Jaaroverzicht Nederlandse film

Overvloed en onbehagen

  • Datum 27-09-2012
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Kauwboy

Sinds het vorige Nederlands Film Festival opende EYE haar deuren, doken er overal VOD-platforms op en werd er flink bezuinigd. Maar wat speelde er het afgelopen jaar nog meer in de wereld van de Nederlandse film?

Het zijn gouden tijden voor Nederlandse publieksfilms. In totaal werden er vorig jaar 6,8 miljoen bioscoopkaartjes voor Nederlandse films verkocht. Nederland is weer een filmconsumptieparadijs. Hoe staat het ondertussen met het internationale aanzien van de Nederlandse film? Weer ging er een jaar voorbij waarin ons land schitterde door afwezigheid in het walhalla van de internationale filmwereld: Cannes. Nee, even geen gesmokkel met minoritaire coproducties, marktscreenings of plannen voor nog te maken films. In 2015 is het maar liefst veertig jaar geleden dat er een Nederlandse speelfilm werd geselecteerd voor de hoofdcompetitie van het festival der festivals. Een treurig jubileum.
Toch werd er het afgelopen jaar vaderlandse filmgeschiedenis geschreven, met de eerste 3D-speelfilm van eigen bodem in de bioscoop. De boezem van Doutzen Kroes was in Reinout Oerlemans’ Nova Zembla 3D in drie dimensies te zien. De film trok bijna 900.000 kijkers. Ter vergelijking: Urszula Antoniaks Code Blue — vorig jaar geselecteerd voor de Quinzaine van Cannes, het voorgeborchte voor de competitie — interesseerde afgelopen herfst in eigen land maar zo’n 2.000 man. Kan de kloof tussen waardering in binnen- en buitenland nog groter? Waarschijnlijk wel. Waar Cannes selecteert op artistieke kwaliteit, zet het Filmfonds in haar nieuwe beleidsplan publieksbereik voorop, en waarschuwt: ‘Een groter publiek is noodzakelijk voor het voortbestaan van de arthouse?lm in Nederland.’ Wat het buitenland betreft bepleit het fonds de export van binnenlands product waar we goed in zijn: familiefilms.

Berlijn dichtbij
Wat dat betreft bleek het filmfestival van Berlijn met z’n speciale programma’s voor jeugd- en kinderfilms opnieuw dichterbij dan het artistiek hoogwaardiger Cannes. Patatje oorlog, Snackbar en de korte film Broer van Sacha Polak waren geselecteerd voor het Generation-programma. Polaks speelfilmdebuut Hemel ging in het Forum in première. Kauwboy van Boudewijn Koole won in Berlijn twee prestigieuze prijzen: de grote prijs voor beste jeugdfilm van de internationale jury in het Generation-programma en de prijs voor het beste speelfilmdebuut van het gehele festival.

Kaasmentaliteit
Familiefilms vormen alweer een jaar of acht de ruggengraat van de Nederlandse film. Voor het hele gezin, voor alle leeftijden, voor een zo breed mogelijk publiek, want het taalgebied en de bijbehorende markt voor Nederlandse films is immers piepklein. Zo bezien is elke Nederlandse film die mikt op een zo groot mogelijk publiek al gauw een familiefilm: gebaseerd op een bekend boek, een tv-programma of een historisch gegeven, liefst met BN’ers en garant staand voor een prettig avondje uit. Dat vereist natuurlijk wel gezelligheid en een goede afloop. Een ‘kaasmentaliteit’ noemen sommigen dat: risicomijdend, altijd op zoek naar de gulden middenweg. Het Nederlands Film Festival opent dit jaar met een familiefilm (Nono, het zigzag kind) en brengt een ode aan het genre.
Wie de jaaroogst en premières op het festival bekijkt, met films als Dolfje Weerwolfje, Patatje Oorlog, Tony 10, Brammetje Baas en Mees Kees, ziet dat de Nederlandse kinderfilm een soort format is geworden, met een set terugkerende kenmerken: een voice-over (waarin de hoofdpersoon zich voorstelt en zijn gedachten uitspreekt), animatie-sequenties (waarin meestal fantasieën worden uitgedrukt), politieke correctheid (altijd minstens één gekleurd kindje in de klas, kinderen die ‘anders’-zijn binnen aaibare kaders), een door dialogen voortgestuwd plot (personages die vertellen wat hen overkomt), een happy end (elk probleem is uiteindelijk oplosbaar) en een ‘grande finale’ (wedstrijd, verjaardag of schoolvoorstelling waar naartoe wordt gewerkt). En niet te vergeten de vaak overgestileerde sets met retro-spulletjes en dito voertuigen waar de nostalgische verlangens van de makers naar hun eigen kindertijd van afdruipt. Nono, het zigzagkind, de openingsfilm, speelt zich zelfs in zijn geheel begin jaren zeventig af.

