Václav Marhoul over The Painted Bird

'Het kwaad schuilt in ieder mens'

De omstreden WOII-roman van de Pools-Amerikaanse auteur Jerzy Kosiński verfilm je niet zonder wat mensen op de tenen te trappen. Maar de Tsjechische regisseur Václav Marhoul vindt dat je je bij zijn The Painted Bird niet blind moet staren op al het geweld. “Zie het liever als een menselijk verhaal met een wat grove omlijsting.”

Een bijna drie uur durende, in zwart-wit gedraaide verbeelding van menselijke wreedheid in het door Nazi’s bezette Oost-Europa. Als dat klinkt als een uitputtingsslag, dan is The Painted Bird wellicht niet voor jou bedoeld, stelt regisseur Václav Marhoul. Net als het gelijknamige boek uit 1965 van de omstreden Pools-Amerikaanse auteur Jerzy Kosiński is Marhouls verfilming een compromisloos werk dat het publiek verdeelt. De een ziet een filmisch meesterwerk dat de kwaadaardigheid van de mens in historisch perspectief plaatst. De ander een meedogenloze film die de Tweede Wereldoorlog in Oost-Europa bagatelliseert tot een banale geweldsorgie. (Voor de goede orde: Filmkrant-recensent Jos van der Burg zit in het tweede kamp.)

Marhoul hoopt natuurlijk dat zijn film de herinnering aan Europa’s genocidale verleden levend houdt, en dat het een waarschuwing is dat wreedheid altijd een onderdeel van onze menselijkheid zal zijn. Dat verbeeldt hij via de lotgevallen van een naamloze jongen, die weet te ontsnappen van een Nazi-aanval op zijn boerderij. Eenmaal op de vlucht is hij overgeleverd aan de genade van de vele vreemdelingen die hij onderweg tegenkomt. Sommigen bedoelen het goed maar weten niet hoe; meer kwaadwillenden maken bewust misbruik van de kwetsbare positie deze jongen. Elke nieuwe ontmoeting belicht zo een ander aspect van de menselijke geest in bezettingstijd.

Het boek van Jerzy Kosiński laat zich niet zomaar verfilmen. Waarom waagde u zich er wel aan? “Dat is wel de hamvraag, denk ik. Ik zal bekennen: ik las het boek pas op mijn 44ste. Misschien maar goed ook. De meeste Tsjechen lezen dit boek op hun achttiende of negentiende, op de middelbare school of universiteit. Ik was veel ouder, had al zoveel meegemaakt, zoveel belangrijke verliezen en ervaringen die me hebben gemaakt tot wie ik nu ben. Al op pagina drie van het boek voelde ik hoe intens ik erdoor geraakt werd. Het sprak tot mij en mijn leven.”

Waarom begon u er toen pas aan? “Een vriend raadde het aan. Ik verslind literatuur aan de lopende band. Mijn huis puilt uit van de boeken. Zelfs op de wc stapelen ze zich op. Misschien was het een gemis dat ik dit boek niet eerder las, misschien is het wel het lot. Ik had het gewoon over het hoofd gezien, het stond niet op mijn radar. Maar oen ik er eindelijk aan begon wist ik wel gelijk hoe bijzonder dit boek is.
“Wat ik interessant vind is dat de lezers van dit boek ongeveer in drie categorieën vallen – en ik zie dat nu ook bij het publiek van mijn film gebeuren. Er zijn de mensen die aan het boek beginnen en het niet uit kunnen lezen. Ik respecteer dat natuurlijk, maar die missen wel iets. Dan is er de groep die het boek wel uitleest, maar die erop terugblikkend niet voorbij het geweld kan denken. In mijn optiek is dat niet waar het boek over gaat: geweld is slechts het vehikel van dit boek. De omlijsting, zoals een schilderij dat ook heeft. Daar richt je je toch tot wat zich op het doek afspeelt en niet op die lijst?
“Het verhaal van The Painted Bird gaat niet over geweld. Het gaat over een jongetje dat probeert te overleven in een wereld waarin hij anders is. Voor mij symboliseert hij menselijkheid. Dat daar geweld bij komt kijken, is onvermijdelijk. De laatste groep lezers van het boek hebben dit door. Voor mij was de uitdaging om precies dat over te brengen. En het was echt een uitdaging om mijn ervaringen met het boek naar film te vertalen. Daar ben ik dan ook eerlijk in: ik heb deze film bovenal voor mijzelf gemaakt.”

