Isao Takahata over The Tale of Princess Kaguya

'Dit is de werke­lijk­heid. Alleen in een an­dere vorm'

The Tale of Princess Kaguya

Hij mag met The Tale of Princess Kaguya dan een sprookje verfilmd hebben, de kern van Isao Takahata’s oeuvre blijft zijn streven naar realisme. Ongebruikelijk – voor lange animatie.

Het moet maar meteen gezegd worden, want geen bespreking van zijn werk komt eronderuit: de Japanse animatieregisseur Isao Takahata is niet zo bekend als zijn collega Hayao Miyazaki, regisseur van My Neighbor Totoro (1988) en Spirited Away (2001). Wie Takahata bespreekt, noemt daarom ook altijd Miyazaki. Wie Miyazaki bespreekt, noemt Takahata meestal niet.

En dat is onterecht, want Takahata is Miyazaki’s evenknie. Samen richtten ze Studio Ghibli op, waar beiden hun mooiste films maakten. Ook nu: terwijl Takahata (1935) bezig was met The Tale of Princess Kaguya, die in september in Nederlandse roulatie gaat, werkte Miyazaki (1941) aan zijn zwanenzang The Wind Rises (2013). Het was nota bene Takahata, die voor zijn lange regiedebuut Hols: Prince of the Sun (1968) zijn jongere collega ontdekte. Ook later participeerden ze geregeld in elkaars projecten. In een eerbetoon in Pom Poko (1994) laat Takahata zelfs de titelhelden uit Miyazaki’s My Neighbor Totoro, Kiki’s Delivery Service (1989) en Porco Rosso (1992) voorbijvliegen.

The Wind Rises

Dat is des te aardiger, omdat hun persoonlijkheden geregeld botsen. In haar documentaire The Kingdom of Dreams and Madness uit 2013, over de productieperiode van The Wind Rises en The Tale of Princess Kaguya, constateert regisseur Mami Sunada dat Miyazaki zijn collega minstens één keer per dag noemt. Soms bewonderend, vaak snerend. “Hij heeft een persoonlijkheidsstoornis, nietwaar?”, zegt Miyazaki dan, en het is onmogelijk te zien of hij een grapje maakt.

Maar ze zijn nu eenmaal met elkaar vergroeid. Ghibli-medewerker Yoshiaki Nishimura zegt in die documentaire over Takahata: “Hij is de katalysator. Hij ontdekte Hayao Miyazaki. Hij ontdekte [componist] Joe Hisaishi, wat leidde tot de partnerschap [met Miyazaki]. Hij was de mentor van Suzuki. Zonder Isao Takahata zou Studio Ghibli niet hebben bestaan.” Maar, nuanceert Takahata vervolgens: “De keerzijde is, dat ik hier niet zou zitten als ik Miyazaki niet had ontmoet. Als ik zijn talent niet had ontdekt, was alles anders geweest.”

Anders voor hem en anders voor ons. En nu houden ze er waarschijnlijk allebei mee op. Miyazaki heeft aangekondigd dat het meesterlijke The Wind Rises zijn afscheid is. En algemeen wordt aangenomen dat hetzelfde geldt voor Takahata’s even meesterlijke The Tale of Princess Kaguya – de goede man is 78. Bovendien heeft hun producent Toshio Suzuki (1948) een ‘pauze’ ingelast om de toekomst van de studio te overdenken. Wat daar ook uitkomt, een tijdperk is ten einde.

Twee benen
En wat is, nu hun oeuvres compleet zijn, het verschil tussen de twee anime-grootmeesters? Wat zijn de twee benen waarop Studio Ghibli al die jaren heeft gelopen? Kort gezegd: realisme en fantasie. De kern van het oeuvre van Isao Takahata, vanaf de televisiereeks Heidi, Girl of the Alps in 1974, is zijn voor animatie ongebruikelijke streven naar realisme – een leuk weetje is dat hij zijn film The Story of Yanagawa’s Canals (1987), die was geconcipieerd als animatie, uiteindelijk uitwerkte tot live-action documentaire. Terwijl Hayao Miyazaki altijd geromantiseerde versies van de werkelijkheid toont, met fantasiedieren en zelfbedachte machinerieën.

Neem de onwaarschijnlijke double bill van Studio Ghibli uit 1988: Takahata’s oorlogsdrama Grave of the Fireflies, samen uitgebracht met Miyazaki’s My Neighbor Totoro. Respectievelijk de hartverscheurendste en hartverwarmendste animatiefilm die ik ken – je zou een hartverzakking krijgen als je ze daadwerkelijk achter elkaar zou bekijken.

