The Boy and the Heron

Miyazaki’s merkwaardige meesterwerk

The Boy and the Heron

De nu waarschijnlijk toch wel echt laatste lange animatiefilm van Hayao Miyazaki – maar zeg nooit nooit – blijkt een nóg passender zwanenzang dan voorganger The Wind Rises. Een nieuw meesterwerk? Ja, maar op een merkwaardige manier.

Het korte antwoord is: ja. Ja, hij is goed. Ja, het is Miyazaki weer gelukt. En ja, het was de moeite waard om naar het filmfestival van Gent af te reizen, louter om The Boy and the Heron te kunnen zien vlak voor zijn Nederlandse première op Imagine (en een paar dagen later het filmfestival van Leiden).

Het is onmiskenbaar het werk van een meester. Iemand die volgens Pixar-regisseur Lee Unkrich “waarschijnlijk de enige auteur in [lange] animatie” is. Van wie het werk als enige animator ooit doordrong tot de gezaghebbende tophonderd aller tijden van Sight & Sound. En die überhaupt nog nooit een zwakke film gemaakt heeft. Maar is het ook een meesterwerk?

Meester Miyazaki. Zie de prachtige ontworpen heron, de reiger, waarin een merkwaardige reigerman schuilgaat. Zie het fabuleus subtiele bewegen wanneer de boy, Mahito, zo zachtjes mogelijk achterwaarts terugsluipt naar z’n slaapkamer, als hij ziet dat zijn vader met z’n nieuwe eega staat te zoenen. Of zie alleen al Mahito’s slapende gezicht, de mond een klein beetje open – ik weet oprecht niet hoe Miyazaki het doet, maar zelfs dat ogenschijnlijk eenvoudige beeld houdt alle aandacht vast. En zie ook de spectaculaire beginscène met het verzengend brandende ziekenhuis waarin Mahito’s moeder stierf en dat Mahito vergeefs – tegen het bevel in thuis te blijven – probeerde te bereiken, alles trillend vervagend van nietsontziende hitte.

The Boy and the Heron

Alle bekende kenmerken van een Miyazaki-film zijn er. De weldadige natuur, de huizen waarin je zou willen wonen, het eten om van te watertanden (met dit keer nota bene een boterham met jam), de voertuigen die organisch bewegen, de stapsgewijze vakkundigheid (zoals het maken van pijl en boog), de jonge held, de oorlog op de achtergrond, de troostende werking van platteland en fantasie, de kawaii wezentjes, de soundtrack van Joe Hisaishi et cetera. En alles werkelijk weer van het hoogste niveau – zij het merkbaar ingetogener en minder uitbundig dan we gewend zijn.

Maar is het ook een meesterwerk? Er is iets merkwaardigs aan de hand met The Boy and the Heron. Ondanks de momenten van ontroering en humor, intimiteit en grandeur die we van Miyazaki kennen, zit er ditmaal iets afstandelijks in. Het heeft niet de onweerstaanbare emotionele meeslependheid die we verwachten. Dat heeft vooral te maken met de hoofdpersoon die, ongebruikelijk voor Miyazaki, gesloten is, somber bijna – en bovendien leugenachtig en soms onaardig. Om begrijpelijke redenen, maar toch. Als hij belooft thuis te blijven, sluipt hij toch het huis uit. Als hij eindelijk een beleefdheidsbezoekje brengt aan zijn zieke stiefmoeder, spreekt hij geen onvertogen woord, maar toont hij ook geen enkele interesse of medeleven. Zijn ware intenties houdt hij voor zijn omgeving verborgen – en daarmee ook gedeeltelijk voor ons.

De grote lijn van de film is moeiteloos te volgen (en niet heel anders dan Miyazaki’s Spirited Away uit 2001): een jongen betreedt los van z’n ouders een fantastische wereld waarin een reeks wonderlijke ontmoetingen hem innerlijk doet groeien. Maar op scèneniveau laat de film veel ruimte voor interpretatie. Het is lang niet altijd duidelijk wat de functie van een gebeurtenis is of waarom bepaalde personages iets specifieks zeggen of doen – niet na één keer kijken, in ieder geval. En misschien wel überhaupt niet. Na een besloten voorvertoning van The Boy and the Heron voor betrokkenen verklaarde Miyazaki: “Misschien was het onbegrijpelijk. Ik begrijp het zelf ook niet.”

De verklaring hiervoor schuilt, denk ik, in de titel. En die is niet ‘de jongen en de reiger’ – dat is de internationale titel die, neem ik aan, is bedacht omdat animatiefilms nu eenmaal moeten doen denken aan kinderboeken en sprookjes. De Japanse titel is Kimitachi wa dô ikiru ka, naar het klassieke boek van Genzaburo Yoshino uit 1937 dat in het Engels verscheen als How Do You Live? (en dat in de film zelf als boek voorkomt, maar verder verwaarloosbare invloed had op het scenario). Dat is een betere titel voor wat, naar alle verwachting, nu toch echt Miyazaki’s laatste lange film zal zijn – al durft niemand dat meer hardop te zeggen, na alle eerdere keren dat hij toch weer terugkeerde na een aangekondigd afscheid. Want ja, hoe leef je? Miyazaki heeft gezegd dat hij de film maakte, precies om daarop het antwoord te vinden. En blijkens zijn verklaring bij de eerste vertoning, blijft hij onzeker over het resultaat. Het is, met andere woorden, een zoekende film. Met, onder de oppervlakkig gezien overzichtelijke spanningsboog à la Spirited Away, een zoekende, onzekere en niet altijd aardige hoofdpersoon.

