The Wolf of Wall Street

Wolf in maatkleren

Als toekomstige generaties ongeremd kapitalisme in actie willen zien, hoeven ze alleen maar The Wolf of Wall Street te bekijken. Martin Scorsese voert hier de beurshandelaren van de jaren negentig op als Goodfellas in Armani-pakken.

Dat de Amerikaanse effectenbeurs bevolkt wordt door hyena’s weten we. Maar wanneer iemand furore maakt als de ‘Wolf van Wall Street’, moet hij wel een speciaal geval zijn.

Dat was Jordan Belfort dan ook. Als oprichter van beleggingsfirma Stratton Oakmont leidde hij begin jaren negentig een leger van beurshandelaren met maar één opdracht: waardeloze aandelen verkopen tegen absurde winstmarges. Belfort hield dit jaren vol en werd gillend rijk. Eenmaal tegen de lamp gelopen koos hij ervoor zijn naaste medewerkers aan de FBI te verlinken in ruil voor strafvermindering.

In de film over Belforts leven voert Martin Scorsese Jordan op als de klootzak die hij was. Hij snuift coke van de kont van hoeren, laat vrienden en familie miljoenen aan cash naar Zwitserland smokkelen en slikt kalmerende Quaaludes als Tic Tacs. Zijn leven is een permanente gangsterrap-video. Bestuursvergaderingen worden besteed aan de vraag of je dwergen alleen maar mag werpen, of ze ook hun broek mag uittrekken. Op een gegeven moment zijn er zoveel prostituees actief op de beursvloer van Stratton Oakmont dat de firma een fuck free zone moet instellen.

Prachtig materiaal natuurlijk voor een regisseur die graag de vinger aan de pols van de tijdgeest legt. Dit waren gulzige jaren voor speculanten, en niemand was gulziger dan Jordan Belfort. "You have half the money in the world, why you want the other half?", vraagt zijn vader hem terecht. Jordan heeft wel wat gemeenplaatsen klaar, als "Money makes you a better person", of: "There is no nobility to poverty." Maar de vraag echt beantwoorden doet hij niet.

En Scorsese eigenlijk ook niet. De regisseur wil hier niet moraliseren, waardoor The Wolf of Wall Street nooit Oliver Stone’s Wall Street wordt. Een satire is het ook niet, om dezelfde reden waarom je geen satire over de mode-industrie kunt maken: deze werkelijkheid is van zichzelf al krankzinnig. Vermaken doet Wolf wel: met bakken. Het is een fantastisch kijkspel. Geestig ook, getuige de scène waarin Belfort spastisch van de pillen zijn peperdure Ferrari thuis probeert te krijgen.

Naast de virtuoos gefilmde bacchanalen wordt er hier en daar zo goed geacteerd dat je je vingers erbij kunt aflikken. Matthew McConaughey’s optreden als mentor is een vroeg hoogtepunt, en verderop zit een wonderlijk erotische uitwisseling tussen DiCaprio en Joanna Lumley. DiCaprio speelt hier vermoedelijk zijn beste Scorsese-rol, of in elk geval de meest intense.

Maar in de drie uren van Wolf slaat de balans toch wel sterk door in de richting van een hedonistische overkill. Nooit zien we de investeerders ten koste waarvan Belfort zijn fortuin vergaarde. En de vasthoudende FBI-agent met zijn goedkope confectiepakken krijgt te weinig tijd om te beklijven. Net als Goodfellas, de Scorsese-film waarmee hij het meeste gemeen heeft, barst The Wolf of Wall Street van dynamiek en vitaliteit. Maar na afloop voel je je toch een beetje schuldig dat je er zo van hebt genoten.