Demasqué van het geluk
Maar dan de jaaroogst voor volwassenen. Daarin hing vaak een grauwe, duistere sfeer, met misdaad als verbindende factor. Soms in de vorm van een zwarte komedie zoals in Black Out, Plan C en De Nobelprijswinnaar, maar meestal min of meer verpakt als thriller, zoals bij Quiz, De Heineken ontvoering, De bende van Oss, Isabelle, Doodslag, Taped en De verbouwing. Is de populariteit van de literaire thriller in de filmwereld doorgesijpeld? Zelfs arthouse-titels als Onder ons, Code Blue, 170 Hz en Snackbar draaiden om verholen misdaden. Of spreekt hier het ‘Hollands onbehagen’, het demasqué van het geluk, de wetenschap dat onze levens niet zo aangeharkt, maakbaar en zorgenvrij zijn als het in de reclameblokken wordt voorgesteld? Het interessantst waren ontregelende ‘anti-familiefilms’ die het christen-democratische ideaal van het gezin als hoeksteen van de samenleving ontkrachtten en waarin relaties en contacten moeizaam of non-existent waren. Zie Onder ons, Hemel, Code Blue, Nick, Kauwboy, Doodslag en 170 Hz.
Zelfs de dood was een terugkerend thema. In jeugdfilms als Kauwboy, Achtste groepers huilen niet, Mees Kees, Nono, het zigzagkind en Mijn avonturen door V. Swchwrm en in films voor volwassenen als Het meisje en de dood, Doodslag en De goede dood.

Tv-series zijn de nieuwe speelfilm
Een grote groep makers stortte zich op het televisiedrama. Niet toevallig worden er dit jaar op het festival voor het eerst in ruim tien jaar weer Gouden Kalveren uitgereikt voor beste acteur en beste actrice in een televisiedrama. De DDG-Award voor ‘de meest opmerkelijke regieprestatie’ van regisseursclub DDG ging eerder al voor het tweede opvolgende jaar naar een tv-serie: Adam & Eva, geregisseerd door Norbert ter Hall. Dat is een ontwikkeling waar de filmbranche zich zorgen over mag maken. Speelfilm is kennelijk niet langer het hoogst haalbare voor filmregisseurs; een mooie televisieserie regisseren kan daarmee concurreren. De populariteit van Amerikaanse en Scandinavische tv-series heeft ervoor gezorgd dat ook Nederlandse filmmakers de merites van de tv-serie zijn gaan zien: een alternatief voor de met slinkende budgetten kampende speelfilms, kortere productietijd, meer tijd om een publiek op te bouwen en naamsbekendheid te krijgen, om personages te ontwikkelen, om een genre in de vingers te krijgen, ruimte voor meerdere (jonge) regisseurs/schrijvers om vlieguren te maken, en voor omroepen en netmanagers makkelijker te programmeren. Maar het belangrijkste en hopelijk aantrekkelijkste voor makers: meer ruimte voor experiment.

