Boeken: Wild West, Boedapest en de rest

Kuifje in filmwonderland

Fatal Attraction

Pieter van Lierop blikt in Wild West, Boedapest en de rest terug op zijn leven als filmcriticus. Naast artikelen uit zijn veertigjarige loopbaan bevat het boek nieuwe stukken, waarin Van Lierop geamuseerd, vilein, amusant, ironisch en soms melig zijn avonturen in de filmwereld beschrijft.

Moeten filmrecensenten gevarengeld van hun werkgever krijgen? Als we de in 1945 in Tilburg geboren Pieter van Lierop mogen geloven is het schrijven van recensies een levensgevaarlijke activiteit. In een in Wild West, Boedapest en de rest opgenomen artikel van vijftien jaar geleden schrijft hij dat hij meerdere malen naar de strot werd gevlogen door woedende filmmakers. De Argentijn Alejandro Agresti stormde in 1990 tijdens het Nederlands Film Festival dol van woede over een negatieve recensie met een mes op hem af. De criticus werd gered door Volkskrant-collega Peter van Bueren, die ‘met ware doodsverachting’ tussen dader en slachtoffer sprong. Negen jaar later werd Van Lierop bijna gewurgd door producent Ruud den Drijver, die buiten zinnen van woede over zijn recensie van An Amsterdam Tale ‘met twee handen aan mijn luchtpijp (stond) te schroeven’. Een wonder dat Van Lierop zijn veertig actieve jaren in de filmjournalistiek heeft overleefd? Laten we de ‘moordaanslagen’ met een flinke korrel zout nemen, want Van Lierop lijkt zijn herinneringen soms stevig aan te dikken.

Van Lierops filmloopbaan begon eind jaren zestig bij het Utrechts Nieuwsblad, maar kwam goed op gang toen hij in 1975 tevens de filmman van het persbureau GPD werd. Die baan maakte hem tot de Nederlandse recensent met verreweg de meeste lezers. Niet zonder trots schrijft Van Lierop dat zijn stukken jarenlang in ruim twee miljoen kranten stonden. Dat waren er meer dan de oplagen van NRC, de Volkskrant, De Telegraaf en het Algemeen Dagblad bij elkaar. Van Lierop dankte dat enorme lezerspubliek aan de tientallen regionale kranten, van de Provinciale Zeeuwse Courant tot De Limburger, die kopij afnamen van de GPD.

Om films bij dat grote lezerspubliek onder de aandacht te brengen, stuurden distributeurs Van Lierop graag op reis voor interviews met filmsterren. Hij vloog gedurende vele decennia de wereld over voor interviews met sterren als Tom Cruise, Michael Douglas, Robert De Niro en Faye Dunaway. Maar ondanks die interviews en het grote lezerspubliek was Van Lierops invloed in cinefiele kringen geringer dan die van collega’s bij landelijke kranten. Daarin deden vooral de meningen van Peter van Bueren (de Volkskrant) en Hans Beerekamp (NRC) ertoe. Dat het Van Lierop stak, blijkt uit deze vileine typering van zijn collega’s: ‘Ach, collega’s, het zijn vaak kleurrijke snuiters, maar klasse wil nog wel eens ontbreken.’ Van Bueren krijgt ervan langs, omdat de ‘onverbeterlijke intrigant’ volgens Van Lierop een interview met Klaus Kinski, dat zij samen hadden gedaan, alleen onder zijn naam publiceerde. En Beerekamp was een streber, die geloofde dat filmwetenschappers over honderd jaar zullen concluderen: ‘Die jongen van de NRC had het vaakst gelijk, die is toen echt de beste geweest. Die geven we een 8½’.

Alleseter
De kritiek op collega’s klinkt een tikkeltje zuur. Maar in Wild West, Boedapest en de rest betoont Van Lierop zich overwegend een opgeruimde geest, die als een soort Kuifje in filmwonderland om zich heen keek. Dat het boek begint met een artikel over zijn liefde voor de ‘cowboyfilm’ is passend, omdat dit genre de filmliefde bij het jochie Van Lierop ontstak. In zijn professionele leven was hij een ‘alleseter’, in de goede betekenis van het woord. Van Lierop hield evenzeer van Hollywoodfilms als van de mondiale arthouse-cinema, al konden Fassbinder en Godard hem gestolen worden. Uitvoerig schrijft hij over zijn interviews, vaak groepsinterviews (junkets), met regiegrootheden en filmsterren. De herinnering leveren weinig memorabels op: een interview met Woody Allen verliep ‘stug’ en Coppola was op alles en iedereen aan het schelden.

Ook interessant: Van Lierop zag tijdens zijn interview met actrice Lena Olin dat haar gulp ‘wagenwijd’ open stond. Over dat David Bowie een blauw en bruin oog had, maakt hij de rare opmerking dat je dat vaker bij poolhonden ziet. Maar er zijn ook fraai verwoorde herinneringen, zoals die aan Theo van Gogh, die Van Lierop om zijn recensie van Luger uitmaakte voor rotte vis, maar met wie hij later een hartelijke verstandhouding kreeg. Van Gogh vond van Bueren en Van Lierop ‘de enige serieus te nemen filmjournalisten in deze contreien’, hoorde Van Lierop van anderen. Een curieus compliment aan een filmmaker is van Lierops opmerking dat het Utrechtse filmtheater Louis Hartlooper Complex Jos Stellings ‘allergrootste meesterwerk’ is. Fijne woorden voor bioscoopondernemer Stelling, maar een weinig vleiend oordeel over filmmaker Stelling.

Naast alle boeiende, geestige, melige, amusante en vileine anekdoten en herinneringen laat Wild West, Boedapest en de rest met een selectie van ruim dertig stukken uit Van Lierops loopbaan zien dat hij een uitstekende allround filmjournalist en -criticus was. Zijn recensies van onder meer Stellings Elckeryck, Rademakers De aanslag, Sluizers Spoorloos en Verstappens Pastorale 43, waarover hij zelfs twee recensies schreef, zijn ook nu nog interessante analyses. In zijn interviews bewees Van Lierop dat hij niet bang was uitgevallen. Zo wist hij in 1988 Michael Douglas ‘goed pissig’ te krijgen met een kritische opmerking over het personage van Glenn Glose in Fatal Attraction. Andere tijden: nu lopen filmsterren ongetwijfeld de kamer uit als ze niet als heiligen worden behandeld.


Wild West, Boedapest en de rest. Een filmjournalist blikt terug, Pieter van Lierop | 2020, Wereldvenster | 317 pagina’s | €19,90