Zeno Graton over Le paradis

'Het is ontzettend belangrijk tolerantie te normaliseren'

Zeno Graton

Je kan niet zijn wat je niet kan zien. In plaats van de zoveelste lgbt-film met personages die lijden onder hun seksuele oriëntatie, kiest regisseur Zeno Graton voor het normaliseren van ongegeneerde gay liefde. “Voor mij is dit veel politieker.”

Diversiteit en inclusiviteit. Je hoort de woorden altijd samen, maar wat is het verschil? Simpel gezegd: als je het bekijkt vanuit een huis, gaat diversiteit over wie je binnenlaat en inclusiviteit over wie er, eenmaal binnen, gelijkwaardig mee mag doen. Diversiteit speelt zich af voor de voordeur, inclusiviteit erachter. Of, zoals iemand het me ooit uitlegde: diversiteit is uitgenodigd worden voor het feestje; inclusiviteit is mogen meebeslissen welke muziek er wordt gedraaid.

Kwantiteit en kwaliteit dus. Diversiteit komt neer op turven: hoeveel vertegenwoordigers van deze of gene gemarginaliseerde groep doen mee? Inclusiviteit is lastiger te bepalen – en interessanter.

In films draait inclusiviteit voor een belangrijk deel om het vermijden van stereotypen en clichés. Dit zijn twee van de taaiste: de reden voor marginalisatie is een bron van groot leed en de belangrijkste eigenschap van het personage. Met andere woorden: zit iemand in een rolstoel, dan is dat heel zielig en dan speelt die stoel een belangrijker rol dan degene die erin zit.

Die twee clichés wilde de Belgische regisseur Zeno Graton (1990) per se vermijden in Le paradis, een gay liefdesverhaal in een jongensgevangenis. “In lgbt-films moeten hoofdpersonen altijd weer schaamte en remmingen overwinnen”, aldus Graton in Cannes, waar hij jurylid is voor de Queer Palm. “Ik wilde personages die zelf geen enkel probleem hebben met hun verlangens. Daarom is het camerawerk ook romantisch, in CinemaScope, met veel licht en lange takes. Zodat het publiek meteen weet: dit wordt geen sociaal-realistische gevangenisfilm, maar een liefdesverhaal. We gaan het over politieke dingen hebben, maar je kijkt met je hart.”

Le paradis

In dat liefdesverhaal staat de zeventienjarige Joe op het punt zijn vrijheid terug te krijgen, als hij plotseling valt voor nieuwe arrivé William. Wat Joe’s twijfels over zijn vrijlating versterkt – want wat heeft die buitenwereld hem eigenlijk te bieden?

Het verbaasde me dat Joe en William al zo snel intiem zijn. Terwijl ze elkaar nog helemaal niet kennen. “Voor mij was dat juist belangrijk, omdat queer contacten vaak heel snel gaan. Dat is nu eenmaal zo. Dat is anders dan heteroromantiek, waar je eerst allemaal dates moet hebben voordat er na dertig minuten misschien eindelijk eens wat gebeurt. Dit is de gay cultuur. En dat is een andere cultuur.”

Oké, maar los daarvan: is een gevangenis niet juist een plek waar gevoelens worden onderdrukt? “Ze doen het in eerste instantie ook alleen stiekem. Maar naar elkaar willen ze hun gevoelens niet verbergen. Ze zijn ook een soort familie voor elkaar. Dit zijn jongens die er alleen voor staan en eigenhandig hun vrijheid vormgeven, binnen de muren van de gevangenis. Daar komt die drang ook deels vandaan.”

Wat bepaalde de casting? “Al deze jongens hadden interessante ideeën over masculiniteit. Toen ik Khalil [Gharbia, die Joe speelt; KD] naar zijn helden vroeg, noemde hij Bowie, Cobain, Jim Morrison. Daar kan ik wat mee. Ik zocht een tedere vorm van masculiniteit. Zoals de scène waarin ze die jongen omarmen om hem te troosten – ik had acteurs nodig die dat konden overbrengen naar de camera.”

Een van de twee begeleiders is een vrouw. Gebeurt dat echt in inrichtingen met alleen jongens? “Ja, dat gaat echt zo. Die jongens belanden daar vaak vanwege problemen met seksisme, viriliteit en geweld. Dus als dat niet wordt uitgedaagd tijdens de detentie, verandert er niks. Dat vertelden die instellingen me zelf – wat ik een heel prijzenswaardige ontwikkeling vind. Ik merkte ook dat vrouwelijke begeleiders betere resultaten behaalden. Omdat ze de jongens anders benaderen. Niet alleen maar bestraffend, zoals ze daar gewend zijn.”