Er zijn hardnekkige geruchten dat Kosiński het boek plagieerde. Had u zelf geen twijfels bij de authenticiteit van zijn werk? “Nee, nee, nee, hier heb ik geen interesse in. Iedereen vraagt me: ‘Wist u dat Kosiński een bedriegende leugenaar was?’ So what! Kosiński is Kosiński en een boek is een boek. Iedereen kent de naam Kosiński, niemand kent de naam van de mensen waarvan men claimt dat ze de echte auteurs van het boek zijn. Kosiński heeft het dus geschreven. Punt uit.”

Terug naar uw film, dan. Hoe probeerde u een juiste balans te vinden in het tonen van het geweld zonder dat u het publiek zo murw zou slaan dat ze interesse zouden verliezen in het verhaal? Bij persvoorstelling liepen ontzettend veel journalisten weg. “Ik was niet bij die screening, maar ik begreep dat 1.500 journalisten de film zagen en er zo’n honderd wegliepen. Wat mij betreft een prima score. In de gehele geschiedenis van de cinema is er geen film die iedereen goed vond. Weglopen is dan een prima reactie. Dat doe ik zelf ook zo vaak, bij stomme Amerikaanse oorlogsfilms. Pearl Harbor en dat soort zooi. Dus het zal me worst wezen.”

De film lijkt het publiek te verdelen in twee kampen: goed of slecht, er lijkt niet veel tussen te zitten. “Mooi zo.”

Hoe bedoelt u dat? “De grootste tragedie is kunst maken die snel vergeten wordt. De tijd zal leren of mijn werk herinnerd zal worden.”

Ziet u choqueren als een manier om onthouden te worden? “Choqueren… Dat woord gebruiken voor mijn film, dát choqueert mij juist. Vind je het geweld in The Painted Bird expliciet? Kijk dan maar eens naar het werk van Tarantino! Die laat alles expliciet in beeld zien. Mijn camera weet dat net te vermijden. De ergste dingen in de film, zoals een oogbal die met een lepel uit iemands kas wordt getrokken, zie je niet expliciet in beeld. Mijn geweld is degelijk, maar een publiek gaat de zaal uit met een herinnering aan het ergste wat ze ooit hebben gezien. Het is hun fantasie die hen daartoe drijft. Ze weten het gewoon niet.”

Uw voorouders hebben ook geleden onder de Duitse bezetting. Heeft dat uw perceptie op dit werk veranderd? “Ik kom uit een familie met joodse roots. Achttien van mijn familieleden zijn in concentratiekamp Treblinka omgelegd. Mijn relatie met dit werk is daardoor heel diep. Dieper dan ik zelf dacht. Ik filmde een scène die zich afspeelt in een trein op weg naar een concentratiekamp. Het exterieur van de trein filmen ging prima, maar binnen, omgeven door 120 figuranten die eruitzien als afgevoerd vee, stortte ik in. We moesten de shoot een paar uur staken. Ik zag geen figuranten meer, ik zag mijn familie.”

Probeerde u met deze film een beter begrip te krijgen van waar dit soort wreedheid vandaan komt? “Ja, dat is het. En weet je? Dit soort dingen gebeurde niet alleen omdat één persoon aan het hoofd de bevelen gaf. Natuurlijk was Stalin kwaadaardig en stuurde hij miljoenen mensen naar de gevangenis en naar de goelag. En natuurlijk was Hitler een massamoordenaar die hetzelfde deed. Maar ik ben erg gefascineerd door de mensen aan de bodem van die machtsorde die dezelfde aanleg voor kwaadaardigheid hebben. Ik heb me erg laten inspireren door het Stanford-experiment van professor Philip G. Zimbardo. Dat is de uitleg voor mij! De wortel van het kwaad schuilt in ieder mens. Waarom beginnen mensen hun soortgenoten te martelen? Omdat ze de kans krijgen het te doen zonder ervoor veroordeeld te worden. Hetzelfde principe geldt voor de Duitse staat. Hoe kon zo’n geciviliseerde samenleving zulke kwaadaardige dingen doen? Dat is de vraag die ik wil stellen: waarom doen we dit? Waarom blijven we dit doen? Als mijn film daar ook maar een beetje antwoord op kan geven, is mijn werk wat mij betreft geslaagd.”