Freeze Frame #32

Dicht bij de kern blijven

De gouden voetbal. Illustratie: Lae Schäfer

Regisseur Shady El-Hamus (De libi, Forever Rich) brengt maandelijks een ode aan een bijzondere filmscène. Deze keer: Afrikaans talent in De gouden voetbal.

Als jong jongetje hield ik van films en voetbal, in die zin ben ik niks veranderd. De eerste keer dat die twee passies samenkwamen was in de film De gouden voetbal (Ballon d’or, 1994) van Cheik Doukouré, waarvan we thuis een opname op VHS hadden. Waarschijnlijk was de film ooit door de VPRO uitgezonden en was mijn moeder zo attent geweest om op tijd de record-knop in te drukken. De gouden voetbal werd mijn allereerste lievelingsfilm.

Het voetbal volg ik nog altijd op de voet, maar ik merk dat ik steeds harder mijn best moet doen om het jeugdige enthousiasme op te roepen dat ik ooit zo sterk voelde. Het kapitaal overheerst dusdanig dat het soms meer op een soapserie lijkt, waarin het alleen maar gaat over welke speler voor hoeveel miljoen van club wisselt, dan op een balsport. Laatst, tijdens een van de vele voetbaltalkshows, moest ik opeens weer aan De gouden voetbal denken – aan het twaalfjarige hoofdpersonage Bandian die opgroeit in een klein dorp in Guinee en ervan droomt een voetbalster te worden zoals zijn held Roger Milla; aan het onschuldige pure plezier dat hij beleefde aan het schoppen tegen een bal en de droom om ooit in een groot stadion een doelpunt te scoren.

Ik heb er naarstig naar gezocht, maar heb de film online niet kunnen vinden. Niet alles staat me volledig bij, maar wat ik nog goed weet is dat hoofdrolspeler Aboubacar Sidiki Sumah geweldig charmant was en ook nog eens heel goed kon voetballen. In de film volg je hem, het voetbaltalent van het dorp, terwijl hij er met zijn gouden bal alles aan doet om gescout te worden, wat met horten en stoten uiteindelijk ook lukt. De film eindigt met het moment dat Bandian daadwerkelijk de kans krijgt om naar Europa te gaan om zich daar verder te ontwikkelen en misschien wel zijn professionele voetbaldroom te realiseren. Een happy end zou je denken.

Vroeger zag ik dat ook zo. Inmiddels minder. Hoe de regisseur dat einde precies bedoelde weet ik niet meer en kan ik dus helaas niet nakijken. Als ik er nu aan denk bekruipt me een bitterzoet gevoel – je gunt Bandian natuurlijk de wereld, maar als volwassene weet je dat het vaak niet zo romantisch uitpakt. Na zijn landing in Europa zullen zich algauw twee opties aandienen: of Bandian wordt een internationale ster die jarenlang op het hoogste niveau voetbalt, of hij haalt het toch niet, om wat voor reden dan ook. In de meeste gevallen gebeurt het tweede. Wat er dan precies allemaal voorvalt weet bijna niemand, maar het lijkt me een bitter verhaal vol verloren dromen. En ook de eerste optie is niet alleen maar rooskleurig, ook in dat geval zijn er tal van uitdagingen, niet in de laatste plaats de extreem zuigende werking van de kapitalistische voetbalindustrie.

Ik ben uiteindelijk geen voetballer geworden, wel filmmaker. Ook ik merk, op veel kleinere schaal, dat bij het realiseren van je naïeve kinderdromen veel praktische zaken komen kijken die onherroepelijk onderdeel gaan uitmaken van je professionele leven. Je krijgt te maken met een industrie waartoe je je moet verhouden, je moet financieel het hoofd boven water zien te houden, constant dealen met onzekerheden van jezelf en anderen, en omgaan met zowel hoogte- als dieptepunten. Maar te midden van dat alles moet je je vooral niet te veel laten afleiden en dicht bij de kern blijven. Een vaak simpele kern die gemakkelijk vertroebelt.

Als ik aan het verhaal van Bandian denk, hoop ik dat hij het heeft weten te maken zoals zijn held Roger Milla, veel doelpunten in grote stadions heeft kunnen scoren en zich niet heeft laten afleiden van de kern. In zijn geval was dat zijn gouden voetbal: zolang die aan zijn voet of aan zijn hoofd gekleefd zat was alles goed. De rest is bijzaak.

Geschreven door Shady El-Hamus