Toen Miyazaki in 2016 aankondigde dat hij toch weer aan een nieuwe film begon, voelde ik me, naast alle vreugde, ook een beetje belazerd. Ik was er ook ingetuind, dat The Wind Rises (2013) zijn laatste film zou zijn. En ook ik – en ik was zeker niet de enige – had geconstateerd dat juist deze film zo’n passende zwanenzang was geworden. Het was Miyazaki’s eerste film die zo nadrukkelijk autobiografisch was. Met een hoofdpersoon die, net als Miyazaki’s vader, tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte in de Japanse vliegtuigindustrie en die, net als Miyazaki zelf, zijn liefde beleed voor de schoonheid van vliegmachines terwijl hij het liefst zijn ogen zou sluiten voor hun militaire toepassing. Hier legde Miyazaki, op een realistischer manier dan hij tot dan toe gedaan had, rekenschap af over dit onoplosbare dilemma, dat hem zijn hele werkzame leven had achtervolgd: schoonheid zien in een wereld vol oorlog en geweld. Zoals hij tegen The Guardian zei: “Ik ben zelf erg pessimistisch. Maar als, bijvoorbeeld, een medewerker een baby heeft gekregen, dan kun je niet anders dan ze het beste wensen. Ik kan niet tegen dat kind zeggen: ‘Je had niet geboren moeten worden.’ Terwijl ik weet dat de wereld de verkeerde kant op gaat. Dat zijn de conflicterende gedachten die ik heb, als ik nadenk over wat voor films ik zou moeten maken.” Een gespleten mens, een gedreven kunstenaar. Dat was de conclusie van een mensenleven en daarmee leek de kous af.

Maar zie hier: How Do You Live? Nu nóg autobiografischer! Want draaide The Wind Rises nog om iemand die vooral Miyazaki’s vader vertegenwoordigde, dit keer draait het om Hayao Miyazaki’s eigen leven. “Ik heb het lang vermeden,” zei Miyazaki, aldus The Hollywood Reporter, “maar het wordt tijd dat ik [een film] maak die meer is zoals ik.” En dus is hoofdpersoon Mahito net als Miyazaki een oorlogskind, zij het iets ouder. Met ook weer een vader die werkt in de Japanse vliegtuigindustrie tijdens de Tweede Wereldoorlog en daarmee zijn gezin een welvarende levensstandaard kan bieden, te midden van alle armoede, en in die zin profiteert van de oorlog. Terwijl de dood van Mahito’s moeder bij eerdergenoemde vreselijke ziekenhuisbrand, tijdens een geallieerd bombardement, rijmt met hoe Miyazaki het zelf altijd zwaar heeft gehad met het wegvallen van zijn eigen moeder. Ook de evacuatie van Tokyo naar het platteland, na die brand, heeft Miyazaki zelf in de oorlogsjaren meegemaakt en bovendien naar dezelfde streek, Utsunomiya.

Deze scènes, voordat Mahito onder aansporing van de wonderlijke reigerfiguur de louterende fantasiewereld betreedt, ademen een sterk realisme en zijn doordrongen van echt gevoeld leed en verdriet. Juist de geslotenheid van Mahito, en zijn bokkigheid tegenover de nieuwe partner van zijn vader, onderstrepen hoe hard alles bij hem is aangekomen. Dit is geen puberteit die via een kleine odyssee valt te overwinnen, dit is oorlogsleed dat in de ziel is gegrift. En daarom is deze hoofdpersoon, in de woorden van Miyazaki in THR, dit keer niet “vrolijk, helder en positief”, want “veel jongens zijn niet zo. Ik was zelf iemand die heel terughoudend was. […] Laten we erkennen dat we geconflicteerde levens leiden. Daarom heb ik een held geschapen die langzaam op gang komt en allerlei gênante dingen in zich draagt die hij niet met anderen kan delen. Als je dan desondanks iets met al je kracht kunt overwinnen, dan kun je de versie van jezelf worden die zulke problemen kan accepteren.”

Dit gaat niet meer over de vader, dit gaat over de zoon. Over Miyazaki zelf. Die zich nu, na al die jaren, en zelfs nadat hij met zijn vorige film ogenschijnlijk in het reine was gekomen met het verleden, nog altijd afvraagt: hoe nu verder? Wat kan de toekomst zijn? De titel The Wind Rises (die overigens in The Boy and the Heron letterlijk wordt geciteerd) was ontleend aan een gedicht van Paul Valéry: ‘De wind steekt op… We moeten proberen te leven.’ Proberen te leven ja, ondanks de oorlogswind. Maar er is een onvermijdelijke vervolgvraag, die Miyazaki pas in The Boy and the Heron behandelt: hoe?

Die lichte afstandelijkheid in de film, die morele ambiguïteit in de persoonlijkheid van Mahito, die onzekerheid die sommige scènes, gedragingen en verhaalwendingen begeleidt, is wat de existentiële zoektocht van Mahito – van Miyazaki – zo waarachtig maakt. Het maakt The Boy and the Heron minder moeiteloos meeslepend dan Miyazaki’s eerdere films. Fragmentarischer ook. Maar hij knaagt. Hij blijft hangen. Hij stelt vragen. Of eigenlijk eentje, de enige waar het om draait: hoe te leven? Dit is een film die doorwerkt en die bij mij, terwijl ik dit schrijf, nog steeds doorgroeit – wie meer wil weten over de antwoorden die de film volgens mij op zijn eigen vraag te bieden heeft, kan hier verder in een vervolgstuk vol spoilers. Ik vermoed in elk geval dat How Do You Live? uiteindelijk tussen mijn favoriete Miyazaki’s zal belanden. En ik durf nu al te zeggen dat ja, dit een meesterwerk is.


The Boy and the Heron is op 25 oktober 2023 de openingsfilm van Imagine en draait vanaf 29 oktober ook op het Leiden International Film Festival. Daarna vanaf 27 december in de bioscopen.