Dumbo en de macht van Disney

Uitbater van nostalgie

Tim Burtons fotorealistische versie van Disneyklassieker Dumbo biedt niet alleen een vernuftige update van het origineel, maar levert ook opzichtig commentaar op hoe moederbedrijf Disney in de strijd om content steeds meer mediabedrijven opslokt.

“Vergeet niet waar je vandaan komt, liefje.” De flamboyante entertainmentmogul Vandevere bijt het een van zijn artiesten als waarschuwing toe in Tim Burtons nieuwe versie van Dumbo: denk eraan, ik heb je van de straat geraapt, dus je doet wat ik zeg. Maar op een andere manier geïnterpreteerd zou de uitspraak zomaar het motto kunnen zijn van Disney zelf, de studio achter zowel het origineel uit 1941 als deze nieuwe versie.

De grootste kindervriend van het medialandschap viert in 2023 zijn honderdste verjaardag. In de loop der decennia nam het bedrijf vele verschillende vormen aan, en in de afgelopen jaren heeft de studio zich er in gespecialiseerd om zijn eigen rijke geschiedenis op allerlei manieren te gelde te maken. Disney is inmiddels ‘s werelds bekendste uitbater van nostalgie.

Live-action remakes van animatieklassiekers als Dumbo spelen daar een centrale rol in. Regisseur Tim Burton was zelf een voorloper van deze trend met zijn variant op Alice in Wonderland (2010), maar de stroom kwam pas echt goed op gang na Maleficent (2014). Na een nieuwe versie van The Jungle Book (2016), Beauty and the Beast (2017) en het op Winnieh the Pooh geïnspireerde Christopher Robin (2018) volgen later dit jaar nog Aladdin en het door wagonladingen hype omgeven The Lion King. Volgend jaar is de trend oud genoeg om zijn eerste eigen vervolgfilm voort te brengen: een Maleficent-sequel.

Fotorealistisch
De term “live-action” die meestal voor deze films wordt gebruikt, mag met een flinke korrel zout genomen worden. De term “fotorealistisch” ligt dichter bij de waarheid. Er mogen dan (meestal) nog acteurs in de films optreden, de centrale personages zijn nog altijd geanimeerd – zij het in een vorm die zijn kunstmatige aard zo veel mogelijk verdoezelt. Ook daarvan wordt The Lion King een voorlopig hoogtepunt: aan die film komt, afgaand op de trailers, geen fysieke acteur of locatie meer te pas.

Die films zijn in wisselende verhoudingen remakes van, vervolgen op en/of herinterpretaties van de originele films, en aan het oppervlak staan ze bol van de nostalgische verwijzingen naar hun oervaders. Daar is ook de nieuwe Dumbo niet wars van. Burtons versie mag de pratende dieren dan de deur hebben gewezen, maar er loopt nog steeds een muis Timmie rond in het circus, inclusief parmantig rood pakje. De nieuwe film maakt ruimte voor de treurige ballade ‘Baby of Mine’, in het origineel gezongen door Dumbo’s moeder. Ook de gevierde dans met de roze olifanten krijgt een extravagante knipoog, en zelfs de fles champagne die in het origineel de brandstof levert voor Dumbo’s eerste vlucht komt even langs, al is er tegenwoordig natuurlijk geen sprake meer van dat de jonge olifant aan de alcohol gaat.

Dat laatste wijst er meteen op dat er meer aan de hand is. De nieuwe Disney-versies passen in een grotere trend, door de Amerikaanse criticus Matt Singer met een wat onhandig neologisme omschreven als de legacyquel, een samentrekking van de woorden ‘legacy’ en ‘sequel’. Films die niet alleen een slapende filmfranchise nieuw leven inblazen, maar ook expliciet het stokje overdragen van de ene generatie op de andere. De nieuwe Star Wars-trilogie is er het meest in het oog springende voorbeeld van, maar als je de truc eenmaal herkent zie je hem in een aanzienlijk deel van de blockbusters van de afgelopen tien jaar terug.

Ideologische facelift
De meest opzichtige vorm van wat de legacyquel doet is het expliciete overdragen van de centrale rol van de klassieke personages (en acteurs) op een jongere held of groep helden. Dat gebeurde de afgelopen jaren niet alleen in Star Wars maar ook in reeksen als Indiana Jones en Star Trek en met individuele films als Tron en Blade Runner, met wisselend succes.

Zo opzichtig zijn Disney’s fotorealistische versies niet; geanimeerde personages worden niet ouder, dus er is vaak geen noodzaak om nieuwe acteurs te introduceren. Maar ook in deze films is op een dieper niveau een vergelijkbaar proces gaande: de films krijgen een ideologische verjongingskuur. Beauty and the Beast kreeg een feministische facelift, en de casting van zowel Aladdin (met vooral acteurs van Arabische komaf) als The Lion King (met een grotendeels zwarte stemmencast) corrigeren de culturele toe-eigening die de originele films aankleeft. Zo wordt de angel gehaald uit (potentieel) politiek incorrecte elementen en voorkomt Disney dat deze ‘producten’ hun culturele houdbaarheidsdatum overschrijden.

