The Painted Bird

Ontmaskerd als grenzeloos fantast

Kun je van een frauduleuze auto-biografische oorlogsroman een waarheidsgetrouwe film maken? Regisseur Václav Marhoul slaagt er met zijn verfilming van Jerzy Kosinki’s De geverfde vogel niet in. Het drama over een in de oorlog rondzwervend jochie door Oost-Europa is shockcinema verpakt in arthousebeeldtaal.

Met Jerzy Kosinki’s zelfmoord in 1991 doofde een literaire komeet. Voor de opkomst ervan moeten we terug naar 1965. In dat jaar publiceerde Kosinki zijn roman De geverfde vogel. Het boek, over de vijf jaar durende gruweltocht van een jochie over het Poolse platteland in de Tweede Wereldoorlog, had het effect van een blikseminslag. Dat Kosinski de onvoorstelbare ellende die het jochie doormaakt zelf had meegemaakt — het boek was autobiografisch suggereerde hij — maakte van hem een overlevingsheld. Dit was nu eens geen schrijver die met kopjes thee thuis achter zijn bureau een oorlogsverhaal had verzonnen, maar een overlevingskunstenaar die verslag deed van de hel waarin hij van zijn zesde tot elfde jaar had gezeten.

Die hel is in De geverfde vogel het Poolse platteland, dat bevolkt wordt door achterlijke, wrede en bijgelovige boerenkinkels, die in het rondzwervende jochie (lees: Kosinski) een Joods of zigeunerkind zien. Van zulke kinderen kan in hun ogen niets goeds komen en het jochie belandt in een pandemie van wreedheid en geweld. Omdat hij wordt aangezien voor de duivel wordt hij ingegraven, met zijn hoofd net boven de grond, waarna kraaien wellustig op zijn schedel pikken. Maar niet alleen het kind is slachtoffer van redeloos geweld, de plattelanders staan elkaar ook onderling naar het leven. Als het jochie bij een molenaar thuis belandt, ziet hij hoe deze man de ogen van zijn knecht uitsteekt, omdat hij hem verdenkt van geflirt met zijn vrouw. Weer later ziet hij Duitse soldaten van een trein gesprongen Joodse gedeporteerden neerschieten. Een plattelander die zich over het jochie ontfermt, ontpopt zich tot een verkrachtende pedofiel. Een dorpsprostituee wordt door woedende vrouwen gruwelijk afgeslacht. Later smijten dorpelingen het jongetje in een beerput, waaruit het zich in doodsnood met veel moeite weet te redden.

De opsomming van wreedheden is verre van compleet. Zo hebben we het in brand steken van een fret door sadistische kinderen nog niet genoemd. En ook de geweldsorgie van binnenvallende Kozakken kwam nog niet langs. De verklaring voor al dit excessieve geweld zit in de titel van de roman, die verwijst naar een in het boek beschreven wreed tijdverdrijf op het platteland: als je een gevangen vogel verft en vervolgens loslaat wordt hij door zijn soortgenoten dood gepikt, omdat ze hem niet meer als soortgenoot herkennen. Voor de achterlijke plattelanders is het jochie de geverfde vogel; in zijn veronderstelde anders-zijn zien ze een bedreiging die onschadelijk — lees: dood — moet worden gemaakt.

Jetset
Terug naar Kosinski, die na de oorlog in Łódź sociologie en geschiedenis studeerde. In 1957, 24 jaar oud, emigreerde hij naar de Verenigde Staten. Begin jaren zestig publiceerde hij er twee nonfictieboeken over het leven in de Sovjet-Unie. Degelijke maar geen opvallende boeken, maar dat veranderde met De geverfde vogel, zijn derde boek. De roman maakte van Kosinski een literaire ster, die zich ophield in de jetset van filmsterren en andere beroemdheden. Warren Beatty liet hem een bijrolletje spelen in Reds (1981) en hij was ook te zien in John Schlesingers Midnight Cowboy (1969).

Achteraf is het onvoorstelbaar dat niemand vraagtekens zette bij het veronderstelde autobiografische karakter van De geverfde vogel. Een jochie dat vanaf zijn zesde vijf jaar rondzwerft en de beschreven lawine aan gruwelijkheden overleeft? Hoogst onwaarschijnlijk. Dat niemand twijfelde aan het waarheidsgehalte van het boek zegt iets over de literaire kracht, maar ook over het taboe op twijfel aan de herinneringen van oorlogsoverlevenden. Scepsis over Kosinki’s autobiografische claim werd gezien als disrespectvol naar Joodse oorlogsslachtoffers. Het verklaart dat het zeventien jaar duurde voordat Kosinski ontmaskerd werd als een grenzeloze fantast. De Amerikaans krant The Village Voice onthulde in 1982 dat hij in de oorlog met zijn familie ondergedoken had gezeten bij een katholiek Pools gezin. Kosinski’s vader had het gevaar op tijd gezien en bezat de financiële middelen om een veilige plek te regelen. Jerzy kreeg zelfs een katholiek doopbewijs. In 1993 schreef de Poolse Joanna Siedlecka in haar biografie over Kosinski het volgende over het waarheidsgehalte van de roman: ‘De geverfde vogel heeft niets te maken met Kosinki’s echte jeugd. Hij bedacht de horror, terwijl hij alleen maar het goede had ervaren en dorpelingen veel risico hadden gelopen door zijn familie te verbergen.’

