Films over ouderdom
Kan het ook anders?

Poms
Films over ouderen zijn er in slechts twee nogal vlakke smaken: Hollywood-positivo’s die in hun laatste levensfase nog drukdrukdruk een bucket list afwerken, of neerslachtige artfilms over de ellende van aftakeling. Documentaire The Mole Agent toont een andere weg.
Poms was verschrikkelijk. Van comédienne Diane Keaton (1946) zie ik alles; weinig actrices van haar generatie rijgen nog altijd de commerciële filmrollen aaneen, en Keaton heeft van zichzelf zo’n sterk merk gemaakt (baret, coltrui, wijde broek, zenuwachtig spel) dat elke nieuwe film aanvoelt als bijpraten met een oude vriendin. Een vriendin die haar hoge leeftijd omarmt, bovendien: geen facelifts, geverfd haar of parelwitte tanden, maar verhullende, comfortabele kleren en een sterke eigen wil.
In Hampstead (Joel Hopkins, 2017) speelt Keaton een Amerikaanse weduwe in Londen die, nadat ze erachter komt dat haar echtgenoot haar berooid heeft achtergelaten, valt voor een zwerver in het park en tenslotte haar eigen droomhuisje vindt, buiten de stad. In Book Club (Bill Holderman, 2018) ontsnapt ze uit een door haar kinderen veilig geacht bejaardenoord om terug te keren naar haar vriendinnen—én naar Andy Garcia als rijke minnaar, maar goed, het realiteitsgehalte van een Keaton-comedy is nooit heel hoog. Toch weet ze haar personages altijd iets van haar eigen excentrieke waardigheid mee te geven. Je bent op haar hand, en denkt: go!
Tot Poms (Zara Hayes, 2019) dus—een dieptepunt, en ‘based on a true story’ is ook dit keer geen excuus. Keaton speelt opnieuw een loner op leeftijd, Martha genaamd, maar dit keer is ze verbitterd—ze blijkt terminaal ziek. In het oudjesdorp Sun City waar ze terechtkomt raakt ze bizar vlot bevriend met haar tegenpool, de stoere Sheryl (Jacki Weaver), en besluit ze eindelijk werk te maken van wat ze kennelijk als een levenslang gemis heeft ervaren: cheerleaden. Een team van dorpsgenoten wordt opgetrommeld, waarna Martha en Sheryl tijdens de audities gillend toekijken hoe een rij oude vrouwen probeert ‘sexy’ te dansen. Wat er niet uitziet. Dit is geen male gaze, maar een juvenile gaze: van een veilige afstand klungelaars op leeftijd filmen, vanuit de onnozele vooronderstelling dat het om ‘anderen’ gaat. Ouderen. Bejaarden. Niet wij.
Altijd zomer
Op zichzelf is het logisch dat een fundamentele maatschappelijke weeffout als het afzonderen van ouderen in aparte leefgemeenschappen zijn weerslag vindt in de cinema. Geen twintiger of dertiger wil al denken aan hun eigen nakende verval en dat hoeft ook niet: op opa en oma na treffen ze nauwelijks ouderen op hun pad. Filmmakers vinden hun stem op een leeftijd waarop iedereen denkt onsterfelijk te zijn.
Daarbij is de angst voor ouderdom en de dood in de filmindustrie misschien nog wel extremer dan in de rest van de westerse wereld. In Hollywood is het altijd zomer, er zijn altijd nieuwe plannen en er is een oneindige aanwas van mooie, jonge, fitte mensen om ze uit te voeren. Het is enkel aan het vergrijzende publiek te danken dat er desondanks steeds meer films voor en met senioren verschijnen. Keaton’s cv is er een illustratie van, maar ook Robert de Niro, Jane Fonda, Judy Dench, Helen Mirren, Michael Keaton en Morgan Freeman blijven terugkomen.
Alleen: waarmee? Ze móeten steeds zo veel. Dansen. Gokken. Banken beroven. Zuipen. Verliefd worden. Verre reizen maken in een busje, verhuizen naar een ander werelddeel. Een Bucket List (Rob Reiner, 2007) afvinken, kortom, alles om nog maar eens een stempel op de wereld te drukken. Liefst met applaus: in The Last Laugh (Greg Pritikin, 2019) trekt een amechtig hijgende Richard Dreyfuss ondanks zijn abominabel flauwe grappen tenslotte volle zalen als stand up-comedian; daarna mag hij buiten beeld sterven. Poms past naadloos in dit rijtje: Martha’s cheerleading-team verslaat op charme de veel jongere concurrentie, waarna een vuurwerkscène duidelijk maakt dat Martha als tevreden mens is heengegaan.

Kennelijk is er publiek voor dit soort matig leuke laatste-keer-vehikels. Aan de andere, droeviger kant van het spectrum vinden we drama’s als Away from Her (Sarah Polley, 2006) en Amour (Michael Haneke, 2012), waarin zo weinig troost wordt geboden dat het de neiging om na het drogen van de tranen snel weer in ontkenning verder te leven misschien wel versterkt.
Kan het ook anders? Recente series als The Kominsky Method (op Netflix, met Michael Douglas en Alan Arkin) en, dichterbij huis, de Omroep Max-productie Het geheime dagboek van Hendrik Groen volgen een derde, gewaagder pad: lichamelijke gebreken en sterfgevallen worden hier vermengd met luchtigere plotlijnen, genuanceerdere karakterschetsen en een completer beeld van ouderdom oplevert. In het korte tekenfilmpje waarmee Hendrik Groen opent, ligt al een waarheid als een koe besloten: de mens begint kruipend, staat even fier rechtop, en zakt dan (als hij het geluk heeft lang genoeg te leven) langzaam in elkaar. Hij wordt niet opeens een ander persoon.
Bejaarde spion
Sergio Chamy, de hoofdpersoon uit de prachtige Chileense documentaire The Mole Agent van regisseur Maite Alberdi, heeft veel weg van Hendrik Groen: hij is intelligent, bescheiden en empathisch, tot het moment dat de regels die anderen hem opleggen zo tegen zijn rechtvaardigheidsgevoel indruisen dat hij verzet pleegt.

De film opent met een sollicitatieronde: Rómulo, een morsige privédetective, zoekt een bejaarde spion om vermeende misstanden in een verzorgingshuis op te sporen. Hij kijkt op de gegadigden neer zoals we dat inmiddels gewend zijn: zie die oudjes eens klunzen met hun telefoon, en wat zijn ze traag van begrip. Maar Sergio valt op. De 83-jarige weduwnaar weet zijn motivatie perfect te verwoorden: natuurlijk is hij verdrietig over het verlies van zijn vrouw, maar daarmee gaan de uren toch niet vanzelf voorbij?
Sergio’s maandenlange infiltratie in een tehuis met bijna uitsluitend vrouwen laat zich, hoewel samengesteld uit driehonderd uur documentairebeelden, bekijken als een speelfilm zoals ze nog nauwelijks geschreven zijn. Doordat Sergio in zijn rol van ‘spion’ de actie bepaalt en zelfs een deel van de beelden levert met behulp van een camerabril (zo’n idioot attribuut dat het onmogelijk is er níet om te grinniken), groeit ons respect voor de bewoners. Sergio ziet hoe mooi ze zijn, hoe slim, of hoe eenzaam. Dementie krijgt persoonlijke contouren als je leert welk mevrouwtje het fijn vindt als ‘haar moeder’ elke dag even opbelt, en wie ziek in bed nog de mooiste gedichten kan reciteren.
Het wordt tijd om ouderen werkelijk in beeld te brengen. Als mensen.