Stalker pop-up museum
Een trip naar de Zone
Nietsvermoedend op vakantie in Estland stuit Thomas Heerma van Voss op een pop-up museum rond Andrej Tarkovski’s Stalker. Net onder het snel moderniserende oppervlak van Tallinn blijkt de Verboden Zone nog springlevend.
Zomaar staat het er. Kleine lettertjes op Google Maps, omringd door Estse straatnamen en hippe koffiezaken: Stalker pop-up museum.
Hè, Stalker? Dat zal toch niet gaan over de film?
Ik klik op het bolletje, krijg amper bruikbare informatie. Vage foto’s van donkere ruimtes. Geen openingstijden. Geen contactgegevens. Hé wacht, daar, op die foto, hangt wel degelijk een flard van een beeld uit de film – heel klein, de still hangt aan een groezelige muur, maar dat is hem echt, de titelheld van Andrej Tarkovski’s meesterwerk, met zijn kenmerkend ernstige blik, omringd door hoog riet, op de achtergrond een lege fabriekshal.
Stalker. Wat doet die hier in Tallinn? Is mijn Google Maps van streek geraakt, gaat mijn fantasie weer eens met me aan de haal? Of bestaat er echt een pop-up museum over Tarkovski’s vermaarde maar buiten cinefiele kringen obscure film van bijna een halve eeuw geleden?
Er zijn weinig films die ik zo met het twintigste-eeuwse Rusland associeer als Stalker. In dit drie uur durende meesterwerk, een mengeling van sciencefiction en filosofie en psychologisch drama, staat een Verboden Zone centraal. De verstilde Stalker gidst een schrijver en een wetenschapper de Zone in, door onherbergzaam en verlaten land, ver weg van enige stadse omgeving, op zoek naar een kamer waarin iemands diepste verlangen uitkomt.
Stalker (1979) is zo’n titel die altijd weer opduikt in lijstjes met beste films aller tijden, en dat valt te begrijpen, er is eindeloos veel over dit werk van Andrej Tarkovski te zeggen. Over de prachtig gestileerde shots, over alle religieuze lagen, over de echo’s van het Sovjet-bewind die in het verhaal doorklinken.
Maar wat heeft dat met het huidige leven in de hoofdstad van Estland te maken? Ik ben al anderhalve week in Tallinn, het gevolg van een huizenruil, en de stad maakt een bruisende, druk moderniserende indruk – havermelk staat overal standaard op het menu, post wordt bezorgd door rondrijdende robotjes. Ik heb veel door de stad rondgelopen en zoals gebruikelijk veel aan films gedacht, maar vooral aan films van de laatste jaren. Ik stond boven op de beruchte Linnahall, een verlaten congrescentrum aan de rand van de stad, waar de explosieve openingsscène van Tenet (2020) werd opgenomen. Ik las over de lokale filmindustrie, hoezeer die de laatste jaren bruist en groeit, en zoals zoveel in Tallinn steeds zelfstandiger lijkt te worden, loskomt van het Sovjet-juk.
Ik loop naar waar Google Maps stelt dat het pop-up museum zich bevindt – tien minuten buiten de historische binnenstad, vlak bij de Baltische zee. Ik steek twee bouwplaatsen over en kom uit op een grote parkeerplaats. Een paar auto’s, geen mensen. En vooral: niets wat wijst op Stalker of een museum. Ik inspecteer de aangrenzende fabriekshal, waar een bierbrouwerij blijkt te zitten, loop langs de hekken rondom de parkeerplaats, de weg leidt omhoog, tot een verzameling van beveiligde woontorens. Uiteindelijk draal ik zo zeker een uur rond de stip op mijn telefoonscherm zonder een spoor van Tarkovski’s wereld te vinden.
Waar is Stalker gebleven? Is het museum gewoon verdwenen, heeft het ooit bestaan?
’s Avonds, achter mijn laptop, zoek ik meer informatie. Weer vind ik niet meer dan snippers: nog meer vage foto’s, een in slaap gedommelde Facebook-pagina, een Instagram-account dat al maanden niet geüpdatet is. Volledigheidshalve stuur ik een bericht naar het e-mailadres dat ik ergens opduikel. Binnen een minuut reageert Stalker Theme Park zowaar al: ‘Can you write us your number so we can contact you?’
Dat doe ik. Daarna: stilte. Geen ontvangstbevestiging, geen contactpoging. Ik word ongeduldig, stuur een nieuwe mail, ontvang een wat raadselachtige zin retour: ‘You can call Indrek, if he doesn’t answer for some reason, be sure to try again.’
Dat doe ik. Ik bel hem een keer, twee keer, drie, vier – nu ik eenmaal iets op het spoor ben, wil ik niet loslaten. Hij neemt nooit op, maar via sms ontvouwt zich een gesprek. Steeds duurt het lang voor Indrek reageert, en meestal gaat hij slechts in op een deel van wat ik stuurde. Maar mits ik twintig euro wil betalen, kan hij later die dag het museum voor me openen. Hij stuurt me alvast de locatie door – inderdaad, precies de plek waar ik gisteren vruchteloos rondliep.
