Bruno Dumont over La vie de Jésus

Gedicht van een Vlaamse calvinist

Het Noordfranse stadje Bailleul is een Vlaamse enclave waar de zwaarmoedigheid van de Lage Landen rondwaart. La vie de Jésus is het kurkdroog gefilmde portret van Freddy, een epileptische werkloze die zich een weg probeert te banen door de troosteloosheid. Toch heeft de film geen documentaire pretenties, volgens regisseur Bruno Dumont. Eerder moet zijn debuutfilm worden opgevat als een poëtische impressie van het Vlaamse levensgevoel. Op stap met Dumont in Bailleul.

"Alles in de film is nep, dat zul je zien als we er eenmaal zijn", kondigt Bruno Dumont aan als we van zijn huis in Lille naar Bailleul rijden. Eigenlijk begrijpt hij niet zo goed waarom de Filmkrant hem wilde meenemen naar zijn geboortestad, waar hij zijn bejubelde en bekroonde speelfilmdebuut heeft opgenomen. "Er is helemaal niets te doen."

La vie de Jésus maakt de verveling van Bailleul tastbaar. Sinds de mijnen zijn gesloten is de werkeloosheid geëxplodeerd en wordt hij van generatie op generatie overgedragen. Mensen die zich vervelen kunnen gevaarlijk zijn, blijkt wanneer Freddy en zijn kornuiten de omliggende boerenweggetjes onveilig maken op opgevoerde brommertjes. Het Bailleul van Dumont is leeg, langzaam en stil.

In werkelijkheid heeft het plaatsje een Brugse charme dankzij de vergulde gevels aan het hoofdplein, waar twee goed-uitgeruste frietkramen gebroederlijk zij aan zij staan. In de groene skai-leren bank van een barretje aan het plein houdt Dumont tijdens het praten de bezoekers goed in de gaten. Wanneer een duidelijk geval van te nauwe familiebanden de bar verlaat, rent hij het verbaasde jongetje achterna om zijn telefoonnummer te vragen. "Ik ben mijn volgende film aan het casten", verklaart de regisseur, die met niet-professionele acteurs werkt. "Ik vind het een beetje vulgaire bezigheid, alsof je mensen aan het dreggen bent. Je lokt mensen in de val zodat ze in je film kunnen spelen. Soms moet je ze overhalen. Ik word zenuwachtig van professionele acteurs die om me heen gaan draaien omdat ze een rol willen. Het is aan mij om mijn acteurs te vinden. Bovendien werk ik liever met mensen die al heel dicht bij de personages staan zoals ik ze voor me zie."

Streng land
Voor de veertigjarige Bruno Dumont kwam La vie de Jésus min of meer uit de hemel vallen. Ooit had hij Bailleul letterlijk en figuurlijk achter zich gelaten toen hij filosofie ging studeren in Parijs. Na een tijdje als leraar te hebben gewerkt, ging hij opdrachtfilms, reclamespotjes en documentaires maken. Dat hield hij tien jaar lang vol, maar het begon te kriebelen. Hij maakte een cerebrale korte film – die hem ervan overtuigde op het verkeerde pad te zitten. In 1994 doken ze op: de stugge koppen uit zijn jeugd en de kracht van het landschap. In één ruk rolde het scenario van La vie de Jésus eruit. Ervan overtuigd dat niemand zo’n speelfilm aan zou durven, ontwikkelde hij samen met een producent een korte versie. Uit het niets kwam zijn huidige producent, die wel geloofde in een speelfilm.