Korset
Het verstandshuwelijk tussen tv- en filmwereld werkt ook de andere kant op. Dat levert speelfilms op die spin-offs zijn van tv-series. Vorig jaar nog Gooische vrouwen. Dit jaar kwam Old Stars in de bioscoop; veertien jaar na de succesvolle filmcomedy All Stars, waar de tv-serie uit voortvloeide. Op het filmfestival gaat Bellicher: Cel in première — een filmversie van de tv-thriller-serie Bellicher, de macht van meneer Miller. Daarnaast zijn er alweer verfilmingen aangekondigd van de komedieserie Toen was geluk heel gewoon en de BNN-serie Feuten. In termen van publieksbereik nemen ze een instapgarantie mee van hun ’thuispubliek’, wat al snel weer zo’n Gouden Film oplevert. Maar of die films inhoudelijk iets toevoegen aan de Nederlandse filmcultuur?

Neerlands hoop
Nu het Filmfonds voortaan nog maar 25 speelfilms per jaar kan steunen en de publieke omroepen de streep trekken bij 18, is de vraag hoe de rest van de jaaroogst z’n financiering rondbreit. Wie de films bekijkt die sinds het vorige Nederlands Film Festival buiten de standaard kanalen tot stand kwamen, ziet het antwoord doorschemeren: met een bovengemiddelde dosis creativiteit die underdogs eigen is.
Ook dit jaar voegen zich nieuwe namen bij het groeiend legertje Dutch Independents; een veelkoppige groep filmmakers die (vrijwel) buiten het Filmfonds om eigenzinnige films maken voor weinig geld maar met grote artistieke vrijheid. Vaak gaat het om speelfilmdebuten, zoals bij Webcam, De Nobelprijswinnaar, Plan C, Lilet never happened en De goede dood, maar ook de Groningse autodidacten rond Thijs Gloger leverden weer een onconventionele film af: Buitenlanders. Films die misschien niet perfect zijn, maar vaak wel radicaal, uitgesproken en innovatief. Zo leggen De Nobelprijswinnaar, Buitenlanders en Plan C een zwarter soort humor aan de dag dan de door het Fonds goedgekeurde bravere tragikomedies. Nick en Snackbar kregen wel substantiële steun van het Filmfonds, maar moesten het zonder bijdrage van een landelijke omroep stellen. Nick draaide om een onsympathieke hoofdpersoon, waarmee dapper regel één van het gemiddelde scenariohandboek overboord werd gegooid. Snackbar had met zijn documentair aandoende benadering een street credibility die in Nederlandse speelfilms helaas nog steeds zeldzaam is.
Bij die groep relatief jonge honden voegen zich nu ook gevestigde namen die creatieve wegen zoeken om aan (extra) budget te komen: Alex van Warmerdam haalde 117.000 euro op met prenten van eigen hand voor de productie van Borgman. Eddy Terstall bouwde zijn korte film Deal via ’twitflicks’ en Cinecrowd uit tot een speelfilm waarin hij uitgebreid met dialogen experimenteerde. En Paul Verhoeven timmerde aan de weg met een korte-filmproject waaraan het publiek mocht meeschrijven onder de titel Entertainment Experience. Terstall en Verhoeven werden onder meer gesponsord door kabelaars — een nieuwe groep filminvesteerders die dankzij de opkomst van video on demand op zoek lijkt naar nieuwe vormen van film en financiering.

Binger
Als de Nederlandse filmwereld ooit nog de artistieke Premier League van Cannes wil halen, kan ze niet zelfgenoegzaam achterover blijven leunen onder verwijzing naar de binnenlandse publiekssuccessen, maar moet ze de experimentele, radicale, vernieuwende kracht van de groeiende groep ‘onafhankelijken’ onderkennen en richting zien te geven. Niet door ze te verstikken onder de kaasstolp, maar door ze de weg te wijzen naar de rest van de wereld, om hun blik internationaal te scherpen en verbreden. Dat wordt nog lastig, want laat nou net Nederlands beste connectie met het buitenland — het Binger Film Lab — door het vorige kabinet zijn wegbezuinigd. Wie zorgt ervoor dat die historische vergissing wordt rechtgezet en dat arthousefilms weer worden gewaardeerd om hun artistieke, ontregelende, innovatieve waarde?

Karin Wolfs