Grave of the Fireflies was voor een animatiefilm ongekend realistisch. Critici bleken verrast dat het lot van twee Japanse straatkinderen in de Tweede Wereldoorlog hen in animatievorm zo kon aangrijpen. Daartegenover stond Miyazaki’s fantasiewezen Totoro, een woordeloos, vriendelijk monster, dat in Japan extreem populair is geworden.

Bamboegeboorte
Maar hun laatste twee films lijken mijn stelling te ontkrachten: Miyazaki’s The Wind Rises is een realistisch portret van een historische vliegtuigontwerper, inclusief heftige oorlogsbeelden. En Takahata’s The Tale of Princess Kaguya is de bewerking van een tiende-eeuws Japans sprookje, waarin een echtpaar in een bamboestengel een meisje vindt dat van de maan blijkt te komen. Realisme en fantasie omgedraaid.

Welnu, wat Miyazaki betreft klopt dit: The Wind Rises is de grote uitzondering in zijn oeuvre. Maar dat geldt niet voor Takahata’s film. Ook in The Tale of Princess Kaguya is zijn streven naar realisme te herkennen, vertelt hij tijdens een groepsgesprek in Parijs. Hij verwijst naar zijn komedie My Neighbors the Yamadas uit 1999, dat, hoewel karikaturaler, een vergelijkbaar impressionistische tekenstijl heeft (en, in een voorspellende knipoog naar The Tale of Princess Kaguya, ook al een meisje uit bamboe geboren laat worden). “Als u zich die film herinnert, weet u dat de tekenstijl een realistisch gevoel behoudt. Het is een minimale stijl. Dat betekent: hoe kun je dingen verbeelden zonder te tekenen wat niet nodig is? We houden de impact van de werkelijkheid. Alleen in een andere vorm.”

Die vorm van realisme, Takahata’s realisme, heeft meerdere kanten.

Grave of the Fireflies

1: Het realisme van het verhaal. Zowel Grave of the Fireflies als Only Yesterday (1991), een modern relatiedrama, is gebaseerd op een semi-autobiografisch oorspronkelijk verhaal. Ook meer cartooneske films vallen op door hun psychologisch realisme, zoals het koppige dochtertje van gescheiden ouders in Chie the Brat (1981). Bovendien heeft Takahata’s werk vanaf Heidi altijd een concrete setting in plaats en tijd – dus geen fantasiewerelden. Ook voor The Tale of Princess Kaguya nam Takahata historische feiten serieus: “Het oorspronkelijke verhaal noemt maar één keer dat zij, gezien de afkomst van haar ouders in de klassenmaatschappij die Japan toen was, nooit meer dan de vierde of vijfde vrouw had kunnen worden van de prinsen die naar haar hand dongen. Wij zijn daarin veel duidelijker geweest.”

2: Het realisme van details. Als in Grave of the Fireflies de jongen bij een luchtalarm naar buiten rent en de eerste brandbommen vallen, staat hij even stil. We zien, door zijn ogen, achtereenvolgens drie beelden: een emmer, een ladder en een bak regenwater. Een verstijfd moment van ongeloof – dan gaat hij rennen. Net als de korte natuurbeelden tussendoor, met dieren die zich nergens iets van aantrekken, versterken die details het realisme. Zie ook The Tale of Princess Kaguya: een lieveheersbeestje op een blad, een vogel die een vis vangt – de natuur gaat verder; de wereld bestaat ook voorbij het verhaal.

Prachtig realistische details biedt ook het praten tijdens het autorijden van twee potentiële geliefden in Only Yesterday – Kiarostami is niet ver weg. Plus het realisme van specifieke geluiden, die bij Takahata subtiel en concreet de beelden ondersteunen, en afzonderlijke bewegingen – The Tale of Princess Kaguya is hiervoor het mooiste voorbeeld, met bijvoorbeeld de lappen stof die in de lucht worden gegooid, aangedaan en uitgetrokken, plooien bij het zitten. Het maakt het materiaal en daarmee de geportretteerde wereld tastbaar en concreet.

En als de moeder Yamada in My Neighbors the Yamadas de droge was van een stok laat glijden weet je: in Japan gebruiken ze geen waslijn, maar een stok. De details van feiten en beweging laten er ook in deze minimale, cartooneske tekenstijl geen twijfel over bestaan: zo is het echt.

