Gabriel Mascaro over Neon Bull

Van stieren en mannen

Portret: Ernesto de Carvalho

Feit en fictie, man en vrouw, mens en dier: Gabriel Mascaro doorbreekt alle scheidslijnen in Neon Bull. “Ik wil dat de film een lichamelijke ervaring biedt.”

In zijn studietijd had Gabriel Mascaro wel eens een vaquejada bezocht, een Braziliaanse rodeo waar cowboys in duo’s proberen om een stier aan z’n staart omver te trekken. Toen hij er enkele jaren geleden terugkwam, vijftien jaar na z’n eerste bezoek, trof hij een nieuwe wereld. “Het was compleet veranderd: er was meer sensatie en het was veel kapitalistischer.”

Voor zijn tweede speelfilm Neon Bull (Boi neon) richt Mascaro de camera op die wereld die een mix van oud en nieuw is, volgens hem een microkosmos voor wat er in heel Brazilië aan de hand is. Het land ontwikkelde zich de afgelopen jaren tot een ‘pullmarkt’, zoals economen zeggen. “De regio waar ik vandaan kom is in de Braziliaanse cultuur vaak neergezet als een plek van armoede, een plek die mensen willen ontvluchten. Maar door de economische groei die Brazilië de afgelopen tien jaar doormaakte, is dat veranderd: mensen dromen niet meer van weggaan maar van manieren om hun leven te verbeteren. De film draait om personages die middenin die omslag zitten; het is een roadmovie zonder bestemming. Ze maken cyclische bewegingen, waarin het dagelijks leven steeds een klein beetje verandert.”

Te macho
In eerste instantie wilde Mascaro een film maken over de cowboys zelf, die in duo’s proberen stieren aan hun staarten omver te trekken. “Die wereld was zo macho dat ik er niet binnen kon komen. Tot ik achter de schermen een man tegenkwam die de staarten van de stieren kamde, en daarnaast in de kledingindustrie bleek te werken. Hij stond model voor mijn hoofdpersoon Iremar. De manier waarop hij die staarten schoonmaakte, dát was mijn ingang.”

Mascaro bracht twee jaar lang veel tijd door achter de schermen van de vaquejada’s, om vertrouwd te raken met de cultuur. “Zodat we de film op zo’n manier konden maken dat de mensen uit die wereld eraan mee konden doen, zonder te hoeven acteren. De drie hoofdrolspelers zijn acteurs, maar in de bijrollen zie je veel echte cowboys.”

Op de set werd veel geïmproviseerd. Noodgedwongen, lacht Mascaro: “We werkten met dieren en die doen wat ze willen. Elke take was anders omdat de dieren steeds anders reageerden. Daar reageerden de niet-professionele acteurs vervolgens ook anders op, en daar pasten de hoofdrolspelers hun spel dan weer op aan.”

Neon stier
Mascaro’s achtergrond als documentairemaker is nog altijd zichtbaar in zijn stijl, maar Neon Bull vermengt het schijnbare naturalisme van de stoffige, realistische setting met surrealistische intermezzo’s, met hoofdrollen voor Iremars dansende collega Galega en de ‘neon stier’ uit de titel. “De titel vermengt iets heel tastbaars, de stier, met het ongrijpbare neonlicht”, legt Mascaro uit.

Die mix van ogenschijnlijk tegengestelde begrippen werkt op veel vlakken in de film door. Feit en fictie, mens en dier, man en vrouw — alles gaat bij Mascaro op de schop. “Het gaat me er niet om die rollen om te draaien, dat is te simpel. Als ik zeg: het is een film over een cowboy, dan heb je daar direct ideeën bij. Als ik zeg: het gaat over een cowboy die mode wil ontwerpen, krijg je tegenstrijdige, uiteenlopende ideeën. Ik wil ál die vooropgezette hokjes achter me laten. Alle personages, alle relaties tussen mens en dier in de film zijn poreus: ze staan open voor iets meer dan ze zijn.”

Die benadering dwong Mascaro om nieuwe manieren te vinden om naar de wereld te kijken. “Ik moest op zoek naar, als je dat zo kunt omschrijven, ‘rechtvaardige’ manieren om al die lichamen in relatie tot elkaar in beeld te brengen, door ze allemaal met dezelfde esthetische benadering te behandelen.” Mascaro’s rechtvaardige oog is de camera: die plaatst hij opvallend ver van de personages; hij filmt ze in lang aangehouden shots waarin hun omgeving van even groot belang wordt als de mensen zelf. “Het ging heel intuïtief, ik had het niet kunnen voorspellen. Op de set werd snel duidelijk dat hoe dichterbij we kwamen met de camera, hoe meer we het stereotype gingen benadrukken. Door afstand te nemen werd de relatie tussen kijker en personages juist intiemer en ontstond er ruimte voor gelaagdheid binnen de personages. Ze kregen meer reliëf. Waar je de camera zet, luistert nauw. Iets dichterbij en de film zou mislukt zijn, daar ben ik van overtuigd.”