Zomervacht

Broederliefde overwint

Zomervacht

Tijdens een broeierige zomer krijgt een jonge rebel uit een woonwagenkamp de taak om voor zijn zwaar lichamelijk beperkte halfbroer te zorgen. Zomervacht is een aandoenlijk en eigenzinnig drama over broederliefde.

Filmmaker Joren Molter, die opgroeide op het Groningse platteland, etaleerde in zijn eerdere films In Kropsdam is iedereen gelukkig (2016) en Dòst (2018) al zijn liefde voor de esthetiek van het leven in de periferie. Met Zomervacht – de slotfilm van het NFF – borduurt hij hierop voort. De film begint als een typisch sociaal-realistisch drama over een belhamel (Jarne Heylen speelt Brian) die met zijn vader Maurice (Micha Hulshof) in een afgetrapt woonwagenkamp woont, ergens in de Belgisch-Nederlandse grensstreek.

Pa belooft dat ze na de zomer écht zullen verhuizen naar een normale woning. Maar dan krijgen ze door een ongelukkige samenloop van omstandigheden een nieuwe huisgenoot: Brians halfbroer Lucien (Joël in ’t Veld).

Lucien lijdt aan cerebrale parese en heeft zorg nodig. Aangezien Maurice overdag vaak weg is voor klusjes, is de nieuwkomer aangewezen op Brian. Maar ach, stelt pa: als Brian Lucien wat appelmoes voert en voor de televisie zet, dan zijn de dagen zo voorbij. Terwijl de jongeling tijdens de lange zomer eigenlijk op zijn quad hoopte te kunnen racen, ontstaat er niettemin – een wending die zich wel laat raden – toch een band tussen hem en zijn halfbroer.

Molter situeert dit alles in een hardvochtige context die leunt op de clichés van het woonwagenkamp: tuinbroeken, harde muziek, alcoholmisbruik, rottweilers en weinig oog voor hygiëne. De beduimelde mise-en-scène zou niet hebben misstaan in een remake van The Texas Chainsaw Massacre (1974). Maar toch werkt deze benadering: Zomervacht transformeert al snel van een traditioneel drama naar een soort eigenaardige, cartooneske genrefilm, waarin broederliefde alles overwint.

De twee hoofdpersonages breken als het ware uit hun denkbeeldige kooi. Lucien, die voor zijn komst in het woonwagenkamp nog zijn dagen sleet in een inrichting voor zwaar lichamelijk beperkten, heeft ineens een speelmaatje. En Brian, die voor de komst van Lucien op zichzelf was aangewezen, kan nu zijn ervaringen delen.

Er is bijzonder veel chemie tussen de acteurs, die vaak aan een blik genoeg hebben om een bepaalde sfeer neer te zetten. Bovendien laat Molter opnieuw zien dat hij in staat is aandoenlijke scènes te regisseren mét dramatisch effect. Zoals wanneer Brian een stacaravan probeert te verhuren aan een vreemdeling en nog even met z’n witte hemd de afstandsbediening van de airco schoonmaakt. Of bijvoorbeeld de heerlijk klungelige scènes waarin een romance opbloeit tussen Brian en de verstandelijk beperkte Selma (Isabelle Kafando).

Het is fijn om te constateren dat Molter niet neerkijkt op z’n personages, maar ze juist bewondert. Zijn verbeeldingen van het platteland zijn in die zin steevast dubbelzinnig: ja, het leven kan daar meedogenloos zijn, maar soms ook heel erg mooi.