We spreken af om drie uur. Algauw komt daar een appje achteraan: toch half vier. Nee, vier uur. Als ik eenmaal ter plaatse ben, belt hij: een keurige mannenstem die iets zegt over verkeer; ik begrijp niet wat, alleen dat er nog meer vertraging is. Ik drink wat bij de bierbrouwer en mijmer intussen over Stalker, hoe bedwelmend ik die vond toen ik hem als zestienjarige voor het eerst zag, hoe onvergelijkbaar met alle andere films die ik ken – het bedeesde tempo, die eindeloze reeks van hypnotiserende shots.
Uiteindelijk ga ik terug naar de parkeerplaats. Weer loop ik eromheen, langzamer nog dan gisteren, ik kijk en zoek, vind nergens iets van het Stalker-universum. Word ik voor de gek gehouden?
Het is inmiddels zes uur als er een rammelende auto komt aangereden – modderige spatborden, volgestouwde aanhanger. Zwaaiend stapt de chauffeur uit. Een groot lichaam gehuld in wijde kleren, vlassige baard, lang haar met kalende plekken erin. Indrek. Hij stelt zich voor als creative producer van de Stalker-stichting. Ik herken hem van online foto’s, maar dat zeg ik niet, hij stelt ook geen vragen. Niet hoe ik heet, niet waar ik vandaan kom, niet hoe ik hier ben beland.
Haastig loopt hij naar de rand van de parkeerplaats, alsof hij de uren die ik heb gewacht zo kan compenseren. Hij duwt takken opzij, opent een metalen deur die ik tot dan toe niet had geregistreerd en die ik zelfstandig nooit zou hebben gevonden. Indrek deactiveert een alarm, opent nog een hek, en ik volg hem door een lange, raamloze tunnel – we lopen een heuveltje in waar die statige woontorens van gisteren bovenop zijn gebouwd. Even voelt het alsof ik ook een soort Zone binnenga, een geheim los van de buitenwereld, een gebied waar amper mensen naartoe mogen en waar een diep verlangen in vervulling kan gaan.
Welkom in de wereld van Stalker.
Het pop-up museum blijkt zich in een bunker te bevinden. Gemaakt tijdens de Koude Oorlog, sindsdien amper veranderd. Indrek laat de nog altijd onberoerde voorraadkasten zien – granen, rijst, blikken met groenten. Om die kasten heen heeft hij met enkele anderen van de stichting dit museum ingericht.
Het is een klein museum, verspreid over vier kamers. Indrek leidt me rond – het is een privétour, andere bezoekers trekt het museum vandaag niet. De eerste ruimte is niet alleen gevuld met filmrollen en een gasmasker, maar ook met een enorme bibliotheek: tientallen secundaire werken over Stalker, fotoboeken, de roman Roadside Picnic (1972) waarop het filmscript werd gebaseerd. In een andere ruimte is een deel van de set nagemaakt. Alleen met een zaklampje kun je hier iets zien – van de Russische spreuken op de muur, van de ondergrond die bestaat uit kolen en gruzelementen. Via een geluidsinstallatie wordt elke stap versterkt, wat het claustrofobische gevoel van de plek accentueert.
In de grootste ruimte van het pop-up museum hangt een projector, van het soort dat Tarkovski zelf gebruikte tijdens het monteren. Het is een groot, log apparaat, met daarnaast een toren van ouderwetse filmrollen. De muren hangen vol met fraaie en grote setfoto’s. Indrek geeft uitleg: Tarkovski liet destijds setfotografie toe, al was dat strikt genomen verboden. Sowieso botste hij voortdurend met het Sovjet-bewind, waardoor hij zeker in zijn latere werk steeds verder wegdreef van zijn Russische achterland, van Moskou, van de heersende politiek.
En zo kwam hij in Estland terecht. Bijna heel Stalker werd hier gefilmd, in de directe omgeving van deze bunker. “What’s your level of expertise about the film?”, polst Indrek. Het is de enige vraag die hij stelt – de taal van kenners onder elkaar. Hij lijkt opgelucht dat ik hier inderdaad ben vanwege de film en niet vanwege de populaire Stalker-games, die losjes geënt zijn op Tarkovski’s werk.
Knikkend hoort hij mijn antwoord aan, waarna hij me vrijelijk laat rondlopen. “Take your time”, zegt hij meermaals, hij toont geen spoor van ongeduld, geld kan hem niks schelen. Na een tijdje drukt hij op wat knopjes, waarna de projector begint te ratelen. Op een lege muur wordt een korte documentaire vertoond: een rits Stalker-shots die overgaan in beelden van dezelfde plekken in het heden van Tallinn. Aan de gefilmde gebouwen en straten zelf is in de tussenliggende decennia zo te zien niet veel veranderd. Maar uit iedere vergelijking blijkt hoezeer de stad wel anders is geworden.
