Jaaroverzicht 2013 – 19 december 2013
Ground control to Major Tom

Gravity
Losgeslagen van de wereld waren we in de films van 2013. Van Gravity tot The Act of Killing, van de inloopkast van Paris Hilton tot de reclamespots die Pinochet van de troon stootten.
Met Django Unchained in januari en Twelve Years a Slave als opener van de Amsterdam Film Week in november (en begin 2014 in de bioscoop), kun je met een beetje goeie wil zeggen dat het filmjaar opende en afsloot met een revisionistische kijk op slavernij. Quentin Tarantino deed het op zijn manier: over-de-top, blazing saddles. Steve McQueen op de zijne: rauw en direct. Die film over slavernij moet in Nederland nog steeds gemaakt worden.
Dat moeten is niet zomaar iets. Als kunst de enige manier is om heden en verleden in de ogen te kijken en te ontdekken hoe we ons echt tot elkaar verhouden, dan is het maken van een film over slavernij een noodzaak. Een eerlijke film, geen didactisch of melodramatisch gezever.
Dat moeten sprak wel uit La grande bellezza, die zo ongeveer intercontinentaal als de beste film van 2013 wordt gezien. Dat bleek op 7 december in Berlijn ook bij de European Film Awards toen hij de prijzen voor beste film, regie, acteur en montage won. Op veel favorietenlijstjes gevolgd door Canneswinnaar La vie d’Adèle. Het was ook hoog tijd dat een filmmaker de ramkoers van Italië liet zien en het was ook weleens nodig dat iemand de intieme chaos van de liefde zo zichtbaar maakte. Gek dat dat nog nooit eerder gebeurd is.
Tv-reality
Chargerend kun je zeggen dat de films die noodzakelijk, urgent en radicaal waren dit jaar uit de Verenigde Staten kwamen. Niet alleen die twee over slavernij, vooral ook Spring Breakers van Harmony Korine en The Bling Ring van Sofia Coppola. Ze stellen dezelfde diagnose van de maatschappij en vielen allebei op door hun expressionistische esthetiek.
Korine fabriceerde uit videoclips van gangstarappers en het jaarlijkse Spring Break in Florida een soort natte droom van blanke schoolmeiden. In die geweldsgeile fantasie lopen de meiden als spelfiguurtjes onafgebroken in bikini rond en kunnen ze gangsters verslaan omdat ze onkwetsbaar zijn. Dit is geen reality-tv, maar tv-reality. Coppola herkende aan de andere kant van de VS tv-reality in de inbraken die een groep pubers pleegde bij Hollywood-sterren. Zie het als een spel, zegt een van de meiden in Spring Breakers voor ze een restaurant overvallen. Zo zien de inbrekers in The Bling Ring het ook. Moraal bestaat niet in deze virtuele spektakelwereld — je zou het ook gaming-reality kunnen noemen — de enige vraag is of iets kan. Of een deur geopend kan worden en of een obstakel genomen. Als ze gearresteerd worden, raken ze in verwarring. Ze speelden het spel toch in godmode, zoals dat in games heet?
Hetzelfde gebrekkige realiteitsbesef zie je in Het diner, de Herman Koch-verfilming van Menno Meijes, waarin drie jongens een zwerfster in brand steken. Die vervreemding van de maatschappij tekent ook de personages in Wolf van Jim Taihuttu, maar toch hoort die film niet in dit rijtje thuis. Taihuttu’s personages handelen uit noodzaak, niet uit lamlendigheid.
Eigenlijk zijn al deze personages de highschoolversies van Bret Easton Ellis’ eighties-yuppen-klassieker American Psycho, waarin voor het eerst dat postmoderne losgeslagen gevoel van verveling een bron werd voor amoreel handelen. Zeg maar wat Scorcese twee decennia later met The Wolf of Wall Street doet. In Joel Schumachers Flatliners uit 1990 proberen studenten geneeskunde opzettelijk bijna-doodervaringen te creëren. Bij de personages van Korine en Coppola is het inmiddels andersom: vanuit hun toestand van schijndood — suspended animation — doen ze alles voor een bijna-levenervaring.
