Heddy Honigmann over No hay camino

‘Zonder intuïtie bestaan mijn films niet’

Heddy Honigmann in No hay camino

Gelauwerd filmmaker Heddy Honigmann (1951) is ongeneeslijk ziek. In haar nieuwste documentaire No hay camino reist ze naar haar geboorteland Peru en blikt ze terug op haar oeuvre met belangrijke personen uit haar leven. Maar het is géén afscheid. “Mijn laatste film? Hoe komen ze erbij?”

Uit haar spreekstijl – bedachtzaam, doelgericht, precies – blijkt dat filmmaker Heddy Honigmann graag reflecteert. Op haar verleden, op haar films, op haar werkwijze. We spreken elkaar in het kantoor van producent Pieter van Huystee in Amsterdam, waar Honigmann voordat het interview begint naar het kabbelende water tuurt. “Mooi, hè?” zegt ze, terwijl we wachten op Van Huystee, die wegens de gezondheid van Honigmann bij het gesprek aanwezig is. “Ik kan hier uren naar kijken en nadenken.”

Honigmanns nieuwste documentaire – maar niét haar laatste, benadrukt ze: “Mijn laatste film? Hoe komen ze erbij?” – heet No hay camino, ‘er is geen weg’, naar het gedicht van Antonio Machado: ‘Wandelaar, er is geen weg / de weg maak je al lopende.’ Het beschrijft Honigmanns maakproces, want, zo vertelt ze aan het begin van de film, ze begon nooit eerder aan een film met zo weinig kennis over het project.

Zijweggetjes
Dat zegt veel, want Honigmanns werk berust op intuïtie en improvisatie. “Zonder intuïtie bestaan mijn films niet”, stelt ze. “Men is vaak bang om te improviseren. Ik weet voor het filmen vaak bijna niets over de mensen in mijn films.” Ze werkt nooit met volledig dichtgetimmerde scripts. “Ook niet in mijn speelfilms, trouwens.” Maar het scenario voor No hay camino was wel erg summier, weet Van Huystee, die vanaf het begin betrokken was bij het project. “Er stonden alleen een paar belangrijke momenten in.”

‘Er is geen weg’ karakteriseert ook ons gesprek, dat meandert en zijweggetjes inslaat – naar het concentratiekamptrauma van haar vader en de puberteit van haar zoon Stefan, die beide een rol spelen in de film, maar ook anekdotes over het maakproces van haar vorige films, verhalen over hoe Honigmann op straat personages voor haar documentaires tegenkwam, zoals de man in een winkel vol schoenen in El olvido (2008) en een koppel dat samen één bril deelt in Het ondergronds orkest (1998).

Nog zo’n zijweggetje gaat over 9/11 – we spreken elkaar een dag voor de twintigjarige herdenking van de aanslag. Honigmann vertelt hoe ze op 11 september 2001 in een restaurant zat met de Spaanse filmmaker José Luis Guerin, die ook een belangrijke rol speelt in No hay camino. “Die dag zat ik face to face met mijn vriend José Luis en toen ging zijn mobiele telefoon. Ik zag zijn gezicht helemaal wit worden. Hij hing op en zei: ‘la vida es terrible’ – het leven is verschrikkelijk. Toen vertelde hij wat er gebeurd was, dat er twee vliegtuigen waren ingeslagen bij de – hij noemde ze niet de Twin Towers, maar las torres grandes of, nee, las torres altas.”

De anekdote is kenmerkend voor de vertelstijl van Honigmann, die vaak de tijd neemt om met precisie herinneringen op te halen en haar moedertaal Spaans verweeft in haar Nederlandse zinnen.

In No hay camino staat Honigmann zelf voor de camera. Een documentairemaker die de camera op zichzelf richt en terugblikt op haar oeuvre – het heeft inderdaad iets weg van een laatste film (denk Varda par Agnès, 2019, de laatste documentaire van filmmaker Agnès Varda). Maar, zoals Honigmann ook in de documentaire zelf vertelt, bruist ze van de inspiratie voor nieuwe projecten. “Ik speel op dit moment met drie ideeën”, vertelt ze enthousiast. Ze moet alleen nog kiezen welke van de drie haar nieuwste project wordt. “Na het weekend hebben we weer een researchdag.”

Nieuwsgierig
Honigmann is een getalenteerde interviewer. Haar rijke oeuvre, dat bestaat uit zowel speelfilms als documentaires, wordt gekenmerkt door een oprechte nieuwsgierigheid naar de ander. Zo kan ze het tijdens dit gesprek soms niet laten om de rollen van interviewer en geïnterviewde om te draaien. “Hoe oud ben je?” vraagt ze aan het eind van het gesprek. En dan, meteen: “En was je een opstandige puber?”

Die nieuwsgierigheid richt ze ook op zichzelf. “Hoe was ik toen met Stefan?”, vraagt ze Van Huystee bijvoorbeeld over zijn indruk van haar tijdens het maakproces van Het ondergronds orkest, gefilmd toen haar zoon puberde.

Gefilmd worden betekent namelijk ook een soort controleverlies. In No hay camino zien we hoe Honigmann cameraman Adri Schrover instrueert (“arme Adri”), die soms juist niet luistert naar haar bevelen. Dan zegt Honigmann bijvoorbeeld dat hij de camera niet op haar moet richten, maar doet hij dat toch. “Dat soort scènes hebben we er bewust ingelaten.” Honigmann is soms streng, geeft ze zelf toe, maar dat komt omdat ze “de lat hoog legt”.

