Wim Wenders over Perfect Days

'Zonder beperkingen maak je rommel!'

Wim Wenders. Foto: Gerhard Kassner

Een schoonmaker van openbare toiletten in Tokio breekt met de routine van zijn dagelijks leven in Wim Wenders’ even bescheiden als betoverende Perfect Days. De Duitse filmauteur ziet zijn fictiefilm als een eerbetoon aan de kleine dingen in het leven: “Wat me inspireert aan Hirayama is dat hij nooit het gevoel heeft dat hij iets tekortkomt.”

2023 was een goed jaar voor Wim Wenders. Hij had twee premières in Cannes: die van Anselm, zijn hybride 3D-documentaire-biopic over de megalomane kunst van Anselm Kiefer, en die van zijn eerste fictiefilm in zes jaar.

Het innemende Perfect Days is een bescheiden film over een bescheiden man met een bescheiden baan. Hirayama (gespeeld door de Japanse steracteur Kôji Yakusho) is schoonmaker van de openbare toiletten in Tokio, stuk voor stuk kleine kunstwerkjes ontworpen door Japanse meesterarchitecten, gebouwd met schoonheid en nut voor het volk in het achterhoofd. Wenders schetst de alledaagse routine van deze schoonmaker en pelt, mede dankzij een heerlijk nostalgische soundtrack met onder anderen Lou Reed en Patti Smith, de vele lagen van dit personage weg totdat de pure emotionele kern van Hirayama overblijft.

Het simpele maar doeltreffende script doet denken aan de vroege films waar de Duitse filmauteur nog altijd bekend om staat. Hirayama mag zich scharen onder de dolers en einzelgängers uit films als Alice in den Städten (1974), Im Lauf der Zeit (1976) en Paris, Texas (1984), die vaak vol gevoel maar zonder bestemming door het leven dwalen.

Wenders was altijd al een meester van het vangen van de vluchtige momenten in het leven, ongrijpbare momenten die niettemin een enorme indruk op een mens kunnen maken. Precies dat magische gevoel weet hij met Perfect Days eindelijk weer te bereiken. Misschien komt dat omdat hij na de covid-lockdowns sentimenteler is geworden, geeft hij toe op een terras in Cannes na de première van Perfect Days. In die zin ziet hij zijn nieuwste film als een ode aan de kleine, maar o zo belangrijke dingen in het leven.

Perfect Days

Uw liefde voor Japan reikt ver terug en is onder andere te zien in de documentaire Tokyo-Ga (1995) en de scènes die u in Japan schoot voor Bis ans Ende der Welt (1991). Stond het altijd op uw planning om terug te keren naar Japan en er nog een film te maken? “Ik had enorme heimwee naar Japan en tijdens de covid-lockdown zei ik al tegen mijn vrouw dat als we weer mochten reizen, we als eerste naar Japan zouden moeten gaan. Toen viel er een brief op de mat, of we naar Tokio wilden komen om een kunstproject – fotografie, documentaire, korte film, installatie, wat dan ook – te initiëren rondom vijftien bescheiden bouwwerken: openbare toiletten die tegelijk kleine architecturale meesterwerkjes zijn, elk door een andere Japanse meesterarchitect ontworpen. Ik zei onmiddellijk ja.”

Was het weerzien van Tokio zo mooi als u hoopte? “Het was in een drukke periode, want ik zat middenin de montage van Anselm. We hadden één week in mei om die toiletgebouwtjes te bezoeken. Het waren niet alleen prachtige kunststukken, maar ook architectonische werken geplaatst op hele mooie plekken: speelplaatsen, parken en pleinen. Elk toiletgebouw was anders en mooi op zijn unieke manier. Dit was precies in de tijd dat het leven ook in Tokio weer op gang kwam na de pandemie. Wij waren ongeveer de enige westerlingen in de hele stad en je zag de ziel van Japan weer opleven. Voor mij was het alsof we een utopie binnenstapten. Vergeleken met Tokio was het leven na de lockdown in Berlijn desastreus te noemen. Gemeenschappelijke plekken als parken waren daar verkwanseld na de pandemie. Ik was dus diep geroerd door mijn tijd in Japan. Daardoor realiseerde ik me ook dat dit project meer moest zijn dan alleen een fotoserie of een documentaire. Ik wilde een film maken over Tokio op precies dit moment, en de toiletgebouwen zouden fungeren als een soort routekaart of kader. Bovenal zouden ze symbool staan voor het algemeen belang, dat in Japan meer voorop wordt gesteld.”

Perfect Days is in een kort tijdbestek gemaakt. Hoe zag dat proces eruit? “Ik stelde mijn filmplan voor: een fictiefilm over een schoonmaker van deze toiletten. Iedereen was even verbaasd als enthousiast, want dat was meer dan waar ze aanvankelijk op hoopten. Met coscenarist Takuma Takasaki hebben we in korte tijd het script geschreven. De draaidagen waren vervolgens al in oktober. In iets meer dan twee weken hebben we de hele film geschoten.”