Zwaartekracht
Die personages die in Gravity in suspended animation door de ruimte zweven, losgeslagen van hun schip, op de rand van de dood, zijn daar een soort metafysische verbeelding van. Ground control to major Tom. Niet dat Alfonso Cuarón dat voor ogen stond. Die wilde net als ooit Méliès gewoon de wet van de gebroeders Lumière doorbreken dat acteurs net als gewone stervelingen aan de zwaartekracht gehoorzamen. Maakt niet uit, Gravity is Hollywood op z’n best, ook al orakelde Bret Easton Ellis op Twitter dat 2013 “het slechtste jaar ooit was voor Amerikaanse films”. Niet omdat in 2013 het door hem geschreven The Canyons gekraakt werd natuurlijk. Vast om andere redenen. Over critici die 2013 wel een goed jaar vinden, vraagt Ellis zich trouwens af: “Zijn het misleide hoeren die hun baan willen houden of gewoon totale idioten?” Wat een vent.
Maar dan. Over tv-reality gesproken. Of godmode. Als je het verhaal van te voren zou pitchen zou niemand geloven dat het kon. Toch lukte het Joshua Oppenheimer om in The Act of Killing drie voormalige leiders van een Indonesisch doodseskader een aantal moorden die ze in de jaren zestig pleegden in musical- of westernstijl te laten naspelen. Scrupules hebben ze niet, wat een bizarre, onwerkelijke film oplevert. “Een walgelijke film”, vond Claude Lanzmann, een andere chroniqueur van historische verschrikkingen, die tijdens het International Documentary Filmfestival Amsterdam even in Nederland was. Werner Herzog herkende daarentegen zijn eigen leidmotief dat de mensheid graag rondbanjert in een hel van eigen hand, en besloot de documentaire te produceren.
En dan is het maar een kleine stap naar Borgman. Niet vanwege de Indonesische doodseskaders, ook al wordt het Wassenaarse gezin in zekere zin ook geteisterd door een doodseskader dat ongevraagd komt logeren, maar vanwege de zelfgecreëerde hel. Want de duivel in Van Warmerdams rigoureus gestileerde Cannespronkstuk loopt dan wel uit te dagen, het zijn de mensen die toehappen. Zelfgecreëerde inferno’s en formele rigueur ook bij Ulrich Seidl, die met de Paradies-trilogie net als Van Warmerdam dit jaar in topvorm was. Drie vrouwen die dromen van liefde, god en schoonheid maar die ontdekken dat de wereld daar heel anders over denkt. Ergens is het ook weer een tv-reality die hier funest blijkt, want waarom denken ze dat liefde en schoonheid op die onwaarschijnlijke plekken te vinden zijn?
Reclamespot
Misschien wel de meest verontrustende, want bizar genoeg de meest herkenbare tv-reality werd in Pablo Larraíns NO voorgeschoteld. In het slotdeel van zijn trilogie over Pinochets Chileense dictatuur lukt het een reclamebureau om met manipulatieve televisiespots in 1988 de eerste democratische verkiezingen voor de socialisten te winnen en zo Pinochet naar huis te sturen. Waargebeurd. Goed nieuws dus voor de vrijheid in Chili. Maar wat Larraín eigenlijk laat zien, is dat de toekomst van een land bepaald wordt door de partij die het televisiepubliek het best weet te bespelen. Tegenwoordig kijkt niemand daar nog van op — Eisenhower werd in al 1952 tot Amerikaans president gekozen met een campagnenummer van Irving Berlin en een reclamespot van Walt Disney — maar dat maakt het niet minder bizar.
Niet alles past natuurlijk onder die paraplu. Het was namelijk ook een jaar van mooie uitbijters. Passion van Brian De Palma, Tabu van Miguel Gomes, In Another Country van Hong Sang-soo, Museum Hours van Jem Cohen. Maar ook Post tenebras lux van Carlos Reygadas. Als je nou één film van het afgelopen jaar absoluut moet zien, laat het dan deze zijn. Het idee is zo elegant en zo eenvoudig dat je je ook hier afvraagt waarom niemand het eerder als film realiseerde: wat zie je als je op een bepaald moment in iemands bewuste en onderbewuste zou kunnen kijken? Gedachten, actieve herinneringen, onderdrukte herinneringen, angsten en fantasieën en wat er allemaal nog meer aan data daarboven rondgaat. Fragmenten van een mens. Prachtige film en de eerste in z’n soort. Een sleutel voor de ontcijfering van al die andere films uit 2013. Neem ze samen en zie ze als fragmenten van dat ene personage dat door al die films wandelt en dat een reflectie van ons is: Major Tom. Daar buiten in de ruimte. Het was een goed jaar.
Volledige lijsten hier.