Doris Yeung over CinemAsia 2024

'Aziatische films zijn nu een alter­na­tief voor Holly­wood'

Doris Yeung op de set

CinemAsia viert deze maand haar twintigjarig jubileum. In twee decennia tijd is het festival uitgegroeid tot het op één na grootste Aziatische filmfestival in Europa. Oprichter Doris Yeung neemt nu afscheid en kijkt terug op een periode waarin meer dan een miljoen Aziatische Nederlanders zichtbaarder werden via het scherm.

De brabbelende computernerd, de anonieme bezorger, de evil dragon lady. Doris Yeung kan de stereotypen zo oplepelen. “Als je vroeger al Aziaten op tv of in de film zag, dan was het zo. In de Verenigde Staten, waar ik vandaan kom, werden vijftig jaar geleden al filmfestivals opgericht als antwoord op die gebrekkige representatie van Aziaten in de media. Het begon met studenten en activisten die films maakten over bijvoorbeeld sweat shops in Los Angeles maar die niet geselecteerd kregen door mainstream festivals. Toen zijn ze zelf maar festivals begonnen.”

Hoewel Nederland meer dan een miljoen inwoners met een Aziatische achtergrond telt, was de situatie hier heel anders, merkte Yeung toen ze begin deze eeuw naar Amsterdam verhuisde. “De Aziatische gemeenschap hier wil niet met het hoofd boven het maaiveld uit te steken. De eerste en tweede generatie was vooral bezig met werken, een bestaan opbouwen. Pas de derde generatie toont interesse in de eigen afkomst. Wat daar nog bijkomt, is de fragmentatie van de Aziatische gemeenschap in Nederland.”

Het opzetten van een festival voor Aziatische cinema is worstelen in de marge, realiseerde Yeung zich. Maar dat weerhield haar er niet van het Queer & Asian Festival, dat zij in 2003 had opgericht, een jaar later om te vormen tot een pan-Aziatische variant. Tien jaar lang was zij de directeur van CinemAsia en daarna zat ze tot 2021 in het bestuur. Na corona keerde ze terug aan het roer om de organisatie door een zware tijd te loodsen. Het festival was zijn structurele subsidie kwijtgeraakt en het voortbestaan hing aan een zijden draadje.

“Crowdfunding heeft ons er doorheen getrokken”, vertelt Yeung. “Al die steun was hartverwarmend en gaf ons moed om door te gaan. We zijn nog steeds aangewezen op projectsubsidies maar financieel zijn we redelijk stabiel. Inmiddels staat er een nieuw, jong team klaar om de zaak over te nemen. Het is tijd voor de volgende generatie. En ik wil graag terug naar mijn eigenlijke beroep, filmmaker.”

Voor die trouwe aanhang heeft CinemAsia hard moeten werken. Yeung beschrijft het publiek in de eerste jaren als “zeker 80% VPRO-mensen – wit, Nederlands, iets ouder”. Het bouwen van een Aziatisch bezoekersbasis kostte tijd en de inzet van claymation-workshops voor kinderen, paneldiscussies en natuurlijk veel eten. CinemAsia groeide gestaag, eerst met tweejaarlijkse edities en daarna jaarlijks. In 2010 waagde het festival zelfs de sprong naar een duur van twee weken maar dat bleek iets teveel van het goede. Sindsdien is een compacter maar stevig programma in elkaar gezet met onder andere een competitie en een sectie met het beste dat de Aziatische cinema op dit moment te bieden heeft. Inclusief evenementen door het jaar heen trekt CinemAsia tegenwoordig ruim tienduizend bezoekers.

Parallel aan de ontwikkeling van CinemAsia nam de Aziatische cinema in het algemeen een hoge vlucht. “Toen wij begonnen hadden landen als Zuid-Korea, Hong-Kong, Japan en India al een volwassen filmindustrie maar die was niet erg bekend buiten het eigen continent. Aziatische films, zelfs blockbusters, waren te zien in arthousetheaters en op festivals. Daar is met de komst van de streamingdiensten verandering in gekomen. En dat een film als Parasite niet alleen de Oscar wint voor beste buitenlandse film maar ook de prijs voor beste film, heeft veel betekend voor de bredere distributie van Aziatische films, die nu echt een alternatief zijn voor Hollywood-films.”

Ondertussen bleef CinemAsia zich onderscheiden door zich te richten op nieuwe niches, die door toedoen van het festival ook tot wasdom kwamen. “Het festival is geworteld in de LHBTIQ-gemeenschap. Queer cinema is altijd integraal onderdeel van het programma geweest en sinds drie jaar is er een aparte sectie aan gewijd. Tijdens Pride verzorgen we speciale screenings. Dit jaar hebben we voor het eerst een VR-programma met elf titels. En we besteden veel aandacht aan adoptie, een onderwerp dat vroeger weinig in de belangstelling stond maar nu door iemand als Kelly van Binsbergen met Afhaalchinees over het voetlicht wordt gebracht.”

Jacky

Het pionierswerk van CinemAsia wordt niet alleen in Nederland opgemerkt. Ook in Azië heeft het festival een stevige reputatie opgebouwd door zijn opmerkzaamheid en scherpe keuzes. “Wij waren zo’n beetje de eerste om de new wave of Indonesian cinema op te pikken”, zegt Yeung niet zonder trots. “We draaiden Arisan! (2003) toen dat één van de drie of vier films was die dat jaar gemaakt werden in Indonesië. Joko Anwar, de scenarist, kwam later terug met zijn regiedebuut en wij hebben zijn carrière van dichtbij zien opbloeien. Hij is nu een van de bekendste filmmakers van zijn land.”

Het grootste wapenfeit van CinemAsia is het stimuleren van Aziatisch filmtalent in Nederland zelf, vindt Yeung. “In 2006 zijn we begonnen met ons filmlab en sindsdien zijn meer dan veertig korte films gemaakt. Wij hebben zo bijgedragen aan de filmtaal van de Aziatisch-Nederlandse diaspora. Die begon met Jacky (2000) van Fow Pyng Hu en was tien, zelfs vijf jaar geleden nog beperkt. Inmiddels is ze zo gegroeid dat we er zelfs een retrospectief aan kunnen wijden.”


CinemAsia | 5 t/m 10 maart 2024 | Studio/K, Rialto De Pijp en Rialto VU, Amsterdam