Hier vlakbij zijn de eerste scènes opgenomen van Stalkers tocht richting de Zone. Anno 1979 reden de Stalker, de professor en de schrijver in een jeep door een grauwe, desolate straat hier vlakbij. Ik herken het, nu is het daar hip en druk. Op de hoek waar ik een paar dagen terug voor vier euro een kaneelbroodje kocht, verstopten de hoofdfiguren uit Stalker zich voor patrouilles. En aan de andere kant van deze bunker, in een oude fabriek die nu gevuld wordt door warenhuizen, houden Stalker en zijn twee reisgenoten zich kortstondig schuil.
Ook de scènes buiten de stad blijken grotendeels vlakbij Tallinn vastgelegd. Twee keer zelfs, want na een jaar filmen moest Tarkovski opnieuw beginnen omdat de opnames onbruikbaar bleken. Dit is een van de vele anekdotes die Indrek vertelt; hij hoeft nooit naar woorden te zoeken, heeft alles duidelijk al vaker gezegd en is toch nog steeds bevlogen, laat telkens papieren zien, wijst naar foto’s en naar de beelden die de projector blijft vertonen.
Kijk, deze bijrolspeler was een beroemdheid in Estland, ze moest in deze jeep wegrijden maar het verhaal gaat dat ze geen rijbewijs had en totaal niet wist wat te doen. En of ik die beeldschone scène van Stalker bij de waterval nog kende? Dat decor was per toeval ontdekt toen een crewlid champignons ging plukken! En deze mini-documentaire die de projector vertoont is trouwens gemaakt door een Estse leerling van Tarkovski – en kijk, deze beelden uit Stalker hebben een bruine kleur, wat dus betekent dat ze wél uit die eerste filmsessie komen, waarna Tarkovski trouwens ruzie kreeg met de cameraman en het script drastisch omgooide. Wist ik wel dat de KGB de opnames in de gaten had gehouden? Nee? En o, na deze draaidag van die mooie scène daar in dat lege gebied vlak bij de zone werden allerlei crewleden ziek, de opnames vonden plaats vlak bij een papierfabriek en er gaan ook geruchten dat veel mensen die aan Stalker werkten hierdoor later kanker kregen, ook Tarkovski zelf overleed natuurlijk ongewoon jong.
De anekdotes tuimelen bijna over elkaar heen. Hoe langer Indrek het woord houdt, hoe specialer ik het vind. Niet eens precies wat hij allemaal zegt, of dat ik na jaren stille bewondering tegenover iemand sta die zo oneindig veel meer van Stalker weet dan ikzelf, maar vooral dat dit gebeurt. Dat iemand zo liefdevol, zo ontroerend gedetailleerd over zo’n onpeilbare, a-modieuze film spreekt. Dat hij dat niet zomaar in een stamkroeg doet, maar in een speciaal ingericht pop-up museum in een bunker. Dat het verhaal van Tarkovski’s film zo voortleeft, levend wordt gehouden.
In de vierde ruimte laat Indrek me een grote, wandvullende plattegrond van Estland zien. Alle plekken die met Stalker te maken hebben, zijn gemarkeerd en van een toelichting voorzien. Indrek wijst een plek aan in het oosten van Estland, een fabriek die tegenwoordig naar een nieuwe bestemming zoekt – met de stichting heeft hij een aanvraag ingediend om een deel van het pand te benutten en ook daar een groter Stalker-museum op te zetten. Met meer interactiviteit, meer tentoongestelde waar, meer uitstapjes.
Vanaf deze bunker, zo vertelt hij, worden sinds kort ook al meerdaagse expedities georganiseerd naar de Zone. “It’s very lovely. I just came back frome one.”
Met een groepje reisde hij Tallinn door, eerst langs de filmlocaties, daarna de natuur in. Er is vrijwel niets veranderd aan dat stuk van Tarkovski’s wereld, verzekert Indrek me. De decors, de velden, de loodsen: alles is wonderlijk goed intact gebleven. Die mededeling doet me duizelen: de Zone bevindt zich in de buurt, dichterbij dan ik ooit voor mogelijk had gehouden.
Zou in Nederland ooit zo met een film worden omgegaan? Ik kan het me niet voorstellen. Ik moet denken aan de stompzinnige discussies die sinds de invasie van Oekraïne her en der werden gevoerd, hoe we ons in Europa moeten verhouden tot Russische kunst – alsof die iets met de oorlog te maken heeft. En het voelt net of hier, in deze bunker, in een stad die vol hangt met Oekraïense vlaggen, heel overtuigend wordt getoond waarom goede Russische cinema ook nu gekoesterd moet worden, wat kunst teweeg kan brengen.
Voor ik naar buiten ga, laat ik mijn mailadres achter. De Stalker-stichting zal contact met me opnemen, zegt Indrek glimlachend. De Zone lonkt. Wil ik wellicht mee naar de volgende expeditie? Hij belooft me dat het onvergetelijk zal worden.