Femke Wolting en Tommy Pallotta over Last Hijack

'Iedereen die we spraken wilde piraat zijn'

Last Hijack vertelt het verhaal van de Somalische zeepiraten via een film en een website, met animaties en datavisualisaties en vooral via de gedachten en getuigenissen van piraat Mohamed Nura. Regisseurs Femke Wolting en Tommy Pallotta na de première in Berlijn: “Er is een hele generatie mannen verdwenen.”

Hoe film je een scheepskaping? En dan niet zoals in Captain Phillips, maar echt? Of zo echt mogelijk, omdat je een documentaire wilt maken over piraterij in Somalië? En dan niet vanuit het perspectief van de Westerse slachtoffers, zoals in datzelfde Captain Phillips, of andere recente films als A Hijacking, Stolen Seas en Fishing Without Nets, maar vanuit dat van de piraten zelf? Vanaf het moment dat Femke Wolting en Tommy Pallotta het plan opvatten een film te maken over zeerovers in de Indische Oceaan — zo’n onderwerp waarover je in de krant leest, en wat ver weg is en avontuurlijk, en een miljoenenindustrie in zichzelf — wisten ze dat het niet eenvoudig ging worden. Behalve dat het schier onmogelijk is om het hoofdonderwerp van je film te filmen, was het ook nog maar de vraag of ze een piraat zo gek zouden krijgen om voor de camera zijn verhaal te doen. Als ze al het land in zouden komen.

Dat dat allemaal gelukt is, bewijst Last Hijack, een film die in première ging op het Filmfestival Berlijn en een interactieve documentaire die gepresenteerd werd op SXSW. De film is een ‘nonfiction narrative‘, een hybride film die zowel gebruik maakt van documentaire beelden en interviews als van emotionele animaties, gebaseerd op tekeningen van Hisko Hulsing. Geen ongewoon project dus voor regisseurs/producenten Femke Wolting (medeoprichter van het Amsterdamse Submarine en producent van onder andere Ouwehoeren en een aantal projecten van Peter Greenaway) en Tommy Pallotta (die de animatiefilms Waking Life en A Scanner Darkly van Richard Linklater produceerde en voor Submarine het transmediaproject Collapsus maakte over de gevolgen van de energiecrisis). Voor hen zijn nieuwe filmische vormen al lang niet meer iets nieuws. Net zo min als het vinden van creatieve oplossingen voor ongewone problemen.

Hoofdpersoon Mohamed Nura vonden ze na gesprekken met tientallen piraten, die allemaal hun redenen hadden om niet gefilmd, want herkend te willen worden. Velen omdat ze nog op een betere toekomst buiten Somalië hoopten. Dan kan je maar beter niet als zeerover te boek staan. Mohamed had niets meer te verliezen. Hij wist zeker dat hij nooit weg zou gaan uit Somalië, hij stond op het punt om te trouwen en een einde aan zijn leven als piraat te maken, en zijn ouders wilden ook graag meewerken, omdat ze de film zagen als een manier om hem op het rechte pad te houden.

Nu moesten ze nog met hem op pad. En in zijn hoofd kruipen. En de hamvraag beantwoorden: hoe film je een kaping? We vroegen het de filmmakers na de première van Last Hijack in Berlijn.

Femke Wolting en Tommy Palotta (beeld: Submarine)
Kun je een scheepskaping filmen? Tommy Pallotta: “We wisten vanaf het begin dat dat onmogelijk zou zijn. Je kunt er namelijk niet op het moment suprême bij zijn. Dus leent dit onderwerp zich niet voor een traditionele, observerende documentaire. Toen realiseerden we ons dat het ideaal zou zijn om een mix van documentaire en animatie te gebruiken, omdat we zo situaties in beeld konden brengen waar we niet bij konden zijn.”
Femke Wolting: “Gaandeweg kwamen we erachter dat het helemaal niet zo interessant was om een feitelijke reconstructie van zo’n kaping te maken. Maar wat gaat er om in de hoofden van die kapers? De animaties zijn een manier om die subjectieve werkelijkheid te verbeelden. Een ander probleem was dat we niet zelf naar Somalië konden om te filmen, omdat dat onverzekerbaar bleek. Dan wilde geen geldschieter zich meer achter het project scharen.”