"Ineens kreeg ik een voorschot en moest ik in actie komen. Het ging erg snel allemaal. Het was niet een scenario dat al jarenlang in mijn bureau lag. Weggaan uit deze plaats was echt een statement voor me, deze streek was een gesloten hoofdstuk. Uiteindelijk leidde mijn intellectuele werk nergens naartoe. Ineens doken er beelden, kleuren, geuren en gevoelens op uit de verloren tijd van mijn jeugd. Toen heeft het verhaal zichzelf geschreven. Een compleet universum openbaarde zich aan me. Ik ben nu ook totaal gefascineerd door het landschap hier. Het voedt me; ik heb het gevoel dat het mijn innerlijke landschap is. Ik leef op het ritme van dit land. Maar tegelijkertijd is het ook een hard, streng land. Het is een subtiele balans." De regisseur gaat zo op in zijn herontdekte Vlaamsheid, dat zijn volgende film L’humanité er ook van doordrongen zal zijn.

De reden dat Dumont zich nog in Bailleul kan vertonen is dat hij de bewoners in hun waarde heeft gelaten. Het zou heel makkelijk zijn om de onfortuinlijke personages uit de film te portretteren als exotische ‘white trash’ met een hoge amusementswaarde. Maar de regisseur laat hen juist zien zoals hij ze ziet, niet zoals ze zijn. Net als Pasolini is Dumont gefascineerd door de rauwheid van het arbeidersvolk. De ingewikkelde spelletjes en dubbele moralen van de bourgeoisie zijn niet aan hen besteed. Freddy en zijn vrienden gaan de verveling te lijf met brommertjes racen, sleutelen aan de auto en ritjes naar het strand. Freddy kan zich gelukkig prijzen met de frêle, lieve Marie. Ze neuken wat af, die twee. Dumont brengt dat zo klinisch in beeld, zonder geilheid, dat de kijker er van schrikt. En daar wil de filmmaker hem of haar nou juist hebben. "Ik heb alle welwillendheid en moraliteit uit mijn film verbannen om de kijker de wreedheid van het leven te tonen. Sommige mensen zullen misschien een schok krijgen van een film die geen ontspanning biedt. La vie de Jésus is een ingetogen film waarvoor ze hard moeten werken. Ik wil de kijker met iets naar buiten sturen. Eigenlijk houd ik me tijdens het schrijven niet eens met het publiek bezig. Ik schrijf geen scenario’s om te verleiden."

Mystiek
Het café van Freddy’s moeder, dat een grote rol speelt in de film, is gesloten. De deuren van Le petit casino zijn dicht. Dumont gluurt naar binnen en constateert dat de nieuwe eigenaar niets heeft veranderd. We kunnen er dus op vertrouwen dat de bruingelakte schrootjes en de betegelde bar nog intact zijn. Dan zwaait Dumont naar een figuurtje dat verderop in de lege, lange straat zijn hoofd uit het raam heeft gestoken. Steve Smagghe (Freddy’s vriend Robert) komt er bij staan. Verlegen lachend ontwijkt hij oogcontact en mompelt dat het wel lachen was om in de film mee te spelen. Dumont vraagt hem of de film al op video verkrijgbaar is in Bailleul, maar Steve weet het niet. Hij wisselt wat onverstaanbaar dialect uit met de man in wiens film hij speelt en slentert weer terug naar zijn huis.

Dumont had aanvankelijk briefjes opgehangen in café’s, buurthuizen en sportkantines, maar niemand reageerde op zijn casting calls. Ze geloofden niet dat Hollywood naar Bailleul zou komen. Aan mijn lijf geen polonaise. Dromen zijn bedrog. Uiteindelijk heeft hij de meeste acteurs gevonden in de bestanden van de plaatselijke Sociale Dienst. Hoewel David Douche (Freddy) de prijs voor beste acteur van het festival van Taormina kreeg, is het niemand in de bol geslagen. "De film was een ervaring voor ze waardoor ze nieuwe dingen en nieuwe mensen hebben leren kennen. Het thema van de film was in ieder geval niet nieuw voor ze. Misschien dat Marjorie Cottreel (Marie) nu van een filmcarrière droomt, maar voor de anderen was het gewoon een klus. De meesten waren werkloos en dat zijn ze nu weer. Het leven gaat gewoon door. Ze riepen altijd dat ze niet hetzelfde leven leidden als hun personages, maar daar geloof ik niets van."