In jouw film hebben die begeleiders ook echt het beste met de jongens voor. “Dat cliché van agressieve bewakers die erop los slaan is niet wat ik zag tijdens mijn research. Het probleem ligt bij het systeem zelf. Het hele gevangenissysteem is gebaseerd op individuele schuld: een minderjarige moet worden hervormd, zodat die weer past in onze perfecte maatschappij. Maar in werkelijkheid zijn er allerlei systemische factoren die tot delinquentie leiden, zoals racisme, gender en klassenverschillen. Daarmee wordt in het gevangenissysteem te weinig rekening gehouden. Denk ook aan het werk van mensen als Angela Davis en Michel Foucault. Deze inrichtingen mogen dan frisse grote ruimtes hebben met veel licht en activiteiten, dat verhult allemaal dat het een doodlopende weg is. Een relatief aangename, doodlopende weg. Een paradijselijke hel.”

In dit opzicht past Graton dan toch in de sociaal-realistische school: het gaat niet om individuen, maar om het systeem. Want ja, Joe kan na vrijlating een eigen woning krijgen – maar daarmee is hij nog niet verbonden met de rest van de wereld. De kameraadschap – en na de komst van William ook de liefde en lust – binnen de gevangenismuren kan dan relatief aantrekkelijk lijken.

Joe zegt maar één keer iets over de discriminatie die hij als Arabische Belg buiten de gevangenis ervaart en dat is als hij rapt. “Ik kon het onderwerp discriminatie niet helemaal negeren. Maar door het als kunstuiting te doen, creëerde ik wat afstand en kon ik hem er zelf over laten spreken, met zijn eigen woorden en kracht. Zodat je voelt dat hij daarboven staat.”

In andere gevangenisfilms zouden medegevangenen wel een keer iets racistisch of homofoobs geroepen hebben.Le paradis is ook mijn eerbetoon aan Jean Genet, aan zijn boeken en zijn film Un chant d’amour [1950]. Genets personages zijn zo ongegeneerd queer, zo stralend, dat ze iedereen om zich heen laten schitteren – ook de hetero’s. Daarom wilde ik in mijn film geen homohaat. Een gewaagde keuze misschien, en zeker enigszins utopisch, maar het is ontzettend belangrijk om tolerantie te normaliseren. Anders kunnen mensen zich er ook niet mee identificeren. Ik wilde de mogelijkheid laten zien dat in een vriendengroep, als iemand uit de kast komt, dat geen probleem hoeft te zijn. En dat zie je tegenwoordig ook gebeuren – ik ben sterk geïnspireerd door de jongere generatie, die veel nieuwsgieriger is en meer fluïde. Natuurlijk zijn er nog problemen, maar niet meer zoals vroeger.”

Maar waarom dan juist een gevangenis? “Omdat ze opgesloten zijn, zijn ze de ultieme minderheid. Begrijp je wat ik bedoel? Het is de ultieme marginalisatie. Ze zijn bovenal kameraden in tegenslag. En als dan twee van hen wat tederder zijn dan ze gewend zijn – nou ja, dat is dan niet zo’n groot ding, omdat ze al zo’n hechte gemeenschap vormen. Vanwege die gevangenis.”

Ik vertel Graton wat ik leerde van The Celluloid Closet (1995), over de verbeelding van homoseksualiteit in Hollywood: hoe het zelfbeeld van gay kijkers beschadigd kan raken, als ze keer op keer zien hoe ze op het scherm worden gedood of zelfmoord plegen. Graton antwoordt dat hij “kippenvel” krijgt van mijn opmerking: “Ik ben zo blij dat ik die film tien jaar geleden gezien heb. Net als Disclosure [2020, over de verbeelding van transgender personages]. De hoofdpersoon in Le paradis is een queer Arabisch-Tunesische jongen. Dat is op zichzelf al een politieke keuze. Dan hoeft zijn eigen relatie met zijn etniciteit niet problematisch te zijn. Dat heeft de film niet nodig. Net zoals zijn seksuele oriëntatie niet de kern van het verhaal hoeft te zijn. Voor mij is het veel politieker om een geëmancipeerd verhaal te vertellen dan het mechanisme van onderdrukking te reproduceren. Zo kon ik de beelden maken die ik zelf had willen zien toen ik jong was.”