Toen we van de Duitsers verloren

Terug naar een zaterdag in 1974

Toen we van de Duitsers verloren. Foto: Boris Suyderhoud

Spelletjes, geklets, kattenkwaad. De twee jochies in Toen we van de Duitsers verloren slenteren rond zonder grote plannen of verwachtingen. Een beheerste, fraai gestileerde film van Guido van Driel.

Nederland verliest de WK-finale, hele generaties volwassenen zien het op tv: de Duitsers bezorgen ons een nationaal trauma – maar dat maakt Jonas weinig uit. Het is 1974 en zijn leven staat op het punt te beginnen, al weet hij nog niet precies wat dat zal inhouden. Buiten komt hij Daan tegen, die hij niet kent, en toch gaan ze samen op pad. Pubers zijn het, maar aardige pubers. Zij aan zij slenteren ze door de vrijwel lege straten, eerder verveeld dan baldadig, eerder vrolijk dan grofgebekt. Wat spelletjes, wat geklets, wat kattenkwaad. Wanneer begint dat grotere leven nou?

Toen we van de Duitsers verloren is een intieme, kleine film, geschoten in fraai zwart-wit. Het verhaal draait niet zozeer om plot, maar vooral om sfeer: de jongens dolen op deze landerige zaterdag rond door de lege buitenwijken van Zaandam. De oorlog is verwerkt, maar Duitsers worden nog altijd met scheve ogen bekeken. In de krant gaat het over Nixon. Turks fruit is een boek dat alleen stiekem gelezen kan worden.

Regisseur Guido van Driel, die eerder onder andere het amusante De wederopstanding van een klootzak (2013) maakte en tevens striptekenaar is, baseerde deze film op het gelijknamige stripboek dat hij in 2002 uitbracht, en dat deels geënt was op zijn eigen jeugd. Het is te voelen dat dit verhaal veel rijpingstijd heeft gehad: vrijwel alle elementen zijn goed gedoseerd, inclusief de verwijzingen naar wereldnieuws en Jonas’ verstilde, ontluikende liefde voor klasgenote Cato, een Jehova’s Getuige die plotseling verdwenen is.

Is ze gevlucht? Zit ze bij haar tante in Rotterdam? Cato’s drama ontvouwt zich pas tegen het einde en blijft zelfs dan op de achtergrond. Toen we van de Duitsers verloren is bovenal een beheerste film, wat het geheel een soms wat dunne bodem geeft – er zitten geen monumentale scènes in, geen grote twists, geen beklijvende emotionele uitspattingen. In de belangrijkste scène van Jonas met Cato gaat het erom dat hij haar niet heeft gezoend; heel af en toe klinkt er een gevoelige pianosoundtrack, maar meestal blijft het stil.

“Schatje, het is goed om over dingen te praten, hè”, zegt Jonas’ moeder (Sanne Vogel) op een gegeven moment tegen haar zoon. Maar ook dan blijft hij zwijgzaam. Die kalme toon heeft een onmiskenbare charme, want de film voelt van begin tot eind geloofwaardig aan, nergens overdadig. En dan is er ook nog het keurige spel van acteurs Kylian de Pagter en Rein Hoeke. Hun Daan en Jonas hebben geen games om zichzelf mee af te leiden, geen grote reizen of lonkende avonturen. Die zomer van 1974? Ze slenteren vooral rond. De Duitsers winnen. Een klasgenoot verdwijnt. Deze twee jongens lopen rond en weten nog niet dat ze aan dit soort momenten, deze dagen, de rest van hun leven zullen terugdenken.