Matthijs van Heijningen over De slag om de Schelde
‘In werkelijkheid was het nog honderd keer erger’
Tweede Wereldoorlogsepos De slag om de Schelde, gepresenteerd als ‘de grootste Nederlandse film in tien jaar’, is naast een spannende actiefilm vooral ook een interessante verkenning van de morele fog of war van de oorlogstijd rond de ‘vergeten strijd’ om de Westerschelde. Regisseur Matthijs van Heijningen: “Er kwamen bijna tienduizend mensen om het leven en grote delen van Vlissingen werden verwoest. Wat doe je als zo’n vernietigende oorlog over je heen dendert? Daarin was ik geïnteresseerd.”
Even een belletje en dan meteen weer door. Regisseur Matthijs van Heijningen zit op een strak tijdschema als we hem afgelopen december spreken. De releasedatum van De slag om de Schelde werd een paar maanden naar voren gehaald – om concurrentie van de nieuwe James Bond te vermijden, maar ook om het Nederlandse publiek in de kerstvakantie een grote film te bieden. Om het allemaal op tijd af te krijgen racet de filmmaker van geluidsstudio naar testvertoning, terwijl ook aan de CGI-effecten de laatste hand wordt gelegd.
Het bleek voor niets: precies op de geplande premièredatum gingen de bioscopen weer dicht. Maar dat weet Van Heijningen nog niet als we hem bellen in die hectische dagen van laatste afwerking. De filmmaker klinkt opvallend relaxed. “Het is nu wel even stressen, maar we liggen goed op koers”, zegt hij. “Goddank waren de opnames vlak voor de coronapandemie afgerond, want zulke veldslagen zouden met de nu geldende restricties nooit gerealiseerd kunnen worden.”
Inmiddels is het juni en krijgt de film een herkansing in de bioscoop. De slag om de Schelde vertelt het verhaal van de ‘vergeten strijd’ om de Westerschelde: terwijl de geallieerden in 1944 langzaam oprukten vanuit Normandië groeven in Zeeland de Duitse legers zich in om met man en macht de strategische doorgang van de riviermonding te verdedigen. Als een trein dendert die strijd vervolgens door het leven van de drie jonge hoofdpersonen: stadhuis- én verzetsmedewerker Teuntje (Susan Radder), Marinus (Gijs Blom), een Nederlandse soldaat in Duitse dienst, en gliderpiloot William (Jamie Flatters), die vanuit Engeland droomt over een heldhaftig leven op het strijdtoneel.
Houvast
Die focus op de belevingswereld van jongeren komt voort uit de opdracht van het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg waarmee De slag om de Schelde drie jaar geleden begon. Van Heijningen: “Zij benaderden producent Alain de Levita (Bankier van het verzet) met het idee om de Tweede Wereldoorlog door middel van film bij jongeren onder de aandacht te brengen. Nu de oorlogsgeneratie aan het verdwijnen is, hebben jongeren steeds minder referentiemateriaal. De Tweede Wereldoorlog, dat zijn wat ouderen met medailles. Maar nadenken over die tijd is juist nu van belang: de opkomst van het populisme, je plek vinden in onzekere tijden. Thema’s die tegenwoordig weer helemaal actueel zijn.”
Onder leiding van Paula van der Oest ging een groep scenaristen op zoek naar verhalen. Van Heijningen was daar vanaf het begin bij betrokken. “We hebben veel research gedaan en kwamen via het fonds uit bij de slag om de Schelde. Daar vochten Canadese troepen en de Duitse bezetter met elkaar. Een heftige strijd van vijf weken, waarbij bijna tienduizend mensen om het leven kwamen en grote delen van Vlissingen werden verwoest. Wat doe je wanneer zo’n vernietigende oorlog over je heen dendert? Dat interesseerde me. Wat geeft je in zo’n tijd houvast? Denk bijvoorbeeld aan de mensen in Aleppo nu: die zijn alles kwijt, toch moeten ze door—hoe doen ze dat?”