3: Het realisme van de fantasie. Bij Takahata vind je vele fantasiescènes – maar als fantasiescènes. Ze zijn duidelijk herkenbaar als dromen, als inbeeldingen die een emotie verbeelden (zoals verliefd door de lucht vliegen in Only Yesterday en The Tale of Princess Kaguya) of een moment van vervoering (zoals de orkestleden die in Gauche the Cellist, 1982, als Beethovens Pastorale bezit van hen neemt, spectaculair meegesleurd worden door de storm die ze spelen).

4: Het trapsgewijze realisme. Uniek voor Takahata is de manier waarop hij verschillende niveaus van realisme verwerkt in dezelfde film. In Pom Poko zijn de tanuki’s (‘wasbeerhonden’) getekend in drie stijlen: realistisch als ze vechten met mensen (waarbij aan weerszijden doden vallen); cartoonesk antropomorf – op twee benen lopend en liedjes zingend – als ze alleen zijn; en nog verder versimpeld als ze emotioneel van slag zijn.

Door drie niveaus van realisme te gebruiken, wordt onze wereld het vierde. Zo plaatst Takahata zijn animatiewereld op een continuüm met de werkelijkheid. In het overwegend komische My Neighbors the Yamadas doet hij één keer iets vergelijkbaars, als een man angstig naar buiten loopt om een groep hangjongeren weg te sturen. Op het moment dat hij door zijn tuinhek stapt, schakelt Takahata onverwachts over naar een realistischer tekenstijl – en wordt de scène navenant dreigender.

Die trapsgewijze relatie tot onze werkelijkheid benadrukt Takahata ook door fotorealistische elementen toe te voegen. Zoals (bewerkte) foto’s op tijdschriftcovers en filmposters, die zich niks aantrekken van de tekenstijl van de rest van de film. En soms echte filmbeelden: in Pom Poko kijken de tanuki’s verlekkerd naar een echt kookprogramma op televisie en in Chie the Brat kijkt Chie met haar moeder naar echte filmbeelden van Son of Godzilla.

Hierbij hoort ook het benadrukken van tekeningen als tekeningen. Takahata doet dat door in de tekenstijl van The Tale of Princess Kaguya te verwijzen naar traditionele tekenrollen – volgens hem de voorlopers van animatie. En heel nadrukkelijk in My Neighbors the Yamadas, door te beginnen met het tekenen van een van de hoofdpersonen. Zo plaatst hij zijn animatiefilm, als animatiefilm, juist weer stevig in onze werkelijkheid.

5: De realistische boodschap. Keer op keer benadrukt Takahata zo de band tussen zijn films en onze werkelijkheid. Waarom? Omdat hij altijd een boodschap heeft voor de echte wereld. Een socialistische boodschap in zijn lange debuut Hols: Prince of the Sun. Het belang van familie in Chie the Brat en My Neighbors the Yamadas – inclusief speech. Een lofzang op het platteland in Only Yesterday, met een monoloog over organische landbouw. Aan het einde van Pom Poko zegt zelfs een tanuki recht in de camera: “De media zeggen dat vossen en tanuki’s verdwijnen vanwege bouwprojecten. Kunnen jullie daarmee ophouden?”

In The Tale of Princess Kaguya wordt het maanmeisje door haar aardse vader van het platteland naar de stad gebracht om, door zich deftig te kleden en hoofse mores aan te leren, een edelman te verschalken. Takahata’s boodschap, zegt hij in Parijs: “Het gaat over wat bij ons allemaal gebeurt als we liegen tegen onszelf. Als we de werkelijkheid niet onder ogen willen zien.”


Isao Takahata

De regisseur van The Tale of Princess Kaguya (2013), Isao Takahata (Japan, 1935) studeerde in 1959 af in Franse Literatuur aan de Universiteit van Tokio en baseert zijn films meestal op bestaande verhalen uit romans en manga. Hij is nooit zelf tekenaar of animator geweest en werkt vanaf het begin als regisseur.

Na de Tarzaneske televisieserie Wolf Boy Ken (1963-1965) is Takahata’s eerste lange regie Hols: Prince of the Sun (1968), een verhaal dat teruggrijpt op een epos van Japans inheemse Ainu-volk en een kwaliteitsdoorbraak betekent voor lange animatie. Voor de film, die mag gelden als de eerste auteur-anime, trekt hij als animator ook Hayao Miyazaki aan.

