Klassieker: Obsession (1949)
Zuur verdiend
“Er bestaan geen oude films”, zei filmmaker Peter Bogdanovich ooit. “Alleen films die je al wel en films die je nog niet hebt gezien.” En zo is het, toont onze serie over klassiekers die je (waarschijnlijk) nog niet hebt gezien. Deze maand: Obsession (1949).
Dokter Clive Riordan (Robert Newton) vindt het welletjes. Het is mooi geweest met de vele affaires van zijn mooie jonge echtgenoot Storm en als hij haar nieuwste minnaar daarmee confronteert, vat hij samen: “You’ve heard about the last straw? Well, you’re it.”
Helaas voor de zorgeloze lover-van-dienst Bill schuilt achter die luchtige opmerking niet alleen diepe verbittering, maar ook een weluitgedacht en luguber wraakplan. De dokter gaat de jonge Amerikaan uit de weg ruimen en daar is minutieuze planning aan voorafgegaan. Dit moet de perfecte moord worden. Hij ontvoert Bill en maandenlang moet deze, vastgeketend in een van god en iedereen verlaten kelder, zijn lot afwachten. Terwijl Bill in het ongewisse blijft over zijn toekomst, voelt de kijker al snel nattigheid: Riordans plan is niet alleen van ongekend kille berekening, maar ook extreem morbide.
Niets lijkt dat plan in de weg te staan, tot Storms eigenwijze hondje Monty hem achtervolgt naar de afgelegen kerker. Storm, blijkbaar meer ongerust over de verdwijning van haar hond dan die van haar minnaar, haalt de politie erbij. Enter commandant Finsbury (Wayne Naughton) van Scotland Yard, die met de vasthoudendheid van een pitbull een blauwdruk levert voor die latere sjofele tv-rechercheur Columbo.
Ondertussen zit je op het puntje van je stoel te kijken naar een race tegen de klok en een war of nerves met een klein hondje als enige getuige.
On-Amerikaans
Obsession (ook bekend als The Hidden Room en in Nederland destijds uitgebracht als De bezetene) is een atypische film noir. Stilistisch en inhoudelijk kunnen de meeste genrekenmerken worden afgevinkt, compleet met Sally Gray als klassieke femme fatale: een verleidelijke, maar uiteindelijk egocentrische overlever. Maar de locatie – een naargeestig, door de recente oorlog getekend Londen –, de personages, de doorsijpelende humor: het is allemaal frightfully British. Bovendien werkte scenarist Alec Coppel (Vertigo, 1958) zijn toneelstuk Man About a Dog om tot een thriller die met zijn lugubere premisse in het Amerika van de strenge Hays Production Code volstrekt ondenkbaar was geweest.
In 1947 werd de succesvolle carrière van de Amerikaanse regisseur Edward Dmytryk ruw verstoord toen hij voor de House Committee on Un-American Activities (HUAC) moest verschijnen. Voor dit comité, dat na de oorlog onderzoek deed naar communistische infiltratie, weigerde hij principieel vragen te beantwoorden over zijn politieke voorkeur of alliantie. Daarop werd hij aangeklaagd voor minachting van het Congres en voegde hij zich bij wat de pers met enig effectbejag de ‘Hollywood Ten’ ging noemen. Dmytryk werd ontslagen bij studio RKO en vertrok op huwelijksreis naar Engeland, waar hij aangeboden filmwerk in een minder oververhit klimaat maar al te graag aannam. Zijn eerste Britse productie werd Obsession.
Bij terugkeer in de Verenigde Staten werd Dmytryk veroordeeld en zat hij een celstraf van een half jaar uit. Zoals hij in zijn autobiografie Odd Man Out (1996) beschrijft, had zijn communistisch idealisme inmiddels plaatsgemaakt voor desillusie en minachting voor de vanuit stalinistisch Rusland aangestuurde partijpolitiek. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald werd hij spijtoptant en in de hoorzittingen die volgden noemde hij namen. Daarmee was hij gedoemd: eerst communistisch gevaar, daarna verklikker – de negatieve connotaties bleven zijn leven lang aan hem plakken.
Decennialang was die heksenjacht buiten Amerika een bron van ongeloof en leedvermaak: rare jongens, die Amerikanen. Tegenwoordig kunnen we hem helaas zien als schoolvoorbeeld van cancel culture en als een actuele waarschuwing: Donald Trump noemt zijn democratische opponenten nu ‘Marxist Maniacs’ en zijn stemmers slikken dat als zoete koek.
Poedeltje
De rol van de flegmatieke Amerikaanse minnaar werd vertolkt door Phil Brown, een van de eerste blacklisted Amerikaanse acteurs in exile. Ongetwijfeld hebben regisseur en acteur op de set hun politieke ervaringen uitgewisseld. Ook de analogie van de maandenlange gevangenschap van het hoofdpersonage en de regisseur is op zijn minst goed voor een vette knipoog. Speculerend over het lot van de verdwenen Amerikaan roept een lid van Riordans herenclub in de film: “Russians have got him!”
Het persoonlijk drama van de regisseur die tussen wal en schip belandde, leverde in ieder geval deze griezelige psychologische thriller en bijzondere Britse noir op. De naar moderne begrippen tamme film doet nog steeds huiveren en spitse dialogen en een doortimmerde plot doen de rest. Afgezien van een vernuftig scenario, de heerlijk trage spanningsopbouw en het prima ensemblewerk van de cast krijgen we als bonus een vroege score van Nino Rota en met het scharminkelige poedeltje Monty een onconventionele, maar memorabele filmheld.