Varda par Agnès

Kijken vanuit een strandstoel

Luisteren naar Agnès Varda is als een levenselixer. In Varda par Agnès vertelt de grande dame over “dromen, mijmeringen, verbeelding, rust, alles waar ik van hou” en zien we weer hoe goed ze kon kijken.

Agnès Varda hield van de zee want “daar zie je alles: lucht, zee en land”. Ja, het ís eigenlijk ook bijzonder dat je op het strand die drie elementen in één oogopslag ziet, denk je als je naar haar luistert – luisteren naar Varda is altijd weldadig. Ze weet vanzelfsprekende dingen nieuw leven in te blazen.

In de documentaire Varda par Agnès vertelt ze – eigenlijk heel eenvoudig – over haar films, vanaf een theaterpodium. De eerder dit jaar op negentigjarige leeftijd overleden grande dame is hier nog springlevend. Ook over haar films praat ze simpel en helder. Ze zijn gebouwd op drie pijlers: inspiratie, creatie en delen. Uit haar mond klinkt dat niet als cliché maar als een onmisbaar handvat om een bezield leven te leiden.

Het wordt altijd nog mooier zodra Varda in een strandstoel gaat zitten. Of midden op een akker onder een dekentje en een paraplu schuilt, als ze samen met actrice Sandrine Bonnaire herinneringen ophaalt aan Sans toit ni loi (1985). Ze zocht in deze wereld de warmte op, en dat gevoel van geborgenheid en behaaglijkheid spreekt ook uit haar speelse films. Daarin zoekt ze geen gemakkelijk comfort, ze steekt energie in het vrolijk omvormen van de dingen die dichtbij zijn. Ze stond ook op een guur strand, vaak dat van haar geliefde eiland Noirmoutier, waar ze spiegels plaatste of een reusachtige afbeelding van een overleden vriend. Bij de volgende vloedgolf is zijn beeltenis alweer verdwenen. De zee heeft het laatste woord, en de wind, en het zand.

Paarse uitlopers
Varda (Brussel, 1928 – Parijs, 2019) stond stil bij dingen waar de meeste mensen achteloos aan voorbijgaan. Op een akker sprokkelde ze achtergelaten hartvormige aardappelen om die thuis te laten verschrompelen en uitlopen, met de meest bizarre paarse vormen tot gevolg. Bij haar krijgen dingen een tweede leven. Zo recyclede ze filmblikken en onbruikbare filmstroken voor een zelfgebouwd paviljoen, want niets wordt verspild, alles wordt omgevormd, zodat de dingen niet verloren gaan.

Varda filmde los en impulsief, zonder vastomlijnd scenario of uitgestippelde route. Want toeval is altijd haar beste helper geweest, zo zegt ze in Visages villages (2017) waarin ze een verrukkelijke reisleider is langs allerlei Franse dorpen. Ze zocht “eenvoudige landschappen, gezichten, zodat ze niet verdwijnen in de gaten van mijn geheugen”. Dat zoeken begon al met haar doorbraak in de Nouvelle Vague, Cléo de 5 à 7, dat in real time twee uur uit het leven van zangeres Cléo volgt, terwijl ze angstvallig een medische diagnose afwacht. Die klassieker uit 1962, qua vorm ergens tussen cinéma vérité en Nouvelle Vague in, is een schitterend tijdsdocument dat ook nu nog fris en energiek voelt.

Varda onderzocht er de subjectieve en de objectieve tijd, vertelt ze in Varda par Agnès, door alle stappen te filmen die Cléo op een binnenplaats aflegt: de verstreken tijd is niet ingedikt. Voor Varda vindt er een cruciale omslag plaats als Cléo zichzelf gereflecteerd ziet in spiegels en ramen. Dan wordt ze niet langer bekeken – ze kijkt zelf. Zoals Varda ook zelf goed kon kijken, niet van een afstandje maar middenin de wereld.

Zandstorm
Varda filmde het liefst dichtbij, wat ze kent, zoals de Parijse Rue Daguerre waar ze woonde, en waar ze de wachtende mensen bij de bakker en de slager op beeld vastlegde, “zo lang als het duurde”. In Mur murs (1981) filmde ze kleine gebeurtenissen “die we niet begrepen”, zoals een vrouw die in een wasserette met haar handen door vettig haar gaat. Toen haar geliefde Jacques Demy ernstig ziek werd, filmde ze hem zo close-up als maar kon, om zo dicht mogelijke bij hem te kunnen zijn.

Ze gaf zo vorm aan het leven, en aan de dood. Ze begroef haar kat op Île de Noirmoutier, onder paarse schelpen die ze onderweg vond. Het kattengrafje is later omgevormd tot kunstwerk, waar we in Varda par Agnès een paar meisjes aandachtig naar zien kijken. Een van de meisjes gaat nog even terug. Ze wil alleen zijn met de kat, “dan voel ik de dingen beter”. Varda herkent die behoefte meteen. Ze zit het liefst alleen op het strand, daar vindt ze “dromen, mijmeringen, verbeelding, rust, alles waar ik van hou”. Wij houden van jou, zou je postuum tegen haar willen zeggen.

Op 74-jarige leeftijd maakte ze zich in Les glaneurs et la glaneuse (2000) al zorgen dat ze binnenkort niet meer nodig zou zijn. Gelukkig bewees ze het tegendeel door geweldige films te blijven maken. Op luchtige wijze laat ze in Les glaneurs et la glaneuse zien dat sprokkelen een wezenlijke mentale activiteit is: ze verzamelde beelden om de vergeetachtigheid de baas te zijn. Ze zou het liefst willen opgaan in een zandstorm, vertelt ze tegen het einde van Varda par Agnès. “Ik verdwijn in het vage. Ik verlaat u.” De zee heeft ook hier weer het laatste woord, en de wind, en het zand.