Disclosure: Trans Lives on Screen

Ontelbaar vaak gestorven

In de geest van The Celluloid Closet ontleedt Disclosure de geschiedenis van transgenderrepresentatie in Hollywood. Grappig, zielig of eng – dat waren lange tijd de enige opties. Maar Disclosure kijkt hoopvol naar de toekomst.

Disclosure is de transgenderversie van The Celluloid Closet. Die klassieke documentaire van Rob Epstein en Jeffrey Friedman nam in 1995 de historische lgbt-representatie in Hollywood onder de loep, met de nadruk op homoseksualiteit. Sam Feders Disclosure (2020) doet nu hetzelfde, specifiek voor trans personages. Met dezelfde standaardvorm van talking head-interviews (met louter transgender geïnterviewden) en fragmenten uit films en televisieprogramma’s. Minder strak verteld en meer meanderend, maar Disclosure: Trans Lives on Screen verdient het een even onvermijdelijk referentiepunt te worden.

Let op: er volgen grote spoilers voor Psycho (Alfred Hitchcock, 1960), Dressed to Kill (Brian De Palma, 1980), The Silence of the Lambs (Jonathan Demme, 1991), The Crying Game (Neil Jordan, 1992) en Boys Don’t Cry (Kimberly Peirce, 1999).

De overeenkomsten tussen beide documentaires zijn groot. In The Celluloid Closet vertelt schrijver Armistead Maupin hoe beangstigend het immer tragische lot van gay filmpersonages was toen hij jong was: “Het voelde alsof er iets verschrikkelijks zou gebeuren (…) als ik eenmaal seks met een man zou hebben. Iets wat zou eindigen in zelfmoord.” Terwijl actrice Laverne Cox in Disclosure zegt, over Boys Don’t Cry: “Toen ik die film zag, dacht ik: oh mijn god, ik ga dus sterven.” In The Celluloid Closet merkt scenarist Harvey Fierstein op: “Mijn mening was altijd: zichtbaarheid, koste wat kost. Liever negatief dan niks.” In Disclosure moet filmmaker Jen Richards toegeven, over de rellerige Jerry Springer Show: “Het was supercool überhaupt echte trans mensen te zien op televisie.” En bij de trieste conclusie van The Celluloid Closet dat lgbt-personages in Hollywood-films altijd ‘grappig, zielig of eng’ moesten zijn, kan Disclosure zich alleen maar aansluiten.

Ironische complicaties
Denk bij ‘grappig’ aan Tootsie (Sydney Pollack, 1982) of Mrs. Doubtfire (Chris Columbus, 1993) – films waarvan de humor grotendeels rust op het enkele feit dat een vrouwenrol wordt gespeeld door een man.

‘Zielige’ trans personages krijgen bijvoorbeeld in ziekenhuisseries een levensbedreigende complicatie bij hun medische behandeling. Waarbij meerdere scenaristen, los van elkaar, besloten die verzonnen complicatie ook nog ironisch te maken. Disclosure toont een gênante montage van verschrikt opkijkende trans patiënten: ik heb kanker in mijn testikels? Mijn prostaat? Mijn borsten?

Of het trans personage wordt vermoord – vaak als sekswerker. Actrice Candis Cayne lacht: “Ik ben zo vaak gestorven, ik ben de tel kwijt.” Het gebeurt zelfs in een Bugs Bunny-cartoon, vertelt The Matrix-coregisseur Lilly Wachowski, en in komedies, zoals een extraatje bij de documentaire laat zien. Over een van Cayne’s sterfrollen, in CSI: New York, zegt actrice Jamie Clayton: “Hoe ze uiteindelijk sterft is zo gewelddadig en eng. En dat was kennelijk het verhaal dat schrijvers wilden schrijven, producenten wilden produceren en regisseurs wilden regisseren. Want dat is wat we in de media continu te zien krijgen.”

Slecht zittende pruik
Echt ‘eng’ wordt het met Hitchcocks Psycho en de trope van de gestoorde crossdressing seriemoordenaar. Brian De Palma noemde zijn bijdrage simpelweg Dressed to Kill. Maar in Disclosure vertelt actrice Bianca Leigh dat ze zich bij die film helemaal niet met Michael Caine identificeerde, met zijn slecht zittende vrouwenpruik en regenjas: “Ik dacht: ik ben Angie Dickinson.” Buitenstaanders legden zulke verbanden echter wel. Toen Jen Richards tegen een “heel slimme” vrouwelijke collega vertelde dat ze in transitie ging, reageerde die met: “Je bedoelt zoals Buffalo Bill?”, doelend op de mannelijke seriemoordenaar in The Silence of the Lambs, die zich wil kleden in de huid van gedode vrouwen. “Wat dus precies het feministisch argument tegen het bestaan van trans vrouwen is”, aldus Richards. “Dat we proberen ons het vrouwelijk lichaam toe te eigenen. Wat hij letterlijk deed, fysiek.” Die collega heeft zich inmiddels verontschuldigd, benadrukt Richards, maar “dat haar enige vergelijkingsmateriaal een zieke, psychotische seriemoordenaar was – dat doet pijn. Dat doet gewoon pijn.”