Samen bezoeken ze in Zweden Astrid Lindgren, die hun plan om Pippi Langkous te animeren echter afwijst – als knipoog geven regisseur Takahata en scenarist-animator Miyazaki het meisje van Panda! Go Panda! (1972) twee uitstaande Pippi-vlechtjes. En zelfs de eigengereide Prinses Kaguya, die in eerste instantie weigert haar wenkbrauwen te epileren (“Dan krijg ik zweet in mijn ogen!”) en haar tanden traditioneel zwart te verven (“Zwarte tanden zijn raar!”), is een verre verwant van Lindgrens anarchistische heldin.

Met Miyazaki creëert Takahata later onder meer de wereldwijde televisiehit Heidi, Girl of the Alps (1974), de eerste anime-reeks die zich baseerde op een literaire bron, met een voor die tijd ongebruikelijk realistische setting en psychologische gevoeligheid. Hoewel hun karakters geregeld botsen, blijft hij met Miyazaki samenwerken: zo produceert Takahata Miyazaki’s succesvolle lange regiedebuut Nausicaä of the Valley of the Wind (1984), waarna ze samen Studio Ghibli oprichten. In 1988 brengt die als double bill twee van de beste lange animatiefilms aller tijden uit, Miyazaki’s My Neighbor Totoro en Takahata’s Grave of the Fireflies. De financiering voor Totoro komt zelfs alleen rond door koppelverkoop met het ‘serieuzere’ Grave of the Fireflies.

Met Pom Poko (1994) – met Miyazaki als uitvoerend producent – wint Takahata de hoofdprijs in Annecy, het belangrijkste animatiefestival ter wereld. Samen met Miyazaki keert hij zich in 2012 tegen overheidsplannen om het principiële pacifisme te verwijderen uit de Japanse grondwet, waarbij ze verwijzen naar hun eigen ervaringen in de Tweede Wereldoorlog. The Tale of The Princess Kaguya belooft Takahata’s laatste lange animatieregie te worden – dit jaar heeft hij in Annecy een Ereprijs ontvangen voor zijn hele carrière, na al een ere-Luipaard te hebben gekregen in Locarno in 2009.

Takahata online

In december 2013 reisde Isao Takahata naar de Pixar-studio’s om The Tale of Princess Kaguya te presenteren. Het Japans is niet ondertiteld in dit verslag, maar de Japanse televisie-effectjes zijn zo ook leuk en Pixar-chef en Toy Story-regisseur John Lasseter spreekt gewoon Amerikaans: “Vaak als iets zo nadrukkelijk handmatig getekend is, komen stijl en kunstenaar tussen jou en het verhaal te staan. Hier niet.”

Het eerste project waaraan Isao Takahata, als een van de tien regisseurs, verbonden was, was de televisieserie Ken the Wolf Boy (1963). Ik weet niet of hij meewerkte aan deze trailer, die met zijn dierenmishandeling en stereotiepe inboorlingen naar huidige maatstaven politiek-incorrect is. Maar het muziekje is leuk.

Het doet watertanden, deze adembenemend bewegende testanimatie uit 1984, door latere Ghibli-medewerkers, voor het internationale Little Nemo-animatieproject waaraan Isao Takahata en Hayao Miyazaki enige tijd verbonden waren. De samenwerking viel echter uiteen en in 1989 werd een Ghibli- en zielloze animatiebewerking van Winsor McCay’s stripklassieker opgeleverd, met Masami Hata en William Hurtz als regisseurs en Chris Columbus als coscenarist.

In Roger Eberts vaak geciteerde recensie van Grave of the Fireflies verklaart hij zijn Amerikaanse publiek stapsgewijs hoe anders deze film is dan wat ze verwachten: ‘Grave of the Fireflies is zo’n krachtige emotionele ervaring dat je gedwongen wordt te heroverwegen wat animatie is. (…) In klassiekers als Bambi zaten momenten waarop mensen moesten huilen. Maar die films hadden veilige grenzen: ze leidden tot tranen, niet tot pijn in het hart.’

In 2003 participeerde Isao Takahata in het project Winter Days, waarvoor vijfendertig animatoren gedichten uit een zeventiende-eeuwse bundel van de Japanse dichter Bashi illustreerden. Of de Engelse ondertiteling in deze minuutlange YouTube-clip klopt, betwijfel ik, maar wellicht versterkt dat de contemplatieve sfeer. Ook hier combineert Takahata overigens verschillende niveaus van realisme: van geanimeerde klassieke tekening tot een live-action (of hyperrealistisch geanimeerde) doorgetrokken wc-pot.