"Je hebt Steve gezien: hij is niet echt heel anders dan in de film, maar dat zal hij nooit toegeven. Hij speelt weliswaar een rol, maar de grens tussen zijn persoon en zijn personage is erg onduidelijk. Daarom heb ik hem ook gekozen, vanwege zijn uiterlijk en zijn uitstraling. De opnames waren niet moeilijk, want ik liet ze gewoon praten en doen. Met professionele acteurs kun je soms twintig takes nodig hebben omdat ze zichzelf gaan regisseren. Ik zoek mensen die zichzelf kunnen zijn. Dat werkt psychologisch veel sterker, zodat je er zelf geen psychologie meer in hoeft te steken. Steve was voor mij ‘readymade’, er hoefde niets meer aan te gebeuren. Ik draai gewoon door, of het nu regent of niet. Daar ben ik heel stoïcijns in. Tijdens de opnamen neem ik alles zoals het komt. Ik ben niet iemand die een take veertig keer overdoet om het geluid precies goed te krijgen."

Erg Vlaams
Die nuchtere eenvoud lijkt typerend voor de Lage Landen. Veel dingen in La vie de Jésus zijn erg herkenbaar, hoewel het Vlaamse levensgevoel iets meer melancholie en berusting bevat. "Mijn stijl van draaien is heel sober en langzaam, bijna op het sinistere af. Dus er waren geen hectische toestanden op de set met schreeuwende mensen en zo. Een van mijn crewleden was aangeslagen toen hij eenmaal de voltooide film had gezien. Hij zei dat hij tijdens het draaien geen flauw idee had dat het de film zou worden die het nu is. Dát is nou cinema. Ik weet dat ik iets in elkaar sta te draaien dat sinister is. De draaiperiode was niet gezellig, er hing zelfs een donker zweem van verdriet omheen. Wat dat betreft ben ik erg Vlaams. Daar voel ik me wel goed bij."

Je kunt dat gevoel ook in een groter Noord-Europees verband zien. De zwijgzaamheid en het verborgen leed van de personages in La vie de Jésus zouden ook Nederlands kunnen zijn. "Het klimaat bepaalt de aard van de mensen. Er hangt hier een bepaald licht, dat ook in de Duitse en Vlaamse schilderkunst voorkomt. De muziek van Bach grijpt me altijd aan omdat het heel Duits, heel protestants is. Ik ben helemaal niet gelovig, maar ik voel me wel protestants. Dat valt geloof ik onder het Vlaamse levensgevoel. Maar ik houd ook erg van Ozu. In Japanse films zit een pessimisme, een monotonie en een hardheid die ik wel ik mezelf herken."

Met de titel van zijn film heeft hij alleen de mystiek van het dagelijks leven willen aangeven, meer niet. Freddy is geen Jezus en hij is geen God. "Ik geloof dat mystiek in mensen, in landschappen kan zitten. Ik heb geprobeerd dat vorm te geven in mijn film, in de hoop dat de beelden iets zeggen over wat er van binnen gebeurt met die mensen. De kop van Freddy heeft een bovennatuurlijke dimensie, die mij in het dagelijks leven ontgaat, maar die tijdens het filmen duidelijk wordt. Ik interesseer me voor de heilige dimensie van doodgewone dingen, die ik uitbeeld via de lengte van een shot of het ritme van de montage."

Kunstmatige stad
La vie de Jésus werd juichend ontvangen in Cannes, waar het een speciale vermelding van de Camera d’Or in de wacht sleepte. De film won ook de prestigieuze Prix Jean Vigo voor belangrijkste vernieuwende film en de Fassbinder Award voor European Discovery of the Year. De filmcritici aarzelden niet om hem te vergelijken met Bresson, Pialat en Pasolini. Hoewel Dumont als filosoof afstudeerde op Cinematografische Esthetiek, is hij absoluut allergisch geworden voor intellectualisme en gekoketteer met filmkennis. Van Tsai Ming-liang, wiens trage observatiedrang hij deelt, heeft hij nog nooit gehoord. Hij vergelijkt zichzelf met niemand, want het gaat uiteindelijk om zíjn poëzie. Dumont, de filmgek, zit ver weggestopt. Liever zwoegt hij aan zijn scenario’s, onder luide begeleiding van Bach.