Jongensdroom
Matthijs van Heijningen (1965) werkte lange tijd in de internationale filmwereld. Tien jaar woonde hij zelfs in Hollywood, waar hij met veel succes carrière maakte als reclameregisseur. Beroemd zijn onder andere zijn spotjes voor de Franse betaalzender Canal+ (The Bear en The Closet zijn makkelijk online te vinden en zeer de moeite waard), waarmee hij verschillende prijzen won, zoals in 2012 de Gouden Palm van de reclamewereld: de Craft Grand Prix van Cannes. In 2011 regisseerde hij in Amerika een prequel van de horrorfilm The Thing—een jongensdroom waarin hij voortborduurde op de legendarische filmklassieker van John Carpenter uit 1982.
De slag om de Schelde is zijn eerste Nederlandse speelfilm. Een grote Nederlandse oorlogsproductie was ook zo’n jongensdroom. “Het is toch een van de belangrijkste genres van de Nederlandse film. Daarbij: mijn eerste spreekbeurt ooit ging al over Anton Mussert, dus de fascinatie met de oorlog zat er al vroeg in. Zeker ook met de grijskanten van die tijd. Het blijft opvallend dat zoveel gewone mensen destijds zo makkelijk meededen met het Duitse regime. Waren ze behekst door de propaganda of zijn de scheidslijnen tussen goed en kwaad gewoonweg diffuus in oorlogstijd? Er is een verhaal over Annie M.G. Schmidt die als jonge bibliothecaris een ‘Verboden voor Joden’-bordje moest ophangen in de bibliotheek van Vlissingen. Is dat collaboratie? Dat soort morele kwesties wilden we ook in de film aankaarten. Teuntje is de secretaresse van een foute burgemeester, maakt dat haar ook fout? Haar vader behandelt als arts ook Duitse soldaten, wat betekent dat?”
Pure waanzin
Met een budget van veertien miljoen is De slag om de Schelde voor ons land een monsterproductie—‘de grootste Nederlandse film in tien jaar’, volgens de publiciteit—maar internationaal gezien een bescheiden film. “Ik heb in de reclamewereld met relatief grotere budgetten gewerkt. Maar het geld zegt niet alles: voor een film als deze is bijvoorbeeld Saving Private Ryan (Steven Spielberg, 1997) de standaard. Hoe kan je dat met je beperkte middelen evenaren? In plaats van weidser maak je het intiemer. In plaats van fysiek kunnen dingen digitaal. Daarnaast heb ik mijn internationale netwerk uit de reclamewereld ingezet. Zo konden we op de diensten rekenen van de stuntcoördinator van Dunkirk en het Frans-Belgische postproductiebedrijf waarmee ik altijd werkte voor de digitale effecten.”
Het Zeeuwse strijdtoneel gaf de makers aanleiding om productioneel alles uit de kast te halen. “Veel van de veldslagen die in Nederland plaatsvonden, zijn filmisch gezien niet zo spannend. Zeeland was wat dat betreft echt anders: verwoestende bombardementen, ondergelopen grasvelden, grondgevechten in de bagger en ijzige kou. Er stond ook nogal wat op het spel: de monding van de Westerschelde gaf toegang tot de haven van Antwerpen en als de geallieerden die in handen kregen, konden ze de troepen in Europa bevoorraden. De Duitse bezetter was er alles aan gelegen om dat gebied in handen te houden.” Het betekende dat ze zich met hand en tand verzetten—er werden mijnenvelden aangelegd, dijken doorgebroken. De uiteindelijke strijd concentreerde zich rond de Sloedam die begin november door een Canadese eenheid bestormd werd.
In de film is dat een bloedig gevecht, gezien door de ogen van avonturier William. Het is een intense, fysieke ervaring waarbij de mitrailleurkogels de jonge Brit om de oren vliegen en zijn strijdkameraden diepe vlees- en hoofdwonden oplopen. “Ik heb me zelfs nog moeten inhouden,” vertelt Van Heijningen erover, “want in werkelijkheid was het nog honderd keer erger. Die Canadese eenheid was simpelweg ten dode opgeschreven. De Duitsers hebben met grote kanonnen een groot deel van de mankrachten weggevaagd. Als je de ooggetuigenverslagen leest, moet dat gruwelijk zijn geweest. Overal lagen ledematen, mensen werden uit elkaar gerukt. Pure waanzin en veel te choquerend voor een film.”