Pietro Marcello over L’envol
'Perfectie verveelt me'
In zijn eerste Franstalige film combineert Pietro Marcello archiefbeelden met een musical, gebaseerd op een oude Sovjet-roman, voor een magisch werk over de dromen en ambities van een jonge plattelandsvrouw. “Als je dingen niet kunt verwachten of voorspellen, zijn ze des te mooier als ze wel gebeuren.”
Het voelt alsof de Italiaanse regisseur Pietro Marcello zijn films via een soort alchemistisch proces uit een of ander archief tovert, terwijl hij er toch echt de set voor op gaat. Zijn Martin Eden (2019) is een textuurrijke film over de politieke omwentelingen in het Italië van de twintigste eeuw, mede dankzij archiefbeelden van Napels die als vanzelfsprekend versmelten met de korrelige 16mm-beelden van Marcello’s fictie – alsof verleden en heden via de film aan elkaar geregen worden.
La bocca del lupo (2009) is zo mogelijk nog overtuigender als amalgaam van archiefbeelden en eigentijdse documentaire. Die hybride film over een amoureuze crimineel in Genua put rijkelijk uit de archieven en brengt het materiaal samen in een uitzonderlijk rijke poëtische montage.
Met L’envol maakt Marcello het verband tussen historisch en zelfgeschoten materiaal een stuk concreter. Aan het begin van zijn eerste Franstalige film zien we beelden van de Wapenstilstandsdag van 11 november 1918, gefilmd in Frankrijk na de Slag aan de Somme. Soldaten marcheren naar huis, gehavend, uitgeput, maar nog in leven. Uit die historische beelden stapt een van de hoofdpersonages van L’envol naar voren: de noeste veteraan Raphaël (Raphaël Thiéry). De overgang van archief naar fictie is naadloos en onderstreept Marcello’s filmfilosofie: “Het archief is de bron van de cinema. Uiteindelijk worden mijn films ook archieffilms.”
Filmesthetiek is belangrijk voor Marcello, getuige ook zijn documentaire-ode aan Artavazd Pelechian. Net als die Armeense cineast legt Marcello de link tussen zijn eigen films en het werk van makers die hem voorgingen en schiet hij bovendien altijd op celluloid.
Afgestoten en vergeten
“Toen ik geen geld had voor celluloid, draaide ik op verlopen filmrollen. Nu ik er het budget voor heb, schiet ik op beter materiaal. Voor mij is de camera hanteren het eenvoudigste aspect van een film maken. Ik denk niet na over de camera, omdat ik door mijn ervaring als cameraman weet wat het betekent om te filmen. Films maken is meer dan alleen beelden opnemen. Het is een economie, met een budget en praktische overwegingen.”
Omdat Marcello tegenwoordig met zijn gezin in Frankrijk woont, ontstond de kans om een Franse film te maken. In eerste instantie voelde dat als een uitwedstrijd, maar via beeldarchieven voelde hij zich al snel thuis in het Franse landschap. “Ik had het archief nodig voor houvast in deze nieuwe omgeving. Bovendien moesten we de perfecte plattelandslocatie vinden voor ons verhaal. Een geïsoleerde omgeving, een bubbel ver van de stad. Mijn assistent vond uiteindelijk een perfect, onaangeroerd stukje op het platteland van Picardië. Het voelde als een plek die afgestoten en vergeten mensen kon herbergen, een plek voor de kliekjes van de maatschappij.”
Wit paard
Marcello verfilmde en vertaalde De scharlaken zeilen (1923) van de Russische schrijver Aleksandr Grin tot een lyrischer en zachtaardiger verhaal over de dochter van oorlogsveteraan en weduwnaar Raphaël. Juliette groeit op zonder moeder en droomt van een prins op het witte paard om haar weg te voeren.
Wat begint als een film over het verdriet van de vader, verandert gaandeweg in een fabel over het opgroeien en de emancipatie van de dochter. Zo is L’envol geen trouwe verfilming, maar een eigentijdse versie van De scharlaken zeilen. Want waar Juliette naar verlangt is avontuur: de grote stad en de wijde wereld. Haar autonomie wil ze koste wat kost behouden. “De prins op het witte paard is overbodig geworden”, merkt Marcello op over het bronmateriaal. “In deze film weten de vrouwen waar ze staan en wie ze zijn. Het zijn de mannen die op zoek moeten naar een andere houding.”
Operette
Er zitten een paar grimmige momenten in L’envol – een Interbellum-film vol trauma en verlies – maar juist de zachtaardigheid beklijft: het prachtige houten speelgoed dat Raphaël als ambachtsman maakt en verkoopt in de stad; de verwondering op de gezichten van de personages als ze van het platteland in de stad arriveren; de dromerige landschappen; de oogstrelende kleuren van het 16mm-celluloid.
En vooral ook: de momenten waarop L’envol verandert in een musical. Het is alsof het dna van de film dan verschuift van neorealistische Italiaanse inspiratiebronnen als Vittorio De Sica en Pier Paolo Pasolini naar de Franse cineast Jacques Demy. “Zijn musicals waren inderdaad een grote inspiratiebron”, beaamt Marcello. “Wat zo bijzonder is aan films als Les parapluies de Cherbourg [1964] en Peau d’âne [1970] is dat Demy zulke populaire cinema kon maken zonder complexiteit of gelaagdheid te verliezen. Hij vond de perfecte manier om operette als cinemavorm te laten zien. Dat blijft me fascineren.”
Zo wordt L’envol, in typische Marcello-stijl, een fascinerende hybride van archieffilm, sprookje en musical. Bij een mindere regisseur zou die mix waarschijnlijk niet werken, maar Marcello laat de film leven en ademen. “Perfectie verveelt me. Omdat ik uit een documentairetraditie kom, wil ik op de set altijd nog kunnen uitvinden, kunnen spelen. Ik heb risico nodig, een comfortzone brengt me uit balans. Ik zie het als karma: als je dingen niet kunt verwachten of voorspellen, is het des te mooier wanneer ze gebeuren. Alles wat ik doe is gebonden aan dat karma. Filmmaken is mijn kosmische lot.”