U vroege werk was vaker vluchtig en in kort tijdbestek geschoten. Was u zulke restricties nog gewend? “Ik hou van restricties en beperkingen. Ik vertel mijn studenten altijd dat de beste films die ze in hun leven gaan maken voortkomen uit restricties. Zonder beperkingen maak je rommel! Als iemand me een enorme bak geld zou aanbieden om een film te maken, dan zou ik zeggen: geef me tien procent van het budget en je krijgt er een betere film voor terug.”

Ik herken die vluchtigheid ook in het hoofdpersonage van Perfect Days, die me doet denken aan de dolende einzelgängers uit films als Alice in den Städten en Paris, Texas. Hoe belangrijk is het voor u dat cinema de vluchtige momenten van het leven vastlegt? “Je benoemt een zeer specifiek aspect van mijn films, waar ik nog steeds naar op zoek ben. Hoewel deze film totaal geconstrueerde fictie is, deden we tijdens het maakproces alsof we een documentaire maakten. Elk shot van Kôji Yakusho als Hirayama is gedraaid vanaf de schouder. We schoten ook snel, wel zo’n vijftig tot zestig verschillende shots per dag. Halverwege de draaiperiode vroeg ik aan Kôji of ik ook de repetities mocht filmen. Vanaf dat moment gebruikten we van elk shot bijna altijd de eerste take uit de repetities. Al die dingen dragen bij aan dat gevoel dat u beschrijft, van het vangen van die vluchtige momenten. En inderdaad, Hirayama is een doler, maar wel op zijn eigen manier, want hij is ook gedefinieerd door zijn vaste routines.”

De muziekkeuzes van Hirayama definiëren hem ook. De oude rockiconen die hij draait vanaf cassettes geven de suggestie dat hij een beetje vastzit in zijn eigen verleden. “Je gaat je erdoor afvragen wie hij was in zijn jeugd, toen deze muziek uitkwam in de jaren zeventig en tachtig. Grappig genoeg is die revival van rockmuziek en cassettebandjes die je in de film ziet in Japan ook echt aan de gang. Hirayama gelooft niet dat een originele cassette van Lou Reed honderdtwintig dollar kan kosten, maar dat is de daadwerkelijke prijs van zo’n bandje tegenwoordig. Ik identificeer me daar wel mee, want ik ben ook een fervent verzamelaar van vinylplaten.”

Hoeveel platen heeft u? “Zo’n twintigduizend.”

Draait de film in die zin om nostalgische gevoelens die u zelf ook heeft? “Nostalgie is niet zozeer wat ik hier wil benadrukken, maar meer de bescheiden band die iemand met zijn spullen kan hebben. Hirayama heeft bijvoorbeeld ook een analoge camera, die hij van haver tot gort kent. Hij kan er blindelings mooie foto’s mee maken en weet hoe hij de filmrollen in de camera moet laden. Hij schiet wekelijks een rolletje vol, laat het ontwikkelen, en koopt een nieuw rolletje voor de tussentijd. Hetzelfde doet hij met boeken: hij koopt één boek dat hij in een week uitleest. Meer heeft hij niet nodig.”

Is die bescheidenheid van Hirayama iets wat u benijdt of waar u inspiratie uit haalt? “Ik denk wel dat hij voor mij symbool staat voor een tevredenheid die veel mensen niet meer weten te bereiken in het leven. Er was een tijd dat ik maar net genoeg geld had om misschien één lp per week te kopen. En dan was dat de plaat waar je de hele week naar zou luisteren. Mede daarom ga ik zo slecht mee in een tijdperk waarin alles te streamen is. Je hebt alle opties binnen handbereik, maar dat benadrukt voor mij alleen maar dat ik niet genoeg dagen in mijn leven meer heb om al die dingen te zien en te luisteren. Ik heb al te veel van alles in mijn leven, behalve tijd. Wat me inspireert aan Hirayama is dat hij nooit het gevoel heeft dat hij iets tekortkomt.”

Een bijzondere scène in de film is een experiment van Hirayama en een andere man, om te zien of hun schaduwen onder de straatverlichting donkerder worden als ze overlappen. Dat is bijna een metafysisch gedachte-experiment voor een filmmaker als u. Hoe kijkt u naar die scène? “In mijn beleving worden schaduwen donkerder als ze overlappen, maar ik wist niet zeker of het ook echt zo zou zijn. Ik had dus geen antwoord op die vraag. Die scène was ook niet gepland. We schoten op locatie bij een rivier en er was een overhangende lamp die een prachtige grote schaduw wierp, dus we konden het experiment uitproberen. Het is inderdaad een metafysische vraag, want wat is de waarde van een schaduw? Is het iets op zichzelf? Kan een schaduw overschaduwd worden? Het was een grote discussie tussen cinematograaf Franz Lustig en mij, en het leverde een prachtige scène op.”