Bruno Dumont over Jeannette
'Ik kan niet over god praten zonder ironie'
Een musical over de jonge jaren van Jeanne d’Arc. Die was er nog niet. Probeer vooral de ironie in Bruno Dumonts opzettelijk kinderlijke stilering te zien.
Als Jeannette een bijsluiter zou hebben, dan zou die vermelden: zitten blijven. Want eerlijk is eerlijk: voor de meeste mensen is dit een pittige film om uit te zitten, ook al wordt er alleen gedanst en gezongen. Maar de beloning is navenant.
Bruno Dumonts musical over de jonge jaren van Jeanne d’Arc is even volhardend in z’n ontregelende stijl als de jonge Jeanne in haar devotie. Hij daagt je uit: is deze bewerking van de negentiende-eeuwse poëtische theatertekst van Charles Péguy een ironische knipoog naar de mythische moeder des vaderlands, een rockster avant la lettre, of een inventieve stilering die eindelijk recht doet aan de waanzinnige aard van Jeanne d’Arc, de vrouw die in 1425 naar verluid op dertienjarige leeftijd haar eerste goddelijke visioen had? De sleutel om de film te waarderen, is het besef dat Jeannette allebei is. Dit was een vrouw, een meisje nog voor het grootste deel van de film, die de goddelijke melodie waarop ze wilde dansen zelf uitvond. Die zichzelf als boodschapper van God bedacht. Gedreven door een mengeling van passie en waanzin.
U hebt in zekere zin alleen maar films over heiligen gemaakt. Meestal waren dat gewone stervelingen. Maar heiliger dan Jeanne d’Arc komen ze niet. Zeker gezien haar betekenis voor Frankrijk. Moest u vanwege haar statuur voorzichtig zijn? “Niet zozeer voorzichtig. Jeanne is een totale mythe. De grootste Franse mythe zou ik zeggen. Daar moest ik iets mee want ik wilde niet dat dat de film zou overheersen. Daarom heb ik amateurs de rollen laten spelen. Daarom is de soundtrack electropop en metal. Om tegenwicht te bieden aan de mythe.”
De Franse filosoof Gilles Deleuze maakte onderscheid tussen culture savant en culture populaire, de geleerde cultuur en de populaire cultuur. U lijkt altijd in beide categorieën tegelijk te werken. U maakt beelden die transcendent zijn en beelden die banaal zijn. “Het verschil tussen populaire en geleerde cultuur is hetzelfde als het verschil tussen commerciële films en arthousefilms. Ik wilde de teksten van Péguy, die behoorlijk pittig zijn, toegankelijk maken met muziek. Commerciële films doen dat niet, die mixen de twee niet.”
Was de ironie aanwezig in Péguys teksten? “De ironie is van mij. Ik kan niet over God praten zonder ironie.”
Maar niet teveel. “Niet teveel.”
Want Jeanne d’Arc is een nationaal symbool en dat ligt misschien gevoelig in Frankrijk? “Ik heb maar een beetje de iconoclast uitgehangen, toch? Want we moeten die oude mythes wel afstoffen. Ik wilde de mythe van Jeanne moderner maken zodat die tot onze oren kon spreken en zich aan onze ogen kon tonen. Ik kon er geen slapstick van maken want dat zou Jeanne geweld hebben aangedaan. Ik wilde haar zuiverheid en haar devotie behouden.”
Wat is uw eigen gevoel over God? “Religie moet voortdurend ondervraagd worden. Het heeft geen plek in de realiteit maar in de theaters en de bioscopen. In films kun je in God geloven omdat je weet dat het film is. God in de realiteit plaatsen, is gevaarlijk.”
Aansluitend op uw eerdere films, Camille Claudel 1915 bijvoorbeeld, en het onderwerp van de waanzin: hoe kan een kind van acht met uitgestreken gezicht vertellen dat ze een boodschapper van God is? Is dat niet gewoon waanzin? “Ik ben geïnteresseerd in gekke mensen. In mensen die de gebruikelijke grenzen overstijgen. Dat is wat helden doen. Een film over helden is in zekere zin zuiverend omdat het catharsis biedt. Tegelijk kan een film de waanzin verwijderen doordat het binnen het universum van de film normaal wordt. En wat blijft er dan over? Een monster. Jeanne d’Arc was een monster. Ze was echt gek. Maar we hebben deze personages nodig om ons te zuiveren. Doodnormale personages hebben ons niets te zeggen. In Jeannette zie je eigenlijk hoe een normaal meisje gek wordt.”
Hoe verhoudt de film zich volgens u tot de sociopolitieke situatie op dit moment in Frankrijk? Volgens mij is dit uw meest politieke film tot nu toe. “Praten over Jeanne d’Arc is duidelijk politiek geladen maar ze is veel meer dan dat. Zelf zei ze dat ze verbonden was met de aarde maar ze reikte naar de hemel. Ze is een archetype. Maar ze is geen nationalist.”
Het symbool van Jeanne d’Arc is in Frankrijk zowel door extreem links als door het extreem rechtse Front National geannexeerd, of het Rassemblement National zoals de partij inmiddels heet. “En ook onze nieuwe president zei dat hij door Jeanne geïnspireerd wordt. Blijkbaar staat ze voor diversiteit.”
U zegt dat God kan bestaan in films want de fantasie van film is onbegrensd. Toch hebt u Jeannette heel aards en sober gehouden, zeker als je die vergelijkt met uw vorige film Ma loute. “Wat mij interesseert is wanneer gewone mensen veranderen in buitengewone mensen. Wat natuurlijk is en wat bovennatuurlijk boeit me niet. Wat me boeit is het moment van verandering, de transformatie. Wanneer Jeanne in Jeanne d’Arc verandert. Het profane in het heilige, goed in kwaad, liefde in haat. Daarom werk ik vaak met gewone mensen. Om dat punt te vangen waarop het gewone verandert. Ik wil het moment vangen waarop de vonk ontstaat.
“Ma loute was meer grotesk. Hier gaat het om een mythe, die is al grotesk genoeg. Maar voor de duidelijkheid: ik zou graag een sequel doen van P’tit Quinquin. Ik heb nog veel te zeggen over slapstick en het groteske. Ik zou het delirium graag voortzetten.”