Isabel Lamberti over La última primavera

'Af en toe ben je de realiteit een stapje voor'

La última primavera

La última primavera is een tedere raamvertelling over een Spaanse familie die toeleeft naar het onvermijdelijke moment dat hun geliefde huis in een sloppenwijk buiten Madrid wordt gesloopt. Lamberti: “Dit is een film waarin zij hun eigen toekomst naspelen.”

In 2019 was Ena Sendijarevic’ Take Me Somewhere Nice (2019) geselecteerd voor ACID, het jongste programmaonderdeel van Cannes, waar nieuwe cinema een podium krijgt. Dit jaar gaat die eer naar de Nederlands-Spaanse maker Isabel Lamberti met La última primavera. Lamberti’s speelfilmdebuut is een intiem portret van de Spaanse familie Gabarre Mendoza, waarvan Lamberti eerder twee broertjes filmde in haar afstudeerfilm aan de Nederlandse Filmacademie, Volando voy (2015). De focus is nu breder en het onderwerp prangender: de raamvertelling schakelt tussen alle familieleden, inclusief aangetrouwde partners, die weten dat ze binnenkort uit huis worden gezet. In een neorealistische stijl volgen we gedurende de film hun lief en leed. Stille momenten van geluk maken geleidelijk plaats voor het onbehaaglijke gevoel van een onzekere toekomst. Lamberti schetst zo een melancholisch portret van een familiesysteem dat volledig is gebouwd rondom hun kwetsbare woonomgeving, een verdwijnende sloppenwijk aan de rand van Madrid.

We spraken je eerder over je korte film Vader in onze jaarlijkse serie Hollandse Nieuwe. Toen noemde je La última primavera een hybride film. Wat betekent dat voor jou en hoe ziet dat filmproces eruit? “Ik haal mijn inspiratie uit de realiteit, terwijl ik me niet laat beperken door ‘de waarheid en niets anders dan de waarheid’. Ik ken deze familie al sinds 2015, dus ik heb mijn film met hen in gedachten geschreven. Alle verhaallijnen staan daardoor dicht bij de personages zelf. Het is absoluut geen documentaire, want ik geef mezelf ook de vrijheid om dingen toe te voegen, maar het blijft wel dicht bij de realiteit. Ik merk dat ik het fijn vind met echte mensen en dus hun echte verhalen te werken.”

Isabel Lamberti. Foto: Robin Alysha Clemens

Wat levert dat op? En wat is de uitdaging? “Dat er dingen ontstaan of gebeuren die ik zelf niet kan verzinnen en die ik veel beter vind dan alles wat ik wel kan verzinnen. Die hele uitzetting van de familie was een gegeven. Dat werd voor mij de leidraad van het verhaal. In een specifieke scène heeft tienermoeder Maria een confrontatie met haar eigen moeder, die ver buiten die familie staat. Dat is echt haar moeder en dit is ook echt gebeurd voor mijn camera. Wat levert dat op? Dat je een scène krijgt waarin zij een gesprek hebben en dat Maria in huilen uitbarst. Dat had ze nooit kunnen acteren en ik had dat waarschijnlijk nooit kunnen regisseren. Wat er dan gebeurt, is voor mij magisch, bijna echter dan echt. Zo werken geeft ons allemaal extra spanning en focus, want we wisten bijvoorbeeld niet of hun huis tijdens de opnames zou worden neergehaald. Wat zouden we moeten doen als dat zou gebeuren? Uiteindelijk zijn ze een maand nadat wij klaar waren met filmen hun huis uitgezet. Nu wonen ze in een ‘normale’ flat waar ze overigens best gelukkig zijn; de elektriciteit werkt altijd en ze zijn niet meer afhankelijk van de wekelijkse levering van water. Tegelijkertijd moeten ze opeens huur betalen, wat ze niet gewend zijn. Af en toe haalt de realiteit je dus in en af en toe ben je hem een stapje voor. En daar zoek ik naar: momenten waarop ik zelf verrast word, die vragen om een intuïtieve benadering.”

