Perfect Days

De gelukkige vervloekte

Perfect Days

Hirayama maakt elke dag de openbare toiletten van Tokio schoon. Dag in, dag uit hetzelfde werk. En toch, zo stelt Wim Wenders in zijn Sisyphische portret van een schoonmaker, moeten we ons Hirayama als een gelukkig mens voorstellen.

De wekker gaat. Kleren aan. Knoopjes dicht, rits omhoog. Net genoeg tijd om te eten. Kleingeld mee, horloge om. Cassette in de radio onderweg naar werk. Eenmaal daar: urenlang openbare toiletten schoonmaken volgens dezelfde minutieuze methode. Bril omhoog. Eerst de binnenkant van de pot, dan de buitenkant. Toiletpapier bijvullen. Vuilnisbakjes legen. Deur boenen. Vloer dweilen. Morgen gaat de wekker opnieuw.

De dagen van Hirayama (Kôji Yakusho) zijn haast niet van elkaar te onderscheiden. Als Sisyphus (die door Hades veroordeeld werd om een immens rotsblok een heuvel op te rollen dat, elke keer als Sisyphus de top nadert, weer naar beneden rolt) maakt hij de openbare toiletten in Tokio schoon. Brandschoon zijn ze, als Hirayama het hokje verlaat. Voor eventjes maar, natuurlijk; pakweg een uur later zijn ze alweer vies.

Sisyphus moet elke dag, tot het einde der tijden, een rots naar boven rollen. Zwaar, nutteloos werk. En toch, schrijft Albert Camus in De mythe van Sisyphus, moeten we ons Sisyphus als een gelukkig mens voorstellen.

Net als Sisyphus is Hirayama gelukkig. Op ingetogen wijze filmt Wim Wenders de eenvoudige pleziertjes in Hirayama’s leven: kijken hoe de bladeren van bomen schaduwen werpen op de grond; meezingen met een lievelingsliedje; genieten van een warme maaltijd na een lange dag.

Er is niets bijzonders aan het inzicht dat het belangrijk is om schoonheid in het alledaagse te vinden. En als de film een breder sociaal-economisch standpunt had ingenomen, zou het portret van een arbeider die volop geniet van zijn slopende baan wellicht bezwaarlijk zijn. In ieder geval komt de kalme verbeelding van het dagelijkse leven van een simpele man bekend voor.

Er is nog wel meer clichématig aan Perfect Days: de muziekkeuze, de mensen die Hirayama ontmoet, het briefje boter-kaas-en-eieren dat hij verstopt in een toilethokje vindt. En toch is de film geen kitsch en zijn de emoties die Hirayama ervaart, en die via hem bij de kijker worden opgeroepen, niet afgezaagd.

Door feelgood-clichés op een oprechte manier uit te beelden, in voor de hand liggende momenten en met een soundtrack vol grijsgedraaide klassiekers, stelt Wenders de kijker in staat om tijdens de speeltijd ook te genieten van eenvoudige pleziertjes. Zo wordt de kijker door het vinden van schoonheid in die dingen die al duizend keer eerder op film zijn vertoond zelf ook een beetje de gelukkige, vervloekte Sisyphus.