Hoe hebben jullie dat opgelost? FW: “We ontdekten dat er een hotel in Mogadishu is waar je als buitenlander een kamer kunt huren, inclusief bewaking, en dat is een soort privélegertje van vijftien mensen en twee SUV’s met kogelvrij glas. Dat is bijvoorbeeld hoe CNN te werk gaat. Maar stel je voor dat je een documentaire gaat maken over een gevoelig onderwerp als piraterij, en een hoofdpersoon voor langere tijd wilt volgen en interviewen en je komt daar met je privélegertje aanzetten, dat is niet bepaald een intieme situatie om iemands vertrouwen te wekken, ook al heeft iedereen daar een of andere vorm van bewaking en zijn mensen er misschien aan gewend. Maar we dachten dat dat voor onze werkwijze niet zou gaan werken.
“Op dat moment hadden we al contact met de Engels-Somalische journalist Jamal Osman, die voor Channel 4 in Somalië werkte. Hoewel hij eigenlijk een schrijvende journalist en researcher is, had hij met hen een systeem ontwikkeld waarbij hij telefonisch verslag deed van wat er aan de hand was en wat hij zag en waarbij zij hem dan opdracht gaven om bepaalde dingen te filmen. Somalië heeft een geweldig telefoonnetwerk, dus dat was de enige manier van communicatie. Op dezelfde manier heeft hij toen voor ons, met cameraman Ahmed Farah, die aan de St. Joost-kunstacademie in Breda heeft gestudeerd, als liaison ter plekke de interviews en de scènes gedraaid. Wij hingen de hele dag aan de telefoon en regisseerden als het ware op afstand.”
TP: “Dat was ook een extra veiligheidsmaatregel, zodat we wisten waar hij was en wat hij deed.”

Hoe is het om een film te maken over (en met) mensen die je niet live kunt ontmoeten? TP: “Hoe goed je het ook plant, met shotlists en uitgeschreven scènes, er gebeuren altijd dingen die je niet hebt kunnen voorzien en waar je niet direct op kunt reageren. Dat was best lastig, maar ook een uitdaging.”
FW: “Het was behoorlijk schizofreen. Maar voor ons gevoel kwamen we door die animaties ook dichter bij hem dan we misschien anders hadden kunnen komen.”
TP: “Uiteindelijk gaat het om de band die je opbouwt, en dat is misschien anders door de telefoon, en via videomateriaal, maar er ontstaat wel een soort relatie. De ene dag ben je blij met wat hij zegt, de volgende dag heb je een hekel aan hem. Misschien is het een postmodern ding, maar die virtuele manier van werken was uiteindelijk niet zo anders voor mij.”
FW: “Het echte gevecht lag op een ander vlak. Mohamed is geen sympathieke held. Hij zegt en doet vervelende dingen. Hoe maak je daar in de montage een verhaal van waar de toeschouwer anderhalf uur mee wil meeleven, en sympathie en begrip voor kan opbrengen, zonder zich er totaal mee te hoeven identificeren?”

In hoeverre is Mohamed een product van zijn omgeving, van de omstandigheden? FW: “Voor ons is het moeilijk om ons voor te stellen wat het betekent om op te groeien in een door oorlog verscheurd land, waar geen scholen, geen ziekenhuizen, geen politie en geen verkeersregels zijn. Maar tegenover Mohamed staat ook journalist en radioactivist Abdifatah Omar die even oud is als Mohamed en dezelfde achtergrond heeft en besloot om iets heel anders te doen.”

Voelen jullie je advocaten voor het Somalische perspectief? FW: “We hadden vooral het idee dat het Somalische deel van het verhaal nog niet goed belicht was. Het ging altijd over het Westen versus Somalië, maar we wisten te weinig van de redenen achter de piraterij. Het feit dat het Westen daar de zeeën heeft leeggevist, waardoor die mannen geen inkomen meer hebben. De hele traditionele economie is ingestort. Aanvankelijk werden de piraten dan ook als helden onthaald, veel mensen zagen het losgeld wat ze voor de schepen vroegen als een soort herstelbetalingen. De economie trok aan, de welvaart steeg. Maar na verloop van tijd kreeg de gewone bevolking er ook de balen van dat ze altijd met misdadigers werden geassocieerd. En bovendien verdween er een hele generatie mannen: ze kwamen om in de golven, werden neergeschoten, gevangengezet.”
TP: “In de vier jaar dat we aan de film gewerkt hebben is dat beeld enorm veranderd, dus daar moesten we ons aan aanpassen. Bovendien verander je zelf ook wanneer je meer van een onderwerp weet. Er was niet echt een politieke agenda. Maar het dwong me wel om vragen te stellen over waar ik zelf toe in staat zou zijn.”