Hoe is deze film eigenlijk begonnen? Je kent de familie immers al jaren. “Ik heb mijn eindexamenfilm gemaakt met twee broertjes uit die familie. Bij het maken van die film raakte ik bevriend met de hele familie en sindsdien ben ik ze blijven volgen. Ik wil niet zeggen dat ik een onderdeel van de familie werd, dat is te veel, maar ik ken ze allemaal door en door. Wat fijn was tijdens het draaien, want die band was heel voelbaar en ik kon zo heel dichtbij komen. Hun wereld is uniek, omdat het bijna raar is dat het nog bestaat in een metropool als Madrid: een zelfvoorzienende microkosmos met zijn eigen regels en eigen normen en waarden. Ik wist van de dreiging dat ze weg moesten en wilde daar nog een laatste film maken.”

De film zit vol details en gebaren die je niet zomaar in een scenario schrijft. In hoeverre is het eindresultaat in de montage ontstaan? “We hadden een skeleton script waarin de opbouw stond, inclusief begin en einde, maar in de montage speelt dat script nog maar een beperkte rol. Dat is aan de ene kant prettig en aan de andere kant een nachtmerrie. Montage is voor mij het leukste en het vreselijkste. Bij elke film denk ik in het montageproces: deze keer heb ik het echt verneukt. Hoe vaak ik piekerend naar huis ben gelopen met paniek en overpeinzingen… Dat overkomt me elke keer weer.”

Wanneer komt het moment dat je denkt: misschien heb ik toch een goede film? “Je raakt alle objectiviteit totaal kwijt, dat gebeurt al tijdens het draaien. Daarom verzamel ik mensen om mij heen die ik echt vertrouw, want ik leun op hun mening. Selecties bij filmfestivals helpen natuurlijk, maar ik blijf kritisch, op andermans werk, maar ook op dat van mijzelf.”

Hoe voelt het dan om voor ACID in Cannes geselecteerd te worden? “Dat weet ik niet zo goed! Het is natuurlijk een erkenning, maar ik ben ook die muts die meteen denkt: het is geen Quinzaine of hoofdcompetitie.”

Dat is toch juist een goede gedachte? “Misschien wel, maar het is jammer dat ik automatisch naar ‘het kan nog beter’ spring. Ik moet leren meer te relaxen. In eerste instantie had ik niet eens door dat een ACID-selectie ook echt onderdeel is van Cannes! Nu vind ik het natuurlijk heel vet, maar ik denk altijd: het kan beter. Tegelijkertijd: hoe lastig is het als je eerste film gelijk de hoofdprijs wint? Dan moet je de rest van je carrière die verwachtingen hooghouden.”

Je hebt meer dan vijf jaar aan deze film gewerkt. Je begint bijna aan een nieuwe speelfilm, terwijl deze nog niet eens in première is gegaan. Hoe voelt dat? “Dat ligt ingewikkeld. Het voelt een beetje als een relatie die uitgaat. Alsof je tijd nodig hebt voordat je aan een nieuwe kan beginnen. Voor mijn nieuwe film moet ik binnenkort een paar maanden in Madrid zitten en daar heb ik om eerlijk te zijn nog niet zoveel zin in, omdat ik erg veel opgeef voor het maken van film. Ik heb twee jaar mijn sociale leven en mijn liefdesleven op een heel laag pitje moeten zetten, omdat ik continu aan het werk was. Nu ga ik weer drie maanden in Madrid zitten, waar ik heel weinig mensen ken. Ik ken er een paar crewleden en mijn oma, dus ik weet nu al dat ik er eenzaam zal zijn. Ik kijk er een beetje tegenop, maar aan de andere kant ben ik enorm blij dat ik in deze tijd überhaupt een film kan ontwikkelen. Dat gezegd hebbende: pas bij de première sluit je een film echt af. Daar kijk ik enorm naar uit.”


Distributeur Cherry Pickers brengt La última primavera op 29 oktober 2020 uit in Nederlandse filmtheaters. Dit najaar draaide de film in het kader van ACID in Franse filmtheaters onder de noemer ‘Cannes Outside the Walls’.