Respect
Wat Honigmann zo’n geslaagde interviewer maakt, en haar films zo intiem, is het belang dat ze hecht aan integriteit. Ze behandelt de personen in haar films met respect, niet alleen tijdens het filmen, maar ook in de montagekamer. Daarom komt het ook voor dat ze bepaalde scènes uiteindelijk uit de film haalt, ook al zouden die de film misschien smeuïger maken. “Het is belangrijk dat zij zo goed mogelijk naar voren komen.” Dat wil trouwens niet zeggen dat er geen ruimte is voor negatieve dingen. In de woorden van Van Huystee: “Iemand goed uit de verf laten komen is eerlijk, niet alleen mooi.” Honigmann vertelt bijvoorbeeld over een scène in Het ondergronds orkest, waar een vader en zoon voor het musiceren ruziemaken. “Ze hebben een kleine discussie over… [Honigmann pauzeert, denkt na] over wat ze gaan spelen. Dan zie je ook dat ze nu samen muziek maken, omdat de regisseur gevraagd heeft dat te doen.”

Voor respect en integriteit bestaat geen formule, weet Honigmann: “Het is elke keer weer uitproberen en kijken.” Over één ding kan ze wel duidelijkheid geven: “Géén groothoeklens. Daar heb ik een hekel aan.” Integriteit heeft vooral te maken met een bepaalde benadering, waarbij Honigmann ervoor waakt dat mensen zich niet slecht voelen. “Iedere film brengt zijn eigen graad van moeilijkheid met zich mee, wat dat betreft. Bij O amor natural [1996] bijvoorbeeld, had ik een prachtige kamer, waar je vanaf de dertiende verdieping naar de zee keek – een geschenk om heel rustig na te kunnen denken. Ik was altijd vroeg wakker en heel ver weg zag ik een eilandje. Ik heb zo vaak in mijn hoofd op dat eilandje gezeten, nadenken en beslissingen nemen: moet ik dat vragen, ga ik dat doen, hoe ver ga ik hier? O amor natural gaat over erotische poëzie, dat is heel intiem, en dus moet je er heel voorzichtig mee omgaan. Je moet met liefde omarmen wat de mensen je vertellen.”

Er zijn natuurlijk wel eens potentiële personages met wie het niet klikt. Honigmann richt zich ietwat plagend tot Van Huystee. “Bij O amor natural hadden we de discussie over het filmen van nare mensen. Wat ik niet doe. En jij wel.” Honigmann ziet graag het beste in mensen. “Het kan zijn dat ik me volledig vergis. Maar meestal niet; meestal heb ik een goede kijk. Ook bij mensen op straat, die ik zomaar tegenkom. Eigenlijk denk ik ook dat de mensen voelen dat ik nieuwsgierig ben. Ze voelen: dit is niet iemand die haar waarheidje komt zeggen, maar iemand die iets van ons wil horen. En dan vertellen ze. Ze vertellen vanuit binnen – niet vanuit een vraag die al opgelegd is.”

Als voorbeeld voor Honigmanns toewijding aan integriteit geeft Van Huystee de relatief lange openingsscène van No hay camino, waarin twee violisten van het Concertgebouworkest een muziekstuk van Bach voor Honigmann opvoeren. “Als producent had ik hier eerst de credits overheen gezet – die moeten toch ergens. Maar Heddy vond dat niet van respect getuigen naar de musici en daar had ze natuurlijk gelijk in. Daar was het beeld natuurlijk niet voor bedoeld en die mensen hebben het stuk ook niet daarom gespeeld.”

Cadeautje
Honigmann beschrijft No hay camino als een zoektocht. “Het is een beeld van iemand die aan het zoeken is, ook per scène. En dat bevalt me wel. Zoeken naar hoe de film zal zijn. Het zoeken doe ik tijdens de lange gesprekken met de mensen, kabbelend kom ik steeds dichter bij het hart van iemand.”

Honigmann was eerst behoedzaam toen aan haar gevraagd werd om aan de film mee te werken. Oorspronkelijk zou No hay camino namelijk geregisseerd worden door iemand anders. Van Huystee vroeg Honigmann pas later om de documentaire over haarzelf ook zelf te regisseren. “Ik vind mezelf niet zo mooi”, zegt ze een aantal keer, zowel in de film als in dit gesprek. “Ik was bang dat ik vooral bezig zou zijn met hoe ik er het beste uit zou zien op camera.”

Uiteindelijk viel het haar mee. “Het was een cadeautje”, zegt Honigmann, als ze het maakproces van de film beschrijft. “Een cadeautje van de personen in de film aan mij. En via de film een cadeautje aan het publiek. Maar in eerste instantie een cadeautje voor mijzelf.”

Wat vindt ze van het resultaat? “Er ontstaat een bepaald beeld van mij in de film en dat is me niet tegengevallen. Ik was een beetje bang dat…” Ze pauzeert, zoekt naar het juiste Nederlandse woord. “…dat ik een commandant zou zijn. Want ik kan soms wel precíes iets willen, maar soms ben ik ook heel open: wat gebeurt, dat gebeurt; we zien het wel. Beide kanten bestaan bij mij.”