Kosinski was niet alleen een fantast, maar bleek ook grote delen van De geverfde vogel niet zelf te hebben geschreven; hij had daarvoor anonieme auteurs ingehuurd. De onthulling dat hij ook nog eens veel ideeën en soms letterlijke passages uit Poolse romans had geplagieerd, betekende de definitieve doodsteek van zijn reputatie. Kosinski’s val was hard en waarschijnlijk medeoorzaak van zijn zelfmoord.

Karikaturaal
Over Kosinski valt een fascinerende film te maken met als raadsel wat hem dreef. Narcisme? Zucht naar roem? Was hij een getraumatiseerd oorlogskind bij wie liegen als overlevingsstrategie een tweede natuur was geworden? Kon hij na zijn eerste leugen niet meer terug waardoor hij leugen op leugen moest stapelen? Zo’n film zou interessant zijn, maar die film is het drie uur durende The Painted Bird van Václav Marhoul niet. De Tsjechische regisseur is het na jarenlang soebatten over rechten en financiering gelukt om De geverfde vogel te verfilmen. Daarbij is hij trouw gebleven aan de roman, wat in dit geval geen goed idee was. Vanuit het gezichtspunt van het naamloze jongetje toont het drama de horrorhel op het platteland. De zwartwitfilm springt van gruweldaad naar gruweldaad. Sommige maakt het jochie, gespeeld door Petr Kotlár, die er wel erg doorvoed uitziet voor een zwervend oorlogskind, zelf mee, bij andere is hij toeschouwer.

Het begin van de film zet de toon, want daarin zien we het eerdergenoemde in brand steken door een groepje plattelandsjongens van zijn fret. Het is de eerste kennismaking van het knulletje met de mores op het platteland. Het joch is door zijn in de stad wonende ouders bij een tante op het platteland ondergebracht in de verwachting dat het er veiliger is dan in stad. Dat is een misrekening, want in The Painted Bird zijn vrijwel alle plattelanders bijgelovige monsters die alles wat afwijkt de dood in willen jagen. Je hoeft geen Poolse nationalist te zijn om je aan dit karikaturale beeld te ergeren. Om deze kritiek voor te zijn heeft Marhoul, die ook het scenario schreef, The Painted Bird anders dan de roman gesitueerd in een niet nader genoemd Oost-Europees land. In de film, waarin ook Udo Kier, Harvey Keitel en Stellan Skarsgård te zien zijn, wordt geen Pools gesproken maar Interslavisch, een soort Slavisch Esperanto. Commercieel handig, want zo stoot de film geen specifiek Oost-Europees land tegen het hoofd.

Shockfilm
Het klinkt raar bij een gruwelfilm, maar visueel is The Painted Bird een lust voor het oog. De fraai gekadreerde zwart-witbeelden van cameraman Vladimír Smutný stralen een arthouse-esthetiek uit die we associëren met het werk van filmmakers als Andrej Tarkovski en Béla Tarr. Maar waar deze filmauteurs aangrijpend authentieke films maakten over het lot van Russen en Oost-Europeanen, met oog voor de universele condition humaine zodat iedereen hun werk kan begrijpen, is The Painted Bird een hijgerige shockfilm. Marhoul heeft onvoldoende nagedacht over hoe hij van Kosinki’s frauduleuze, bij elkaar gefantaseerde roman een waarheidsgetrouwe film kon maken.

Want wat zien we nu eigenlijk in The Painted Bird? Marhoul noemt het ‘waarheidsgetrouwe fictie’: “Wat in mijn film en in het boek gebeurt, gebeurt op dit moment overal op de wereld. Elke seconde worden kinderen vermoord, misbruikt, verbrand — in Mali, Syrië, Afghanistan, overal.” Nobel, die humane betrokkenheid, maar dat is niet het punt. The Painted Bird is gesitueerd in de Tweede Wereldoorlog en dat vereist een minimum aan historische accuratesse. Precies daaraan schort het. Wie achter de horrorscènes kijkt, leert niets over menselijk gedrag in oorlogstijd, maar kijkt in het zieke brein van Kosinski. Geen prettig beeld.