Eché Janga over Buladó

‘Dit is óók een Nederlandse film’

Portret Dennis Lubbers

Buladó is de openingsfilm van het Nederlands Film Festival en na Helium de tweede speelfilm van Eché Janga. Hij gaf zich tijdens het filmen op Curaçao over aan de spiritualiteit die op het eiland leeft. “Wat mensen bijgeloof noemen, is niet iets naïefs. Het verzacht het leven, het verzacht de realiteit.”

De elfjarige Kenza (Tiara Richards) woont op een autosloperij in de binnenlanden van Curaçao, waar de noordoostpassaat altijd bij ze is en als een vierde hoofdpersoon door het verhaal waait. Kenza voelt zich aangetrokken door de magie van haar voorvaderen, waarmee opa Weljo, gespeeld door beeldend kunstenaar Felix de Rooy, vol overgave bezig is. Tot grote ergernis van Kenza’s vader Ouira (Everon Jackson Hooi), die meer voelt voor Hollandse nuchterheid. Buladó is de tweede speelfilm van Eché Janga, na het succesvolle Helium (2014). Met deze film lijkt hij dichter bij zijn artistieke zelf te staan. Een project waar hij al vijftien jaar van droomde. Het was alleen wachten op het juiste moment om het uit te voeren.

Nu de film in dit bizarre jaar het Nederlands Film Festival opent, is het een van de meest opvallende films uit de oogst van 2020. Nog specialer dan die openingsavond is misschien wel dat mensen door het hele land de film in bijna 100 zalen tegelijk kunnen zien.

“Ik hoop dat Antillianen, mensen met een Caribische achtergrond, dit allemaal oppikken. Voor hen is het heel bijzonder, een film bijna helemaal in Papiamentu, dat is wel heel vet. Maar ook mensen zonder migratieachtergrond gaan de magie. Uiteindelijk is het een verhaal voor iedereen. Ik ben ontzettend blij dat het de openingsfilm is op het Nederlands Film Festival, alleen al daarom. Want het betekent: dit is óók een Nederlandse film.”

Je schreef Buladó met scenarist Esther Duysker. Waarin hebben jullie elkaar gevonden? “We delen een fascinatie voor de dood en voor hoe jonge mensen daarmee omgaan. We hebben een gedeelde interesse in de mystiek van het leven, de kracht van een kind en wat die in werking kan zetten. De film is ergens ook een ode aan Esthers moeder, die vroeg in haar jeugd is overleden. En aan mijn oom, die gewoon op latere leeftijd is overleden, maar hij is wel degene bij wie dit hele verhaal is begonnen.”

Hoe begon dit verhaal bij hem? “Ik heb een tijdje bij hem in huis gewoond toen ik in Amsterdam even geen woning had. Het is de broer van mijn vader, maar ook zijn tegenpool. Mijn vader is erg rationeel, mijn oom was super-spiritueel en een avonturier. Hij heeft de wereld rondgereisd, bij stammen in West-Afrika gewoond en in een dodencel in Afghanistan gezeten.
“Hij maakte destijds ook filmpjes voor Salto, een kleine omroep in Amsterdam. Ik ging met hem op pad en was alleen maar aan het opschrijven wat hij mij vertelde. Het was een echte Antilliaan, een fantast, maar ook iemand die goed kon vertellen. Een van zijn verhalen ging over de aftocht van een oude man die wilde sterven zoals de oorspronkelijke bewoners van de Cariben. Ik dacht: dit moet ik verfilmen. Dat zijn uiteindelijk de laatste vijf minuten van deze film geworden.”

Lijk je meer op je oom dan op je vader of was hij vooral iemand naar wie je opkeek? “Toen ik hem ontmoette, vond ik iets wat ik altijd met mijn vader had willen hebben. Mijn vader, mijn oom en mijn tante hebben een heftige jeugd gehad. Iedereen is daar op een andere manier mee omgegaan. Ik heb het gevoel dat mijn vader daardoor harder is geraakt. Mijn oom had het meer achter zich gelaten en van zich afgeschud. Ik vind dat mooi, die levendigheid fascineerde me. Doordat mijn vader een rationele man is ben ik ook zo opgevoed, maar ik voelde wel altijd een tweestrijd. Die zit ook in de film.”