Heb je een antwoord gevonden op die vragen? TP: [aarzelend] “Ik denk dat je als je honger hebt tot een hoop in staat bent. Maar ik moet wel zeggen dat de situatie echt een stuk gecompliceerder is dan dat. Een te simpel antwoord op een te ingewikkelde vraag.”

Hoe zijn jullie ideeën ten opzichte van de piraten veranderd? FW: “Voordat we begonnen waren we denk ik meer empathisch. Piraterij heeft iets romantisch aan zich hangen.”
TP: “Maar hoe archetypisch en dramatisch het onderwerp ook is, uiteindelijk raakten we meer geïnteresseerd in de effecten van piraterij dan in de piraterij zelf. Wat is het gevolg voor een gemeenschap? De armoede, de alleenstaande moeders, de mannen die geïsoleerd van de maatschappij leven.”

Op een gegeven moment zegt Mohamed: ‘We zijn allemaal beesten’, is dat de boodschap van de film? FW: “Op het moment dat hij dat zei wisten we direct dat we de film zo wilden eindigen. Mohamed is niet een erg contemplatieve man, dus als hij zoiets zegt, dan betekent dat wel wat.”
TP: “Simpel gezegd gaat Last Hijack over een man op een kruispunt: moet hij kiezen voor de zee of zijn familie, en een respectabel leven aan wal? Dat is misschien niet de keuze waar iedereen voor komt te staan in zijn leven, maar hij is wel invoelbaar.”
FW: “Bovendien kwamen we er al snel achter dat Mohamed wel zei dat hij ermee wilde ophouden, maar dat het ook een verslavend bestaan is, hij was als een junk die weer toeleefde naar de volgende rush. Letterlijk, want Mohamed en de piraten kauwen de hele dag qat, dus ze zijn voortdurend high. Na de luxe en het aanzien van het piratenbestaan was het niet eenvoudig voor hem om weer terug te gaan naar de steengroeve, hoe groot de sociale druk van bijvoorbeeld zijn ouders en zijn vrouw ook was.”
TP: “Er zit ook iets hypocriets in om te verlangen dat hij ermee zou stoppen, maar tegelijkertijd wel te rekenen op het geld dat hij binnenbracht.”
FW: “En de piraten hebben nog steeds enorm aanzien: iedereen die we spraken wilde piraat zijn.”

De bedragen zijn enorm. TP: “Maar de kapers zelf krijgen niet zoveel. Er blijft van alles aan de strijkstok hangen. Die jongens die in die bootjes de zee op gaan verdienen er in verhouding maar heel weinig mee. Er zit een gigantisch systeem achter. En Mohamed vertelt ook hoe crimineel geld ‘goedkoop geld’ is, je geeft het ook zo weer uit, en iedereen verwacht dat je het aan luxe dingen uitgeeft en niet aan dingen van waarde.”
FW: “En de ironie is dat door de piraterij de inflatie enorm was. Dus het was ook geld dat heel weinig waard was.”

Wat kunnen we verwachten van het interactieve deel? FW: “Dat focust via datavisualisaties meer op de feiten en via verschillende verhaallijnen geeft het verschillende perspectieven. Tegenover het verhaal van de piraten hebben we bijvoorbeeld het verhaal van een Engelse kapitein gezet die een kaping heeft meegemaakt.”

Hoe ziet de situatie er nu uit? FW: “Het positieve effect is dat het door de piraterij zo lang onveilig was voor vissers voor de Somalische kust dat de visstand daar weer heeft kunnen aangroeien. Er zijn wel rehabilitatiekantoortjes voor piraten, maar die hebben verder ook geen werk. Maar voor zover het de piraterij betreft denk ik dat we het einde van een tijdperk hebben meegemaakt. Daar dan. Want je ziet dat het zich nu richting Indonesië aan het verplaatsen is.”