Pierre Földes over Blind Willow, Sleeping Woman

'Ik wil de kijker het beeld in zuigen'

Pierre Földes. Foto: André Bakker

In zijn eerste lange animatie wilde Pierre Földes een heleboel dingen niet. Niet de lijn helemaal dicht inkten. Niet het verhaal klassiek afronden. Niet het karakter van Murakami’s korte verhalen geweld aandoen. Wel: op alle niveaus open en onaf blijven.

Blind Willow, Sleeping Woman

Die blauwe kat, waarvan we eerst maar de helft kunnen zien, totdat ’ie voor die doos gaat zitten: is dat Schrödingers Kat? “Sorry?”

Schrödingers Kat? De beroemde kat in de doos, die dood en levend tegelijk is? “Oh, dat. Dat vroeg iemand anders me ook al. Maar ik had er nog nooit van gehoord.”

Dat is verrassend. Want wie verzint er ánders een maar half bestaande kat die plotseling weer heel wordt door een doos? Pierre Földes dus, de regisseur van Blind Willow, Sleeping Woman (tweetalig opgenomen, hier in het Engels uitgebracht maar officieel Frans: Saules aveugles, femme endormie), die ik spreek op het IFFR. Het is een eigenzinnige animatiefilm voor volwassenen, gebaseerd op korte verhalen van Haruki Murakami. Een film – vandaar mijn vraag over Schrödingers Kat – over mensen die niet helemaal lijken te bestaan.

Dat kan ik zeggen toch: dat de mensen in Blind Willow, Sleeping Woman niet helemaal bestaan? “Absoluut. Het zijn allemaal mensen bij wie iets breekt. De vrouw die maar naar beelden van de aardbeving van 2011 blijft kijken, totdat ze beseft dat ze haar partner moet verlaten. Hoe aardig die ook is. Want het voelt als leven met een ‘luchtbel’, zegt ze. Die man, die onder ogen moet zien dat hij niet alleen haar, maar al veel eerder zichzelf is kwijtgeraakt. En pas daarna op zoek kan gaan naar een andere invulling van zijn leven. En dan nog de gefrustreerde bankier, die zichzelf dankzij die aardbeving herontdekt als een soort superheld die met een kikker van twee meter groot Tokio gaat redden.”

Blind Willow, Sleeping Woman

Dat laatste is gebaseerd op Murakami’s korte verhaal Super-Frog Saves Tokyo, dat toevalligerwijs ook een inspiratiebron vormde voor Makoto Shinkai’s anime Suzume, die op de Berlinale in première ging. In beide gevallen moet iemand een bovennatuurlijke strijd voeren tegen een onderaardse monsterworm die aardbevingen veroorzaakt en Tokio dreigt te vernietigen – met een verwijzing naar de verschrikkelijke beving van 2011, die duizenden Japanners het leven kostte. In beide gevallen ook heeft de rest van de bevolking geen weet van de heroïsche strijd door een verder onopvallende persoon.

Bij Földes blijft onduidelijk of de kikker een verzinsel is van de man. En er is ook een wens die wordt vervuld, zonder dat helemaal duidelijk wordt hoe echt dat is. Földes laat zulke dingen liever in het ongewisse. Zoals veel in Blind Willow, Sleeping Woman open wordt gelaten. Onaf. Zowel in de inhoud als in de vorm. Dat is expres. Sterker nog: als Földes niet met een team had hoeven werken, met richtlijnen om de noodzakelijke eenheid te bewaren, had hij dat onaffe nog verder willen doorvoeren.

Ik heb thuis een paar flipboekjes met ruwe potloodschetsen van klassieke Disney-animaties. Ik heb altijd het gevoel dat met het inkten iets verloren gaat. “Ja, ik snap ook nooit waarom ze dat doen. Het wordt veel minder mooi. Voor mijn film heb ik in het computerprogramma speciale digitale penselen gecreëerd, waarmee we zo veel mogelijk mijn oorspronkelijke lijn konden behouden. Zo was er voldoende eenheid in het project, maar voelde het toch organisch. Want dat ruwe betekent niet dat je chaos wil, maar dat je de essentie zoekt. Tegen mijn animatoren zei ik dat ze vooral naar Egon Schiele moesten kijken: met twintig lijnen creëert die niet alleen diepte, maar ook volume en sensualiteit. En ondertussen laat hij ruimte voor de toeschouwer.”