Zulke overeenkomsten tussen Disclosure en The Celluloid Closet bewijzen vooral dat Hollywood telkens hetzelfde reageert op groepen die, bedoeld of onbedoeld, de status quo uitdagen. Maar dat wil niet zeggen dat de trans- en homogemeenschap altijd op één lijn zitten. Het was weliswaar de lesbische serie The L Word (Ilene Chaiken, 2004-2009) die als eerste een terugkerend transmasculien personage opvoerde, maar deze Max veranderde gedurende zijn transitie, aldus schrijver Zeke Smith, van “lief en aardig” in een door lesbische personages afgewezen “razende klootzak”. De makers “keken naar Max door een lesbische lens”, concludeert acteur Brian Michael Smith. “Ze zagen steeds meer trans mannen in de lesbische gemeenschap en vonden hen verraders van het feminisme.”

De meest perfide trope die specifiek trans personages treft, is de fysieke onthulling van onvermoede seksekenmerken. Het is de ontmaskering van het trans personage als, in de ogen van andere personages, ‘eigenlijk’ een ander gender. Als iemand met een geheim – dat onvermijdelijk uitkomt, waarna ze worden beschuldigd van leugens en verraad. De titel van deze documentaire is dan ook een beladen term. “Eigenlijk haat ik het idee van disclosure,” zegt Richards, “omdat het ervan uitgaat dat er een geheim is.”

Mea culpa
Zo toont Disclosure een opeenvolging van transmasculiene personages die met een dramatisch – en weinig geloofwaardig – gebaar onthullen dat ze borsten hebben. Inclusief Yentl (Barbara Streisand, 1983), waarbij de dienstdoende rabbi reageert met: “Wat ben je?! Een demoon?!” Ook in mijn eigen bespreking van Albert Nobbs (Rodrigo García, 2011) benaderde ik trans personages destijds als knappe vermommingen – ‘kijken of u die meteen herkent’. Bovendien koppelde ik Glenn Close’ geslaagde vertolking van een trans man aan haar, in mijn ogen, masculiene trekken. Mea culpa – dat zou ik nu niet meer zo doen.

En dan hebben we nog Neil Jordans infame The Crying Game, die succesvol werd gehypet als film met een geheim. Namelijk: de prachtige vrouwelijke geliefde van Stephen Rea heeft een penis. Wanneer Rea’s personage dit ontdekt, gaat hij langdurig over z’n nek. Dit werd een nieuwe trope, van Naked Gun 33 1/3 (Peter Segal, 1994), via Family Guy (Seth MacFarlane, 1999-2020) tot Ace Ventura: Pet Detective (Tom Shadyac, 1994) – “Mijn lievelingsfilm als kind”, verzucht Zeke Smith over die laatste, “eindigde ermee dat het feit dat je als trans persoon bestaat, mensen misselijk maakt.” En Disclosure-regisseur Feder zei tegen EW Magazine: “Het staat in m’n hersens gebrand. Ik denk er nog steeds aan als ik romantisch in iemand ben geïnteresseerd.”

Deze trope getuigt ook van de genitale obsessie van cisgender (dus: niet-transgender) mensen. Zelfs Oprah vroeg een transgender gast botweg: “Hoe verberg je je penis?” Net zo zijn media bovenmatig gericht op de geslachtsaanpassende operatie – terwijl die in werkelijkheid lang niet altijd onderdeel uitmaakt van een transitie.

Oscar-nominaties
Die voyeuristische fascinatie met het naakte lichaam van (nog) niet geopereerde trans personages, beïnvloedt de casting. Het is één reden waarom trans personages zo vaak worden gespeeld door juist het andere gender. Wat overigens de kansen op een Oscar-nominatie sterk vergroot: zie Glenn Close, John Lithgow (The World According to Garp, George Roy Hill, 1982), Cillian Murphy (Breakfast on Pluto, Neil Jordan, 2005), Jared Leto (Dallas Buyers Club, Jean-Marc Vallée, 2013), Eddie Redmayne (The Danish Girl, Tom Hooper, 2015) en Hilary Swank (Boys Don’t Cry). In Disclosure zien we hoe Leto bij de Oscar-uitreiking verschijnt met stoere baard – extra masculien. Die castingpraktijk versterkt volgens Richards het maatschappelijke vooroordeel van trans vrouwen als verklede mannen en is daarmee rechtstreeks verbonden met anti-transgeweld door homofobe mannen. “Laverne Cox is in het echt net zo prachtig en betoverend als op het scherm”, aldus Richards. “Net als Jazzmun, Trace Lysette, Alexandra Billings, Angelica Ross enzovoorts. Als je hen ook in het echt als vrouwen ziet, ondermijnt dat volledig het idee dat ze vermomde mannen zouden zijn.”

