Christian Tafdrup over Speak No Evil

‘We zien de slang in het paradijs niet meer’

Christian Tafdrup. Foto: Erik Molberg

Met Speak No Evil wilde filmmaker Christian Tafdrup ‘de meest brute Deense film ooit’ maken. De satirische thriller, over een Nederlands echtpaar dat een Deens gezin terroriseert nadat ze elkaar hebben ontmoet op vakantie, is losjes gebaseerd op Tafdrups eigen reiservaringen. “Ik neig gewoon naar het creëren van situaties die oncomfortabel en grappig zijn.”

“Is deze stoel vrij?” Het contact tussen een Nederlandse en Deense familie op vakantie in een resort in Toscane begint in Speak No Evil vrij onschuldig. Patrick (Fedja van Huêt) oogt als een doodgewone sterveling die slechts een vrijblijvende vraag stelt. Al snel weet hij met opdringerige innemendheid, geflankeerd door zijn echtgenote Karina (Karina Smulders), het Deense echtpaar Bjørn (Morten Burian) en Louise (Sidsel Siem Koch) in te palmen, waarna een gezamenlijk diner volgt met de kinderen. Hoewel de dochter van de Denen en de zoon van de Nederlanders – die zijn tong lijkt te hebben verloren – het nog niet helemaal met elkaar kunnen vinden, leidt de bovengenoemde eerste vraag tot een onvermijdelijke vervolgvraag: zullen we telefoonnummers uitwisselen?

Speak No Evil

Patrick vraagt vervolgens of de Denen hun huis in Nederland, gelegen in een bos, eens komen bezoeken later dat jaar. Wie tijdens de openingsscène goed heeft geluisterd naar de omineuze muziek zal de Denen smeken lekker thuis te blijven. Filmmaker Christian Tafdrup (als acteur onder meer bekend uit Borgen, vanaf 2010), die het scenario van de film schreef met zijn broer Mads, laat de Nederlanders vervolgens langzaam maar zeker de grenzen van betamelijkheid verleggen in zijn satirische thriller. Culminerend in een gruwelijke derde akte. Tafdrup omschrijft zijn film als “een combinatie van Ruben Östlunds Turist [2014] en Michael Haneke’s Funny Games [1997]”.

Vanaf het Filmfestival Oostende vertelt Tafdrup tijdens een Zoom-gesprek over zijn laatste film en hoe het verhaal min of meer is gebaseerd op zijn eigen vakantieavonturen.

“We gingen in mijn jeugd regelmatig naar Toscane, naar valleien vol wijngaarden. Daar ging je niet alleen naartoe voor jezelf; je wilde ook andere mensen tegenkomen. Eenmaal thuis kon je dan opscheppen dat je leuke mensen uit België, Duitsland of Nederland had leren kennen. Een paar keer stemden we in met een bezoek aan gezinnen die we op vakantie hadden ontmoet. Ik herinner me nog een weekendtrip naar een familie in Neurenberg. Dat was geen succes. Het was een wezenlijk andere ervaring dan wanneer je met z’n allen onder de Toscaanse zon geniet, het overal over eens bent en voor even beste vrienden wordt.”

Net als in de film was het contact in het vakantieland aangenaam, maar tijdens een weekendje bij het gezin thuis beduidend minder gezellig. “Wanneer je drie dagen moet doorbrengen in het huis van een ander en alles valt tegen, dan wil je weer weg. Toen ik vier jaar geleden met m’n vrouw en dochter naar Toscane reisde, ontmoetten we een Nederlands stel. Het grappige is dat ik altijd goed door een deur kan met Nederlanders. Nederlandse humor is vergelijkbaar met Deense humor. Nederlanders zijn joviaal, maar ook iets gekker dan de Denen. Dus zaten we al snel bij elkaar aan tafel en speelden onze kinderen vrolijk samen. Maar toen we na de vakantie een uitnodiging kregen om Rotterdam, waar het stel woonde, te bezoeken, zei ik nee. Vanwege de ervaringen uit m’n jeugd.”

Toen was het idee voor de film geboren? “Ik beeldde me in: wat zou er zijn gebeurd als we Rotterdam hadden bezocht? Subiet had ik een horrorfilm in m’n hoofd. Gebaseerd op m’n eigen ervaringen, maar ook op een hoop fantasie. Speak No Evil levert in die zin commentaar op de ‘geciviliseerde’ hogere middenklasse die op een veilige manier vakantie viert, het perfecte voedsel voorgeschoteld krijgt, de perfecte wijn drinkt en over onschuldige zaken babbelt. Dat beangstigt me, omdat het niets te maken heeft met de realiteit. Als je denkt dat het ergste wat er op zo’n vakantie kan gebeuren is dat je dochter haar knuffelbeertje kwijtraakt, wat zou er dan gebeuren als je kwaadwillende mensen ontmoet die je echt iets aan willen doen? Het idee achter de film is simpel: soms laten we het kwaad toe omdat we in onze perfecte leventjes de slang in het paradijs niet meer elke dag zien.”

