Lucia de B.
21ste eeuwse heksenjacht
De veroordeling tot levenslang voor zeven moorden van verpleegster Lucia de Berk is misschien de grootste gerechtelijke blunder uit de Nederlandse geschiedenis. De gedramatiseerde reconstructie Lucia de B. laat zien hoe tunnelvisie ontstaat.
“Iedereen kijkt naar me of ik een heks ben”, zegt verpleegster Lucia de B. met Haagse tongval, uitstekend gespeeld door Ariane Schluter, als ze door de directeur (Barry Atsma) van het ziekenhuis op non-actief wordt gesteld. Heks is het goede woord, want alles wat daarna gebeurt doet denken aan een Middeleeuws heksenproces.
De reden dat de verpleegster naar huis wordt gestuurd, is dat voor de zoveelste keer iemand in het ziekenhuis misschien stierf terwijl zij dienst had. In dit geval was het een baby. Het grote aantal sterfgevallen viel Lucia ook op. “Het lijkt wel of ik het aantrek, maar dat kan toch gewoon niet?”, huilt ze na de dood van de baby tegen haar collega’s. Die vinden haar een vreemde snuiter. Waarom werkt ze altijd zo hard? En dat gecommandeer! Tippelde ze trouwens niet in haar vroegere leven?
Het roddelcircuit barst uit zijn voegen als Lucia enige tijd later aan het sterfbed van haar opa wordt gearresteerd. De recherche valt met een bliksemactie binnen, omdat ze bang is dat de vrouw de oude man als zoveelste in een lange rij zal vermoorden. Met haar arrestatie denkt justitie een seriemoordenares met misschien wel dertien doden op haar geweten te hebben opgepakt. Klein probleem: er is geen bewijs. De verdachte is niet op heterdaad betrapt en zegt dat ze onschuldig is. Toch weet de openbaar aanklager (Annet Malherbe), geholpen door een ambitieuze jonge parketsecretaris (Sallie Harmsen), zeker dat ze een gevaarlijk monster is. Een kwestie van deduceren en reduceren. Waarom staat het door een ex-FBI-er geschreven boek In de huid van een seriemoordenaar bij haar thuis in de kast? Waarom schrijft ze in haar dagboek dat “niemand mag weten van die compulsie?” Geen twijfel mogelijk: met die compulsie (dwangmatige handeling) bedoelt ze natuurlijk haar moordzucht.
Als het gif digoxine wordt gevonden in het lichaampje van de baby is voor de openbare aanklager de zaak rond: Lucia de B. is een psychopaat die patiënten met een infuus dodelijk gif toedient. Dat er geen sporen zijn te vinden dat ze dat heeft gedaan, wijst niet op onschuld, maar op sluwheid. Lucia de B. ging zo geraffineerd te werk dat ze geen sporen achterliet. Aldus de openbare aanklager.
Kettingbewijs
Lucia de B. gaat over tunnelvisie. Overtuigend laat de film zien hoe zoiets ontstaat. Doordat iedereen wil geloven dat de verpleegster een seriemoordenares is, worden alle gebeurtenissen en feiten zo geïnterpreteerd dat er maar één uitkomst mogelijk is. Als de openbaar aanklager bij Lucia geen emotie ziet als ze wordt opgesloten, verbaast haar dat niet, omdat het past bij het profiel van een psychopaat. Wat ze niet ziet, is dat de vrouw even later in haar eentje als één brok wanhoop in haar cel in huilen uitbarst.
Omdat de openbaar aanklager geen harde bewijzen voor haar schuld heeft, grijpt zij naar het dubieuze juridische middel van het schakel- of kettingbewijs: als één moord kan worden bewezen, zijn de andere sterfgevallen ook moorden, omdat ze in een patroon passen. Omdat de rechter de (gif)moord op de baby bewezen acht, wordt Lucia voor vier moorden (in hoger beroep zeven) tot levenslang veroordeeld. Daarna begint de lange gruwelweg naar heropening van de zaak, waarin steeds meer betrokkenen ervan overtuigd raken dat er sprake is van een rechterlijke dwaling. De omslag wordt gepersonifieerd door de parketwachter. Als uit een verdonkeremaand autopsierapport over de baby blijkt dat het kind niet aan vergiftiging is overleden, loopt zij over naar de ‘andere kant’. De sluitende puzzel van justitie blijkt een vergiet, met uiteindelijk vrijspraak als resultaat.
Heksenjacht
Lucia de B. is een keurige gedramatiseerde reconstructie van de affaire, die iets te veel aan tv-drama doet denken. De film was indringender geweest als hij volledig vanuit het perspectief van de verpleegster was gemaakt. Het verzonnen dramatische lijntje tussen de openbaar aanklager en de ‘overlopende’ parketwachter voelt namelijk geforceerd en overbodig. En wat willen de makers betogen met de flashbacks van Lucia’s jeugd in een ontspoord gezin, waarin haar moeder haar de prostitutie indreef? Zegt het iets over het latere drama dat ze een akelige jeugd had?
Interessanter zijn de terloopse verwijzingen naar de rol van de media in de affaire, die tot een mediahype leidde. Mediasocioloog Peter Vasterman stelt in zijn boek Mediahypes dat de journalistieke interesse bij een mediahype uitsluitend is gericht ‘op bevestiging van één perspectief, waardoor de negatieve feiten, interpretaties en opinies de berichtgeving zullen domineren.’ Dit is exact wat er gebeurde in de affaire Lucia de B. De media maakten van de verpleegster een heks. Met woorden — de verpleegster heette al snel ‘de engel des doods’ en haar prostitutieverleden werd benadrukt — maar ook met beelden. Rechtbanktekenaars maakten haar tot karikatuur.
“De kranten zijn gek geworden”, stelt Lucia’s man, een nuchtere Hagenaar, in de film onthutst vast. Hoeveel invloed hadden de mediahype en de sociale commotie op justitie? In de film beschuldigt Lucia’s advocaat (Fedja van Huêt) de rechter ervan dat hij onder invloed van de ‘massahysterie’ klakkeloos de ondeugdelijke bewijsvoering heeft overgenomen. Hij spreekt van een heksenjacht. Op zijn minst heeft hij een punt. Schrijver Maarten ’t Hart, die zich inspande voor heropening van de zaak, verwoordde het zo: “Wij denken dat wij redelijke wezens zijn, dat wij niet geleid worden door angsten, door irrationele, duistere waanvoorstellingen. Toch is de zaak Lucia de B. aan het rollen gebracht door een waanidee.”
De Middeleeuwen zijn minder ver weg dan we denken.