"Bresson was een dichter. Hij maakte poëzie met zijn films. Wat dat betreft heeft hij me wel beïnvloed. Veel mensen vinden mijn film net een documentaire, maar dat is helemaal niet waar. Hoewel er een bepaalde suggestie van werkelijkheid in zit, geeft de film toch een kunstmatige stad weer. Niemand rookt, niemand gebruikt drugs, niemand drinkt. Daar gaat het namelijk niet om. Het is een poëtische film over de manier waarop ik de Vlaamse cultuur zie. Ik behoor tot de schilders, de dichters en andere kunstenaars die laten zien wat er rond ons en in ons gebeurt. Om dat te doen, moet je verhalen vertellen. Als je wilt laten zien wat er zich in iemand afspeelt, moet je een heel eenvoudig verhaal vertellen. Alleen op die manier dring je tot de kijker door."

"Ik schrijf voortdurend, maar produceer niet veel. Het is een hard vak. Soms heb ik na een dag slechts een paar zinnen op papier gekregen, want alles moet kloppen. Ik laat me niet zomaar meeslepen door wat ik verzin, want ik weet dat het uiteindelijk moet worden verfilmd. Ik heb genoeg ideeën hoor, maar ik weeg alles heel zwaar af. Ik ben geen genie, dus moet ik zwoegen. Alleen door keihard te werken kan ik iets goed doen."

Exotisme
We verlaten Bailleul voor de heuvels ten noorden van de stad. Eigenwijze bulten rijzen op uit de Noord-Franse vlakte. De grillige curven brengen opvallende accenten aan in het landschap. We rijden een stukje België in. De Vlaeminkx Straete voert langs modderige boerderijen over de heuvelrug, waar Freddy met zijn brommer in de goot belandde. De grauwe wolken laten op sommige plekken zilverkleurig licht door dat weerspiegelt op de natte wegen. "Hemel en aarde gaan in elkaar over", zegt iemand in de film. Dumont laat de golfplaten woning van een kluizenaar zien, die duidelijk aan een vergevorderd stadium van hamsterdwang lijdt. Is er nog wel hoop voor zijn personages? "Ze kennen geen wanhoop. Ze hebben geen fijn leven, maar het zou ook nog slechter kunnen. Ik denk dat de mens zichzelf kan redden."

Na enkele vragen over het Filmfestival Rotterdam, dat hij zal bezoeken, valt Dumont stil. Niet omdat hij moe is, of boos – maar gewoon, omdat hij niets meer heeft te zeggen. Eerder, in het café, vertelde hij over de aandacht voor zijn film. "Veel Noord-Franse filmmakers, zoals Xavier Beauvois [die opvallend debuteerde met Nord, red.] hebben hun regio verlaten omdat het beeld dat zij van het noorden schetsten, niet werd geaccepteerd. Maar dat kun je ze niet verwijten, want al het geld zit in Parijs. Dat zal nooit veranderen. Er zijn nu mensen zoals Manuel Poirier [Western, ook te zien in Rotterdam, red.] en ik die films over de provincie maken. Dat heeft voor enige opschudding gezorgd in het Parijse filmwereldje." Waarom? Zijn ze gefascineerd door het eigen karakter van de films? "Welnee, Parijzenaars zijn vooral gefascineerd door zichzelf. Het is meer vanuit een soort exotisme dat ze naar onze films kijken. Absoluut. Veel Franse films zijn erg Parijs: de onderwerpen, de locaties, maar vooral de dialogen. Er wordt constant in geouwehoerd. Daar kan ik persoonlijk niet zo goed tegen."