Jean-Pierre en Luc Dardenne over Le jeune Ahmed

'Wij zijn filmmakers, geen gieren'

Jean-Pierre en Luc Dardenne (foto: Chris Plenus)

Na La fille inconnue leek de liefde tussen Cannes en de gebroeders Dardenne bekoeld. Maar toen afgelopen mei de prijzen werden verdeeld, stonden de makers van Le jeune Ahmed opnieuw te glunderen. “We begonnen bij verwondering en het verlangen te begrijpen.”

Jean-Pierre en Luc Dardenne waren er niet gerust op, toen ik de broers vlak voor Cannes in Brussel sprak over Le jeune Ahmed. Acht keer meedingen naar de Gouden Palm (en tweemaal winnen) is veel. “Misschien denkt iedereen: ‘daar heb je hen weer’”, vreesde Luc. Terwijl Jean-Pierre blij was dat het feit dat de film direct na het festival in Frankrijk en België zou uitkomen “uitsloot om zoals bij La fille inconnue de film te veranderen na negatieve reacties.” Die ontnuchterende ervaring zette hen volgens Luc aan om dit keer “te blijven sleutelen tot we ècht klaar waren.” Het leverde hen de prijs voor Beste Regie op.

Al bij de release van La fille inconnue zagen jullie haat en fanatisme als insteek voor een film over terreur. LD: “Op 22 maart 2016 waren er de terreuraanslagen in Brussel en toen we in mei van dat jaar terugkeerden uit Cannes vond er in het Brusselse Joods Museum een schietpartij plaats. Dat terreur ook in ons land opdook, hield ons bezig. Wij maken films over wat er leeft in onze omgeving en zo groeide het idee dat het een onderwerp voor een nieuw verhaal kon zijn.”
JPD: “We begonnen bij verwondering en het verlangen te begrijpen. En van de vraag of fanatisme een vicieuze cirkel is die doorbroken kan worden.”

Le jeune Ahmed koppelt een zoektocht naar identiteit aan radicalisering. LD: “Ahmeds leeftijd is die van de idealen, van het verlaten van familie en zoeken naar modellen bij vrienden, leraren en imams. Ahmed wil deelnemen aan iets dat groter is dan hijzelf. Hij verlangt naar een ideaal van zuiverheid en wordt een bezeten jongere.”
JPD: “Ahmed is een jongere die verleid werd. We kozen bewust voor een jongere, omdat hij makkelijker dan een twintigjarige nog te bevrijden is van zijn fanatisme.”

Sociaal-economische factoren verklaren niets. JPD: “We wilden religieus fanatisme ernstig nemen. Tegelijk ontkennen we niet dat economische factoren een rol kunnen spelen. Maar dat volstaat niet. Geradicaliseerde mensen vind je niet enkel in economisch zwakke milieus. Ahmeds gezin verkeert niet in een precaire situatie. Maar volgens hem gedragen zijn moeder en zus zich niet zoals zou moeten. Ahmeds radicalisering voltrok zich al voor het begin van de film. Hoe dat gebeurd is, leggen we niet uit; we tonen alleen dat hij in een wurggreep zit. We onderzoeken of hij daaruit kan ontsnappen.”

De consequenties van met idealen verbonden daden ontgaan zowel Ahmed als de imam. JPD: “Dat is de logica van fanatisme. Fanatici elimineren dingen en individuen die in de weg staan van het rijk waarvan ze dromen. Ze hebben in hun ogen het recht om te doen wat ze doen, de gevolgen en het kwaad houden hen niet bezig. Daarom geven we aan dat om weer kind te worden Ahmed vergiffenis moet vragen. Vergiffenis is verbonden met een bewustzijn van het kwaad.”
LD: “Dat proces van vergiffenis verloopt niet via de instellingen of via de ontmoeting met zijn slachtoffer, maar via de moeder.”

