Guido van Driel en Lennert Hillege over Bloody Marie

‘De Wallen is gewoon een buurt’

Guido van Driel en Lennert Hillege maken in hun gestileerde thriller Bloody Marie, over een alcoholistische cartooniste zonder inspiratie, goed gebruik van het gebrek aan ruimte op de Amsterdamse Wallen. Het duo – de een van oorsprong tekenaar, de ander cameraman – vertelt over hun bijzondere samenwerking.

De Duitse cartooniste Marie Wankelmut (Susanne Wolff) maakte zes jaar geleden furore met haar stripbundel Porn for the Blind. Sindsdien is de inspiratie zoek; haar dagen komt ze door met overmatig drinken. Vanuit haar zeer gehorige woning op de Amsterdamse Wallen, waarvan de bovenste etage dienstdoet als atelier, zijn de verleidingen des levens heel dichtbij. Zeker in de nachtelijke uurtjes waarin ze schamper de stamgasten van de kroegen in de buurt op hun plek zet. Totdat het verhaal een bloedstollende wending neemt, doordat de in geldnood verkerende hoofdpersoon halsoverkop een beslissing neemt met onomkeerbare gevolgen.

Tijdens het IFFR, waar Bloody Marie afgelopen januari in première ging, vertellen Van Driel en Hillege over het ontstaan van hun onvervalste genrefilm. Cameraman Hillege filmde al Van Driels speelfilmdebuut De wederopstanding van een klootzak uit 2013. Voor Bloody Marie bediende hij niet alleen de camera, maar debuteert ook als scenarist en regisseur. Hillege: “We begonnen als jongetjes in de kroeg, een beetje sparren. We gingen naar de stripwinkel om inspiratie op te doen. Het was heel lang zoeken om een bepaalde toon te vinden, een eigen signatuur.”

Van Driel: “We zochten ook naar iets wat voor ons gevoel een beetje vrouwelijk was.” Deels omdat Van Driel als tekenaar naar eigen zeggen maar moeilijk vrouwen kan tekenen: “Dat is een beperking waarmee ik niet langer te maken heb wanneer ik een film maak. Sowieso zijn er heel wat voorbeelden van filmmakers zoals Ingmar Bergman, Woody Allen en David Lynch, die vrouwelijke hoofdpersonages hebben die echt een mens van vlees en bloed worden. Dat was altijd wel echt mijn wens.” Voor Bloody Marie liet van Driel zich onder meer inspireren door Hitchcocks Rear Window (1954), gesitueerd in een “grootstedelijke arena”, vertelt hij: “In plaats van dat het gaat om iemand die iets verontrustends ziet, gaat het in Bloody Marie over iemand die iets verontrustends hoort.”

Geluid en sound design nemen dan ook een belangrijke rol in. Een fluitketel fungeert als eindsignaal voor een dramatische climax; het geluid van een brekende nek blijkt een kwast. Voor dit spel met geluid, en de suspense van de film, noemt Hillege als voorbeeld Sam Peckinpahs zinderende Straw Dogs (1971), “over een leraar die onder hoge druk komt te staan en beslissingen moet nemen waardoor zijn leven ingrijpend zal veranderen”. Van Driel maakte van al deze ideeën weer een eerste schets die hij Hillege liet lezen, licht hij toe: “Dan spaart ‘ie je niet, dan krijg je op je flikker. Maar er komen ook goede ideeën waar ik weer verder mee aan de slag kan.” Hillege pareert: “Guido is ook een soort tuinslang, die allemaal goede bedenksels uitspuwt.”

Van Driel bekent hierop dat zijn manco is dat hij moeite heeft het “grote van het kleine te scheiden”. Niettemin is dat de kracht van Bloody Marie, waarin kleine handelingen grote, bloederige gevolgen hebben, met Marie’s woning in de rosse buurt als epicentrum van ellende. “De Wallen hebben een aantrekkingskracht”, stelt Hillege. “Het is het oudste stukje Amsterdam, vol met verhalen. Ik wil daar gewoon filmen, dat voelt lekker. Het prikkelt aan alle kanten, visueel ook.”

Hoewel Bloody Marie volgens het duo ook in een andere grote stad gefilmd had kunnen worden, zet je op de Wallen wel een sfeer neer, aldus van Driel: “We hebben de straten steeds natgehouden omdat het moet ogen alsof het net vreselijk geregend heeft, zodat je zoveel mogelijk reflectie ziet.” Tegelijk verwordt de sekswerkersbuurt niet tot het cliché dat dikwijls zichtbaar is in films en op televisie, beaamt Hillege: “We behandelen het gewoon als een buurt, zonder de nadruk op prostituees en hun klanten.”

Uit de film komt ook naar voren dat je op de Wallen in betrekkelijke anonimiteit kunt leven. Marie komt daardoor in een soort sociaal isolement terecht, aldus van Driel, die uitlegt waarom uitgerekend voor een Duits personage is gekozen: “Ik heb zelf een Duitse vrouw. Lennerts idee was: waarom geen Duitse, met een charmant accent dat prikkelt, dat nog altijd iets oproept bij Nederlanders. Juist door haar accent en haar situatie voelt Marie zich dubbel geïsoleerd.”

Die eenzaamheid weerklinkt in het beklemmende karakter van de Wallen. Van Driel herinnert zich het gebrek aan ruimte: “De straten zijn klein, de stegen zijn nauw, evenals de grachten. Op de daken is het vanzelfsprekend dat je geen stap verder kan zetten.” Dat gaf hem weinig mogelijkheden om de camera neer te zetten: “Het is zo smal, je kan alleen maar daar en daar staan. De camera kwam op logische plekken terecht. Je staat gewoon met veel mensen op de set, de kamers waren zo klein dat je goed moest nadenken op welke plek twee mensen langs elkaar heen konden lopen. En dat waren er nu 100. Het is alsof je de hele dag op een feestje staat in een heel klein huis.”

Dat was voor de Duitse actrice Susanne Wolff wel een beproeving, vertelt van Driel: “Dan wilde ze zich op de tekst concentreren, en dan kwamen er voortdurend jongens met grote lampen en kabels langs. Dat waren de arbeidsomstandigheden.” Niettemin is het door Wolff met verve neergezette, kleurrijke personage een van de voornaamste redenen om de film te gaan zien. De tragikomische Marie is voortdurend beschonken maar eigenlijk nog lucide genoeg om snel orde in de chaos te kunnen scheppen.

Van Driel vertelt waarom het titelpersonage een alcoholist is: “Een goede vriend van me heeft een alcoholprobleem. De keuze om van Marie een drankverslaafde te maken is ook een beetje uit de frustratie dat je iemand wel adviezen kunt geven, maar uiteindelijk moet diegene zelf het besluit nemen. Daarbij ervaar ik een zekere machteloosheid. Ik heb het hem ook verteld, dat ik iets ging doen met een alcoholist. Dat vond ‘ie ok, hij heeft goede adviezen gegeven.”