Duidelijk #3
Weggezapt
![](https://filmkrant.nl/wp-content/uploads/2003/03/2001_A_Space_Odyssey-1000x563.jpg)
2001: A Space Odyssey
Eindscènes maken alles duidelijk, of juist niet. Deze maand vliegt Mike Naafs met Stanley Kubrick door een wormgat, op naar het open einde.
Vaak denk ik nog aan de gezichten van de studiobonzen van Warner Bros, die in 1968, een jaar voor de maanlanding, een film te zien kregen waar ze niets van afwisten, behalve dan dat het een film van Stanley Kubrick was, die ze nog kenden van Spartacus en The Killing maar die met Dr. Strangelove zijn eerste echt eigen film had gemaakt, buiten Hollywood, in Engeland. En nu hadden ze hem veel geld gegeven om een sciencefictionfilm te maken.
Ja, sorry, we zouden het hier over definities hebben, maar, met uw permissie, en ook zonder trouwens, dwaal ik even af. Dit einde verdient het. Bonzen die films als Gone with the Wind en The Wizard of Oz hadden gerealiseerd, kregen nu ineens met 2001: A Space Odyssey een film te zien die niet alleen de grootste flash-forward in de filmgeschiedenis kende, alle menselijke beschavingen tot dan toe bekend in een keer weggezapt, van bot tot ruimteschip; maar die ook niks, maar dan ook niks in zich had van de kenmerken van de commerciële cinema zoals Warner die al decennia lang maakte: geen plot, nauwelijks dialoog, eindeloze sequenties van beeldrijm en een volslagen onbegrijpelijke zwarte monoliet die fungeerde als verbindende schakel. Wat had ik graag 143 minuten met die mannen in hun persoonlijke kamertje willen zitten, misschien zuchtend, misschien slapend, maar meest waarschijnlijk: steeds bozer wordend. Wat is dit godverdomme! Waar gaat dit over? En wie moet hier naar kijken?
En dan dat einde beleven. Met die mannen met sigaren. Die laatste 25 minuten. Door het wormgat. Een tunnel van filmisch licht. Al die lampjes die al de hele film op de helm van Dave Bowman reflecteerden, nu exploderend in zijn gezicht. Planeet aarde als de iris van een oog. Beyond space and time. De oneindigheid voorbij. In een supernova van beelden die ons dertig jaar later geleverd zouden worden door telescoop of microscoop, of veertig jaar geleden geleverd werden door Walter Rutmann of Len Lye. Wat is dit godverdomme! Waar je in een negetiende-eeuwse kamer oog in oog komt te staan met je oudere ik. Waar je geniet van een avondmaal en transformeert in een foetus met zijn ogen open, die, opgeslokt door een zwart gat, in een oerknal zwevend in de ruimte naar de aarde kijkt en vervolgens naar ons, jullie, zij, hen, de studiobonzen. Tadaaaaaaaa. Kosmische wedergeboorte. Heel dicht bij huis. De melkweg als baarmoeder.
Het is nog steeds een wonder, dit einde, zoals de hele film een wonder is. Zo abstract, zo weg van alles, zo in een categorie van zichzelf, zo open voor alles. Als er ooit een definitie moet komen voor een open einde (“Noem jij dit een open einde? Noem jij dit een open einde? Mijn vriendin zegt dat ze elkaar aan het einde krijgen, dat is toch geen open einde!”) dan is dit het wel: een baby drijvend in een vacuümoceaan. En volgende maand zullen we dan echt bekijken wat er allemaal nog verder gebeurt, in de rest van de filmwereld. Tot die tijd groet ik u.
Was getekend: Zarathoestra