Warwick Thornton over The New Boy
'Het christendom was mijn eerste horrorfilm'

Warwick Thornton. Foto: Ben King
De Australische regisseur Warwick Thornton putte uit zijn eigen jeugd voor dit verhaal van een Aboriginal weesjongen in een christelijk klooster. Het idee voor The New Boy speelde al bijna twintig jaar door zijn hoofd. “Voor mij gaat de film over overleven.”
Het naamloze Aboriginal jongetje dat in de film centraal staat (gespeeld door Aswan Reid) is een rebel, zien we in de gestileerde openingsscène van Warwick Thorntons The New Boy. Hij lijkt twee politieagenten te slim af te zijn, tot een terugslingerende boemerang alsnog op zijn achterhoofd klapt.
Zijn straf moet hij uitzitten in een jongensinternaat bij een klooster, waar Aboriginal kinderen worden aangemoedigd zich te bekeren tot het christendom. Cate Blanchett maakt daar als zuster Eileen de dienst uit in een film die op allerlei manieren ingaat tegen het patriarchale, christelijke en koloniale verleden van Australië.
Warwick Thornton groeide op in een soortgelijk internaat en The New Boy is dan ook zijn meest persoonlijke film tot nu toe. Als Australische regisseur van Aboriginal afkomst is hij zelf ook een soort rebel van de cinema. Sinds zijn doorbraak met Samson & Delilah (2009) geeft hij punkerige inkijkjes in de vele lagen van racisme en onderdrukking in zijn gekoloniseerde thuisland. Zijn Aussie-western Sweet Country (2017) deed dat op grootse schaal, door de witte expansiedrift van de vroege twintigste eeuw in kritisch licht te plaatsen.
Vergeleken met dat historische epos is The New Boy een kleinere en intiemere film, eentje die vanuit de blik van een kind kijkt naar het ideologische project om Australië te zuiveren van de bevolking van kleur. Dat had een woedende film kunnen opleveren, maar Thornton heeft zo lang op dit persoonlijke project gebroed dat het resultaat zachtaardiger en innemender is. Tijdens het filmfestival van Cannes in 2023 reflecteert hij op dat introspectieve proces.

U liep al meer dan achttien jaar rond met het idee voor deze film. Moest u eerst die andere films maken, voordat u deze kon realiseren? “Nou, dat romantische idee had ik soms wel. Deze film is geschreven door een kind en geregisseerd door een norse oude man. Misschien moest ik vooral een betere regisseur worden, voordat ik hem kon afmaken. Hoe dan ook, als ik hem achttien jaar geleden had gemaakt was het een heel andere film geworden. Het script was vooral erg slecht. Ik wist toen nog niet wat ik wilde zeggen.”
Ze zeggen vaak: wijsheid komt met de jaren. Ziet u dat ook zo? “Dat zeggen ze wel, maar misschien weet je alleen maar minder als je ouder wordt, wat misschien ook wel oké is. Als je jong bent, ben je nog stellig. Je bent bijvoorbeeld een atheïst en denkt alles te weten over de wereld. En dan beginnen gestaag je vrienden dood te gaan en verschijnen ze als geesten aan de rand van je bed en beginnen ze met je te communiceren. Dan begin je ineens te twijfelen aan van alles en raak je steeds meer verward. Uiteindelijk ga je ook dood en zit je zelf aan de rand van iemands bed als geest. Ik weet het allemaal niet, maar ik vind het juist mooi dat ik inmiddels geen antwoorden meer heb op bepaalde vraagstukken.”
Geeft u hier een inkijkje in uw eigen spirituele wereldbeeld? “De film is geheel fictie, maar ik hint wel naar fenomenen en ideeën die we als heilig en geheim beschouwen.”
Uw vorige film Sweet Country was een fascinerende deconstructie van de westerse beschaving via de Australische geschiedenis. Deze film sluit daar bijna naadloos op aan, vooral door de manier waarop u speelt met christelijke iconografie. Hoe ziet u die relatie? “Het is ironisch hoe goed deze film aansluit op Sweet Country. In die film wordt de kerk gebouwd, dus je ziet daar al de instroom van christelijke religie in de badlands. Ik zie de films dus als aan elkaar verwante werken.”