Zo ook in Dumbo. Waar in de originele film het zware werk in het circus wordt gedaan door zwarte arbeiders die niet alleen naamloos, maar zelfs gezichtsloos blijven, is in de nieuwe versie een prominente bijrol weggelegd voor sterke man Rongo, stiekem de drijvende kracht achter het kwakkelende circus waar de vliegende olifant geboren wordt. Van de ronduit karikaturale zwarte straattaal pratende kraaien uit het origineel is geen spoor te bekennen. Hoewel de film zich afspeelt in 1919 is in het nieuwe familieverhaal dat om het oorspronkelijke narratief heen werd gebouwd, ruimte voor eigentijdse ideeën over gendergelijkheid en (zonder dat die term wordt gebruikt) het glazen plafond. En er wordt zelfs, enigszins halfslachtig, benoemd dat dieren niet in gevangenschap gehouden zouden moeten worden.

Slimme spiegel
Met dat nieuwe verhaal biedt Dumbo een van de meer vernuftige updates uit de groeiende reeks Disney-hervertellingen. Dat er meer nodig zou zijn dan het verhaal van het origineel was van meet af aan duidelijk. Ten eerste omdat die film slechts een uur duurt, en de simpele variant op het sprookje van het lelijke jonge eendje het niet moet hebben van plot maar van de magische geanimeerde sequenties. Maar vooral ook omdat de climax van het verhaal (de olifant kan vliegen!) inmiddels de basiskennis is waarmee het publiek de zaal binnenkomt.

Burton en scenarist Ehren Kruger lossen het op door dat oorsprongsverhaal te vertellen in het eerste deel van hun film, en in te bedden in een nieuw verhaal rond een gebroken circusfamilie. Vader Holt Farrier (Colin Farrell) keert aan het begin van de film terug van de Eerste Wereldoorlog, waar hij een arm verloor. Terwijl hij weg was overleed zijn echtgenote, en zo staat hij er alleen voor met zijn twee jonge kinderen: dochter Milly (Nico Parker) en zoon Joe (Finley Hobbins). Het is een slimme spiegel van hoe ook Dumbo van zijn moeder wordt gescheiden.

Het verhaal van de Farriers komt in een stroomversnelling wanneer het oorsprongsverhaal van het origineel na pakweg drie kwartier opnieuw verteld is, en het kleine familiecircus van Max Medici (Danny DeVito) wordt opgeslokt door het massapretpark van de eerdergenoemde mediamagnmaat Vandevere (Michael Keaton). En terwijl de nieuwe Dumbo vanaf dat punt verwordt tot het grootschalige spektakel dat kinderen (en ouders) van nu verwachten, sluipt in het narratief een interessante laag commentaar op moederbedrijf Disney.

Miljarden
Het opkopen van het Medici-circus door megabedrijf Vandevere is zo bezien een dunverhulde afspiegeling van de recente strategie van Disney zelf. De recente overname van het grootste deel van Rupert Murdochs mediaconglomeraat Fox voor meer dan 70 miljard dollar, die vorige maand na ruim anderhalf jaar gesteggel definitief werd, is het meest in het oog springende voorbeeld. Maar lang niet het enige: in 2006 kocht Disney digitale animatiestudio Pixar voor dik 7 miljard dollar, in 2009 de filmtak van stripgigant Marvel voor 4 miljard, en in 2012 de Star Wars-makers van Lucasfilm voor nog eens 4 miljard.

Die aankopen draaiden, net zoals nu die van Fox, niet alleen om de toekomstige producties van al die bedrijven, maar vooral ook om hun archief. Die catalogussen van publiekstrekkers worden later dit jaar het fundament onder het eigen streamingplatform Disney+ waarmee de studio expliciet de concurrentie met Netflix aangaat. In al die gevallen ging de overname gepaard met een merkbare verschuiving naar het legacy-filmmaken. Vervolgfilms kregen een veel grotere plek in de productie bij Pixar; in de superheldenfilms van Marvel is een ware estafetterace van constant doorgegeven stokjes ontstaan; en de nostalgische update is de sine qua non van alle nieuwe Star Wars-films.

In zijn weergave van het megalomane pretpark van Vandevere, en het onverholen cynische marktdenken van de man zelf, bijt Dumbo enthousiast naar het moederbedrijf – om Vandevere vervolgens zelf weer slachtoffer te laten worden van nog medogenlozere bankiers. Je talenten zijn er om zélf te ontplooien, niet om door andere te laten exploiteren, zo benadrukt de film. Dat klinkt simpel genoeg, maar in de wereld van Disney is het vloeken in de kerk.