U gebruikte ergens het woord ‘poreus’. “Dat is het. Dat is precies wat ik bedoel. Iets wat poreus is neemt water op, in plaats van dat het op het oppervlak blijft liggen. Zo wil ik ook dat de kijker in het beeld wordt gezogen. En daarmee in het idee dat door het beeld wordt uitgedrukt.”

Földes had Japan nog nooit bezocht. Pas toen het verhaal bijna af was, reisde hij erheen om de laatste inspiratie op te doen. Samenwerking met een Japanse animatiestudio werd overwogen, maar viel door covid in het water. Maar hoewel Földes de setting van Murakami’s verhalen Japans heeft gehouden, was het de universele lading die hem aansprak. Földes herkende zichzelf in Murakami’s “vignetten van stedelijke eenzaamheid”, zoals hij ze noemt. Een eenzaamheid die verhalende rust en ruimte vraagt.

Als ik veel wil vertellen, worden mijn artikelen vaak te vol, te gecondenseerd. Uw film verwerkt zes verhalen, maar toch is er ruimte om adem te halen. Uw personages nemen ook vaak even de tijd om te pauzeren en na te denken. “Dat vind ik fijn om te horen. Ik houd echt van dat ‘ademhalen’. Iets zien, het even laten bezinken, en dan pas weer het verhaal in duiken. Op zich had ik ook één verhaal kunnen nemen. Er zijn genoeg films gebaseerd op één kort verhaal. Maar ik wilde iets eigens maken, niet alleen een bestaand verhaal van begin tot eind verfilmen. Alleen, toen ik de zes verhalen tot één geheel had geschreven, merkte ik dat ik iets kwijt was. Ik houd van hoe Murakami’s verhalen beginnen en eindigen. Ze hebben een ‘zacht’ begin en een ‘zacht’ einde. Daarom heb ik uiteindelijk hoofdstukken ingevoerd. Die komen niet overeen met de korte verhalen, trouwens. Maar ik had het gevoel dat ik ze nodig had.”

Om dat ‘zachte’ erin te krijgen? “Precies. Ze zorgen voor een bepaald ritme in het verhaal. Terwijl geen enkel hoofdstuk een echt definitief einde heeft. Het idee is dat ze de kijker aan het denken zetten. Er is telkens wel een verhaal, maar niet volledig afgerond.”

Dat achtergrondpersonages vaak doorzichtig zijn, of monochroom of vaag geschetst, geeft me ook het gevoel dat uw hoofdpersonen zich niet helemaal in dezelfde wereld bevinden. “De algemene benadering was om iets te maken wat niet helemaal af is. Daar komt ook dat transparante vandaan en de kleuren die niet per se kloppen, maar gevoelens uitdrukken. Het verbeeldt de vereenzaming in een grote stad en de poging daar op een soort magische manier uit te komen. Iets wat je niet op die manier kan doen in live-action.”

De aardbeving van 2011 betekent voor alle hoofdpersonen een existentiële schok. Een schok die in eerste instantie verdovend werkt, hen half uit de werkelijkheid lijkt te duwen – of wat ze tot dan toe als hun werkelijkheid accepteerden. Ze leven wel, maar ook weer niet. Niet meer zoals daarvoor. Maar een nieuwe werkelijkheid hebben ze nog niet gevonden. Wat past bij de animatiestijl die realistische bewegingen (gebaseerd op live-action video-opnames met acteurs) combineert met een losse lijnvoering en soms spookachtige achtergronden.

Földes’ vader Peter was een pionier in computeranimatie die voor zijn kortfilm La faim (1974) een Juryprijs in Cannes en een Oscar-nominatie kreeg. Zijn zoon treedt als stilistisch vernieuwer in zijn voetsporen. Het is wonderlijk hoe Pierre’s eerste lange animatie de openheid van Murakami’s verhalen vertaalt naar een onaffe stijl met onaffe personages die onaffe levens leiden, en toch zo’n overtuigend geheel vormt. Ook dankzij de door hem zelf gecomponeerde muziek, die de eenzaamheid van de personages met mededogen begeleidt.

Er is een kat die zoek is, een werknemer die door niemand wordt opgemerkt, een pakketje waarvan we niet weten wat erin zit. Iedereen is iets kwijt en iedereen is, aarzelend, onzeker, naar iets op zoek. Zonder precies te weten wat. En ja, dan heb je misschien een twee meter lange kikker nodig om je te vertellen dat je eigenlijk een held bent.