Het is fascinerend hoe u via de ogen van dit jongetje naar het christendom kijkt, alsof het een buitenaardse religie is. “Ik werd zelf opgenomen in een christelijke kostschool toen ik elf was. Ik had nog nooit een voet gezet in een kerk en ineens zie je overal beelden van een gekruisigde Jezus. Zo’n levensgrote, gemartelde man is beangstigend voor een jongetje. Dat is het christendom voor mij: een religie gebouwd op het principe van angst. Het was mijn eerste horrorfilm ooit.”
Toch had de film veel meer wreedheid kunnen bevatten. “Ja, met een kwaadaardige kerel en kinderen die zich gedragen zoals in Lord of the Flies. Ik had zeker voor dat pad kunnen kiezen, maar dat is de makkelijke manier. De blockbuster-keuze. Ik hoop dat ik een tikje slimmer ben dan dat. Voor mij gaat de film over overleven. We proberen dat allemaal op onze eigen manier te doen. Er zit een onschuld in dat principe, waar ik van hou. Het is betekenisvoller dan het zwart-witdenken van goed versus slecht en wit versus zwart. Dat vind ik nou lui schrijven en lui denken.”
U heeft als een van de belangrijkste regisseurs uit Australië een interessante positie. Is er spanning tussen de verantwoordelijkheid die u voelt ten opzichte van uw Aboriginal afkomst en de manier waarop u uw verhalen moet verpakken voor een mondiaal en westers publiek? “Ja, dat is ongelooflijk moeilijk. Veel van de Droomtijd-verhalen volgen geen klassieke logica. Er is misschien wel een drie-actstructuur en de verhalen worden vaak gedreven door bepaalde zedenlessen, maar daarbinnen gebeuren altijd weirde en funky dingen. Als je dat in een film zou stoppen, zou een westers publiek er weinig raad mee weten.
“Dus ja, het is lastig, maar ik weet het één en ander van cinema. Met name van westerse cinema, omdat je daar het meest van ziet in de wereld. Ik probeer dus een balans te vinden. Daar schuilt gelijk ook het gevaar. Er is altijd het risico dat je in de montage een dommere versie van je film gaat maken, want dan ga je ineens aan het publiek denken.”
U gaat in The New Boy uiteindelijk voor een klein en intiem verhaal. Was die introspectie bewust? “Ik ga niet voor de grote gebaren, daarvoor hou ik te veel van realisme. Ik heb veel documentaires gemaakt, dus daar ligt ook een deel van mijn interesse. Ik heb niet de behoefte om grootse twists of dat soort dingen in mijn films te stoppen. Ik besteed liever tijd aan de meer vluchtige momenten. Ik hoef geen drama te melken uit een plot, zodat de film eindigt met tranen en snot, snap je? Dingen gebeuren en de film vaart mee in die richting, dat is het.”
Om terug te komen op mijn eerste vraag: is het een nederige ervaring om zo’n oud project af te stoffen en af te maken? “Absoluut. Ze zijn nooit echt dood, die projecten. Over sommige van mijn vroegere scenario’s heb ik wel eens gedacht: ik zou ze als een oud paard uit de stal moeten sleuren en afschieten. Dat is een verschrikkelijke analogie en ik zou dat nooit doen. Want inmiddels weet ik: deze ideeën bloeien misschien weer op. Je kan oud en wijs worden of oud en dom. Dat is allebei prima, want in beide gevallen kunnen die oude ideeën blijven leven. Ik vind het prachtig als zoiets gebeurt. Ik heb meer mogelijkheden dan de meeste filmmakers en alsnog weet je nooit wat er gebeurt met iemands niet-verfilmde scripts. Misschien sterft de schrijver wel en wordt het scenario vijftig jaar later in een bureaulade gevonden en alsnog verfilmd. Niemand weet hoe die dingen gaan en dat vind ik er juist zo speciaal aan.”