Er kleeft iets mysterieus aan Ahmed. LD: “Hij blijft enigmatisch en beangstigend omdat hij zich van alles afsluit en niet langer voor rede vatbaar is. Ahmed zit vast in een logica van ‘zij of wij’. In onze films zorgt een ander personage er meestal voor dat de hoofdpersoon uit zijn opgeslotenheid ontsnapt. Dat was hier onmogelijk. Vandaar dat we kozen voor een afloop die dit weerspiegelt.”
JPD: “Op geen enkel moment willen we Ahmed verklaren of veroordelen. We dalen samen met hem af in zijn obsessie om iets te vinden dat hem de kans geeft te ontsnappen. We geven aan dat het moeilijk is, maar benadrukken dat elke mens gered kan worden.” LD: “Die redding loopt via lijden. Ahmeds bezetenheid is lijden, ook al is hij er zich niet van bewust. Door zijn isolement is hij heel eenzaam.”

Ahmeds onrust drukken jullie uit door zijn bewegingen met de camera te volgen en hem op te sluiten in het beeldkader. Maar hij ontsnapt… LD: “… uit het kader. Ahmed is een personage dat ons ontsnapt. We fixeren hem in het slot, maar tot dat moment ontglipt hij ons. Daarom zijn we bij dit einde uitgekomen – omdat we niet uit die geslotenheid geraakten. We overwogen verschillende uitwegen, maar om zijn bezetenheid te vatten – fanatisme is niet iets waar je zomaar van ‘geneest’ – was dit de enige manier.”
JPD: “De camera is niet God, zoals wij ook niet meester zijn over alles in het leven.”

Film is voor jullie een studie in beweging en ruimte. LD: “Altijd. We wilden Le jeune Ahmed het ritme van een koers geven. Maar, zoals gezegd, hij ontsnapt ons. Dat is het leven. De camera neemt het standpunt van het leven in en niet die van ideologie. We hebben niet gefilmd vanuit de blik van de imam, maar met de blik van een kind dat nog aan het leven ontsnapt. Ook voor een stuk met de blik van Inès of van zijn moeder, de mensen die hem terug naar het leven willen brengen. We vonden het leuk dat er dingen waren die hijzelf niet controleerde. Zoals zijn lichaam.”
JPD: “We wilden die jongen redden. Maar niet via narratieve pirouettes, want wat hij doet en denkt is wel echt verschrikkelijk. De enige manier voor hem en voor ons om eruit te komen, was het besef te laten doordringen dat het lichaam een gewicht heeft en dat de dood geen droom is maar een realiteit.”

Komt het daarom tot een botsing tussen ideeën en de fysieke kant van dingen? JPD: “Ahmed is gelukkig nog altijd meer gecharmeerd door het leven dan door de dood. Hij houdt van dieren, wil niet dat een hond hem aanraakt, maar streelt wel kalveren. Hij raakt graag dingen aan, terwijl hij er tegelijkertijd van terugschrikt. Zijn fascinatie voor dingen die bewegen, leven, is groot.”
LD: “Hij organiseert de ruimte om zich heen uit angst besmet te worden door onzuiverheid. Terwijl net die onzuiverheid het leven is.”
JPD: “Wij houden niet van zuiverheid, daarom brengen we een lofzang op de onzuiverheid via het verhaal van een kind dat bezeten is door een zuiverheidsideaal.”

Jullie kozen niet voor het standpunt van de slachtoffers van terreur maar voor dat van de geradicaliseerde. Riep dat vragen op? LD: “Het hield ons bezig. Ook daarom kozen we niet voor een ouder personage. Het redden van zo’n geradicaliseerde zou een wrang gevoel creëren wanneer men denkt aan de slachtoffers. Iemand die dit veroorzaakt heeft plots een ander mens laten worden leek ons respectloos en ongepast voor de omvang van de tragedie. De keuze voor een kind was gelinkt aan de gedachte dat een kind per definitie minder verantwoordelijk is dan een volwassene. Hij is nog iemand die onder de invloed van zijn imam verkeert. Wat wij wilden onderzoeken was de diepte van indoctrinatie en hoe moeilijk het is om eruit te geraken.”
JPD: “Het is de eerste keer dat men ons dit vraagt, maar je hebt gelijk om de vraag te stellen. Tot onze verbazing komen dergelijke morele vragen niet aan bod.”

Terwijl de grens tussen filmen vanuit slachtoffers en exploitatie soms dun is, wat je als kijker een vies gevoel geeft. LD: “Het voelt vies, sinister aan. En wanneer er één ding is dat we niet willen zijn als filmmakers dan is het gieren. Humanisme en respect zijn belangrijk.”