Speak No Evil

Naast die slang in het paradijs zitten er meer bijbelse referenties (net als potsierlijkheden van bijbelse proporties) in de film. “Ik kwam erachter dat het maken van een genrefilm je meer mogelijkheden geeft. Je kunt het naturalisme, waar Denemarken om bekend staat, links laten liggen. Dat gaf ons de gelegenheid groots te denken, zoals in het theater of in de opera, waar grote thema’s domineren en overdrijving geoorloofd is. Een van onze eerste visuele inspiratiebronnen was De tuin der lusten van Jheronimus Bosch. Een geweldig schilderij met een surrealistische slachtpartij waarop hemel en aarde staan afgebeeld. We hadden het plan grotere risico’s te nemen met invloeden uit het theater en de schilderkunst in plaats van moderne cinema.”

Het idee was de kijker wakker te schudden, omdat je ‘de meest brute Deense film ooit’ wilde maken. Stonden acteurs hiervoor in de rij? “Tijdens de casting in Nederland en Denemarken bleek dat veel acteurs juist geen interesse hadden. Sommige zeiden de rol te overwegen als ik de laatste dertig pagina’s van het script zou herschrijven, omdat ze slotstuk te duister vonden en ten minste een glimp van hoop aan het einde wilden. Dat verraste me enigszins. Een van de Nederlandse auditanten voor de rol van Patrick had moeite met de rol omdat hij bang was wat z’n kinderen ervan zouden vinden. Maar dat is toch acteren? Fedja en Karina waren aanvankelijk ook terughoudend maar nadat ze me hadden ontmoet en erachter kwamen dat ik niet krankzinnig ben, gingen ze overstag.”

Was er een verschil in het regisseren van de Denen en de Nederlanders? “De Denen komen uit het theater en hadden minder filmervaring. Die moest ik tijdens de casting al bijsturen in hun mimiek voor de camera en bepaalde trekjes afleren. Met hen sprak ik ook meer over de personages. Dat deed ik bij de Nederlanders niet; als je een ervaren en talentvol acteur als Fedja van Huêt te veel instructies geeft kan dat zijn spel ruïneren. Fedja en Karina zijn trouwens ook in het echte leven getrouwd – dat gaf de film een interessante lading.”

Die dynamiek – de Nederlanders zijn assertiever, hebben meer ervaring – zie je in zekere zin ook terug in hun personages. De Denen zijn naïef. Staan zij symbool voor hoe we in onze eigen bubbel zitten en niet meer weten wat er om ons heen gebeurt? “Ja, we zijn naïever geworden. Maar het is ook menselijk je medemens te vertrouwen. Dat moeten we blijven doen, we moeten niet altijd van het ergste uitgaan. Maar soms negeren we signalen omdat ze ons oncomfortabel maken.”

We moeten beter naar onszelf luisteren? “Als je in sommige gevallen niet naar je instinct luistert, kan dat leiden tot horror en de dood. Dat is waar mijn film op komisch-satirische wijze naar hint.”

Over het komische en satirische gesproken: je film balanceert telkens tussen het geestige en het serieuze. Zat dat er al in toen je met je broer Mads aan het scenario begon? “Daar hebben we niet per se veel over nagedacht. We houden van zwarte humor. Ik houd van absurdistische drama’s, van regisseurs als Ruben Östlund, Yorgos Lanthimos en Michael Haneke. Speak No Evil is in zekere zin een combinatie van Östlunds Turist en Haneke’s Funny Games. Ik neig naar het creëren van situaties die oncomfortabel en grappig zijn.”

Waarom kijken we graag naar die combinatie van humor en tragiek? Naar films met fatalistische verhalen? In Speak No Evil krijg je dankzij de omineuze muziek als kijker al vanaf de openingsscène het idee dat dit slecht gaat aflopen. “We houden van lachen en romantiek, van de levenslessen die een film ons kan vertellen. Maar we houden er ook van opgeschud te worden, onze eigen angsten te voelen. Het leven is immers vol angsten. Ik wilde dat mijn film meer was dan een soort avontuur; mijn film moet de kijker fysiek raken.”