Maar ook als het script er wel ruimte voor laat, krijgen trans acteurs de rol vaak niet. Voor Dog Day Afternoon (Sidney Lumet, 1975) werd trans actrice Elizabeth Coffey Williams overwogen. “Maar ze zeiden dat ze er te veel uitzag als vrouw”, aldus Richards (en dus ging de rol naar Chris Sarandon en ja hoor: Oscar-nominatie). In dat argument schuilt Hollywoods hele probleem met trans personages: ze mogen er niet te overtuigend uitzien. Voor het cisgender publiek moet herkenbaar blijven welke biologische sekse op de geboorteakte staat. En zo niet, dan moet het lichaam in de film onthuld worden. Je moet kunnen zien dat iemand trans is – wat bijna hetzelfde is als: je moet kunnen zien dat het personage (of op z’n minst de acteur) ‘eigenlijk’ tot het andere gender behoort. En anders moet je het kunnen horen – Candis Cayne merkte pas bij de screening van Dirty Sexy Money (Craig Wright, 2007-2009) dat haar stem twee octaven verlaagd was.

Het mag voor het cis publiek niet te verwarrend en confronterend worden, meent Hollywood. En dat is – deels onbedoeld, maar toch – transfoob. “Ik vraag me af of iemand, toen ze deze verhaallijnen verzonnen, heeft gedacht aan de trans mensen die zouden kijken”, verzucht Cox.

Geen cancel culture
Disclosure is leerzaam en onderhoudend en scherpt de blik van de kijker voor vaak al honderd jaar oude stereotypen. Het risico van het analyseren van deze denigrerende clichés is dat hun cumulatieve effect ook het publiek van Disclosure moedeloos maakt. Maar, zoals filmmaker Yance Ford opmerkt, met treurige blik: “Onze geschiedenis zit vol kwalijke zaken, die voelen als mishandelingen. Maar ik denk dat we ze moeten kennen.”

Disclosure eindigt bovendien op een hoopvolle noot. De afgelopen jaren hebben enkele trans acteurs en filmmakers (onder wie vooralsnog meer vrouwen dan mannen) de stap naar de mainstream gemaakt, met als boegbeeld Laverne Cox. Terwijl de mediarepresentatie is uitgebreid met succesvolle series als Transparant (Joey Soloway, 2014-2019) – ondanks MeToo-beschuldigingen aan het adres van cis acteur Jeffrey Tambor – en Pose (2018). Dat dat een emanciperende werking heeft, ervoer zelfs coregisseur Lilly Wachowski met haar eigen creatie Nomi in Sense8 (J. Michael Straczynski en Lana & Lilly Wachowski, 2015): “Dit was de eerste keer dat we expliciet een trans personage hadden geschreven. Zij was iemand die ik zou willen zijn. Er is iets heel raars met de goocheltruc om iets te creëren, uit het niets, en dat dan te gebruiken als een handvat om jezelf mee vooruit te trekken. Dat was Nomi voor mij.”

Het is indrukwekkend dat Disclosure, waarin louter trans personen aan het woord komen, nergens verwijtend is naar het cis publiek – al zou dat volstrekt begrijpelijk zijn geweest. “We beschuldigen niemand”, zei Cox tegen The New York Times. “We zeggen: dit is hoe het was, en dat kan beter.” En Richards zei in een interview met de podcast New Hollywood: “Ik ben niet van de cancel culture.” Ze vond haar Harry Potter-tatoeages ook niet opeens waardeloos na J.K. Rowlings transfobe opmerkingen. “Als we zo ideologisch worden dat we dingen willen afschaffen, wordt het moeilijk nog een open geest te houden.” Het is een ruimdenkendheid die niet alleen bewonderenswaardig is, maar ook uitnodigend voor kijkers die hun mening nog aan het vormen zijn. Die worden hier niet direct in het defensief gedwongen, maar verleid tot empathie.


Disclosure: Trans Lives on Screen is te zien via Netflix. Meer links, inclusief veel Nederlandse, naar media over transgender en non-binaire personen via de organisatie Transvisie.