen van anderen. Voor mij zijn die films een manifestatie van een magie die ons kan transporteren naar andere mensen, naar andere levens. Een heel ander soort communicatie dan hoe wij nu met elkaar praten.”

Uncle Boonmee maakt deel uit van het multimediaproject Primitive. Toch lijken de andere delen meer uitgesproken politiek. “Het hele project gaat over de sociale en politieke realiteit van het noordoosten van Thailand, het Isan-gebied dat in de twintigste eeuw grensde aan communistische landen. Omdat de staat erg bang was dat de boeren in het gebied communistisch zouden worden, heeft ze tussen de jaren zestig en tachtig de bevolking met veel geweld onderdrukt. Veel mannen werden vermoord of vluchtten de jungle in. Tussen beide groepen is lang gestreden. In de dorpen bleven alleen vrouwen en kinderen achter. Met Primitive probeer ik me dat gebied opnieuw voor te stellen. Ik zoek naar een manier om het verhaal te vertellen van de verdwijningen. Of me voor te stellen dat de boeren en de militairen als geesten door de jungle zwerven. Als echo’s. Over die politieke kant maakte ik de kortfilm Phantoms of Nabua.
Uncle Boonmee vertelt meer over de sociale kant van het verhaal. Over het geheugen van het gebied maar ook over mijn persoonlijke herinneringen. Die ben ik gaan toevoegen aan het boek A Man Who Could Recall His Past Lives, waar ik de film op baseerde. Herinneringen aan mijn vader, die ook stierf aan nierfalen. Aan het huis van mijn vader. Maar ook herinneringen aan filmmaken en aan cinema. Eerst aan mijn eigen films omdat ik reïncarnaties opvoer van personages uit Blisfully Yours en Syndromes and a Century. Maar ook aan cinema als medium, dat op celluloid dreigt te verdwijnen nu iedereen digitaal gaat filmen. Het zal niet iedereen opvallen maar we hebben de film verdeeld in zes verschillende stijlen, die een ode zijn aan klassieke cinema of juist mijn persoonlijke manieren van filmen laten zien. In die zin is Uncle Boonmee een tijdmachine waarmee ik oude levens opnieuw kan opvoeren.”

Waar komt uw stijl vandaan? “Ik weet dat mijn films niet in een genre passen, ze zijn mixen van mijn ervaringen en sensibiliteiten. Ik groeide op in een klein plaatsje waar ik in de bioscoop veel klassieke films zag, zoals kostuumdrama’s of films met opzichtige decors. Dat is dus een van de stijlen die ik gebruik in Uncle Boonmee. Daarna vertrok ik naar Chicago om film te studeren en raakte ik geobsedeerd door experimentele cinema door de enorme vrijheid die me dat gaf. Ik voelde me als een schilder die iets heel persoonlijks kan uitdrukken omdat ik in mijn eentje aan een film kon werken. We werkten nog met celluloid en een oude montagetafel waar je film echt aanraakt en erin knipt. Dat was een verrijkende en verlichtende ervaring. Ik hield van het medium, van het fysieke materiaal en van de 24 frames per seconde. Dat heeft me zeer beïnvloed waardoor ik in mijn films ook altijd film als film wil tonen, ik wil de kijker altijd even verklappen dat hij naar een illusie kijkt, dat het om twee en niet drie dimensies gaat, dat er geacteerd wordt.
“Vanuit Chicago ben ik in Bangkok gaan wonen en daar maakte ik met mijn filmmaken weer een andere reis. Eerst dacht ik altijd experimentele films te zullen blijven maken, zwart-wit en 16mm. Ik was vastbesloten. Maar toen ontdekte ik dat Thailand vol verhalen zit en het voelde niet goed om al die verhalen en gevoelens via experimentele film te vertellen, zoals Stan Brakhage bijvoorbeeld het celluloid zelf bewerkt. Ik worstelde daar een tijdje mee en toen vond ik deze hybride vorm.”

Tropical Melody en Blisfully Yours gaan meer over liefde en verlangen dan uw latere films. Besloot u op een zeker moment dat u zich meer politiek moest uitspreken? “Ja, ik voelde me gevangen in mijn eigen manier van verhalen vertellen. In de dubbele structuur die ik een paar keer gebruikte. Ik wilde meer ontdekken. Daarnaast groeide de politieke onrust in Thailand. Door de steeds sterkere censuur die minderheidsgroepen buiten de grote steden naar de marge drukt en niet meer gehoord wil laten worden, werd ik juist nieuwsgierig gemaakt om die gebieden te bezoeken. De censuur maakte me meer sociaal en politiek bewust. Ik begon na te denken over de Thaise geschiedenis. Door daarover in mijn films te vertellen ben ik wel bekritiseerd. Online wordt er veel negatiefs over mij verteld. En een vriend van me werkt bij een conservatieve krant. Die zei dat door de eigenaar is opgedragen dat ze geen enkel positief bericht over mij mogen publiceren. En ik heb voor de Thaise vertoningen een paar scènes moeten schrappen. Over een monnik die gitaar speelt en een arts die whisky drinkt. Kan allemaal niet. Maar dat vind ik minder belangrijk dan dat de stem van minderheidsgroepen niet meer te horen is. Vanzelfsprekend ga ik dat meer en meer in mijn films verwerken. Want ik maak persoonlijke films. En deze ervaringen worden nu eenmaal in mijn leven gekrast.”

U moest die monnik uit Syndromes verwijderen maar nu voert u hem toch weer op. Een provocatie? “Nee. Ik ben gewoon erg geïnteresseerd in het monnikenleven. Ik wil het demystificeren. Wanneer je monnik wordt, verander je je naam en je kleren. De manier waarop mensen je benaderen verandert. Het is alsof je een ander leven begint. Maar ik ben zelf niet religieus. Ik geloof niet in reïncarnatie hoewel ik niets zeker weet. Ik ben nieuwsgieriger naar de werking van de hersenen. Zodra we die meer doorgronden, begrijpen we ook meer van die gevoelens die mensen over hun vorige levens hebben. Meditatie is wetenschap voor mij. Boeddhisme, of hoe je het ook wilt noemen, gaat over controle van de geest. Misschien dat mijn films religieus lijken maar het gaat mij veel meer om de zoektocht naar de verborgen kennis in onze hersenen. Eerst hadden we de industriële revolutie, toen de computerrevolutie. Nu praten we over hypothetische elementaire deeltjes als het graviton. Ik denk dat we daarna een revolutie van de geest zullen beleven.”