Is dat besef belangrijk voor jou in de opvoeding van je eigen kinderen? “Ja, ook doordat ik de cultuur beter heb leren kennen. Ik was wel eerder op Curaçao geweest, maar ik heb nog nooit zo’n sterke band gevoeld als tijdens dit maakproces. Ik was altijd best nuchter. Niet zo van dat op zoek gaan naar je ‘roots’. Maar het heeft wel degelijk impact op wie ik ben. En ik mag me eraan overgeven, aan die spiritualiteit die daar leeft. Wat mensen bijgeloof noemen, is niet iets naïefs. Het verzacht het leven, het verzacht de realiteit.
“Mystiek bestaat in zekere zin zelfs in de wetenschap: je kunt dingen tot op bepaalde hoogte verklaren, maar er blijven altijd vragen onbeantwoord. Dat vind ik fijn. Dat is waar ik me nu veel mee bezighoud.”

Zit er in Buladó iets wat je misschien cadeau hebt gekregen van je voorvaderen? Of gaat dat te ver? “Nee, dat gaat niet te ver. Toen ik op het eiland was, voelde ik dat een van de personages van de film, de noordoostpassaat, de wind, daar altijd heerst. Je hebt daar een vlakte, een wat ruiger natuurgebied waar Curaçaoënaars zelf weinig komen, met een aantal grotten met tekeningen van de oorspronkelijk bewoners. Iedereen kent het wel, dat je tot rust komt als je alleen bent met de natuur. Je voelt je dichter bij jezelf komen en alle ballast valt weg. Dat was wat ik daar voelde. Ik was daar als Nederlander en ik probeerde een verhaal te vertellen van het eiland, van de Curaçaoënaar. De wind die ik daar voelde, gaf mij de rust en het vertrouwen dat ik deze film mocht maken.”

Je castte Everon Jackson Hooi, bekend uit GTST, als Ouira, de erg ‘Hollandse’ vader van Kenza. “Ik was echt geïntimideerd tijdens de casting, hij kwam binnen en was zó goed voorbereid. Ik durfde hem op een gegeven moment niet meer aan te kijken. Alles wat hij deed was anders dan alle anderen die op auditie kwamen. Hij speelde bíjna niet. En daar hou ik van. Ik was daarna ook in de war; hoe kan híj, nota bene een soap-acteur, het nou in één keer zijn?”

Het is voor hem natuurlijk ook een belangrijk verhaal. “Ja, zeker. Hij is daar geboren en op zijn achtste naar Nederland gekomen. Ook de connectie tussen hem en Tiara Richards, die zijn dochtertje speelde, was heel sterk. Daar zat echt een verbondenheid. Er is een scène waarin zij de kam van haar overleden moeder aan hem geeft. Dat was een zware, omdat het meteen een heel verhaal moet vertellen: deze man heeft een trauma, er wordt heel weinig uitgelegd en dat moet allemaal in die scène.
“Dat was pas de tweede dag op de set en het was voor iedereen spannend. Everon liep na het filmen in tranen naar buiten, ik liep achter hem aan en omhelsde hem, zei dat het allemaal goed ging komen. ‘Je bent een echte filmacteur, laat je onzekerheid los. Je hebt het echt heel goed gedaan.’
“Toen liep Tiara naar hem toe. Ze duwde hem, ze sloeg op z’n arm, ze was even heel druk, en toen liep ze weg. De volgende dag vertelde Everon dat Tiara tegen hem had gezegd: ‘Je dacht aan je oma hè?’ En dat wist niemand. Hij had om die emotie op te roepen aan zijn oma gedacht, met wie hij een sterke band had. En Tiara had dat gevoeld. Vanaf dat moment was er magie op de set. Hij was overdonderd dat zij dat had gevoeld. En dit is de magie van het leven, dat je dit soort dingen kunt omarmen.”