Sometimes I Think About Dying
Verstrikt in het zelf
De hoofdpersoon in Rachel Lamberts Sometimes I Think About Dying is de introverte Fran. Ik keek naar haar, en ik zag mezelf.
Als iemand mijn leven van een jaar of tien geleden zou verfilmen, zou het er min of meer uitzien als Sometimes I Think About Dying. Ik werkte in die tijd op een saai kantoor, waar ik ongemoeid mijn werk deed en me sociaal grotendeels afzijdig hield – net als Fran. Geregeld dwaalde ik af in dagdromen – net als Fran. Als ik thuiskwam trok ik de deur achter me dicht en zuchtte een keer diep – net als Fran. En als de wereld me te veel werd, sloot ik de gordijnen en ging ik op de grond liggen. Net als Fran.
Die scène in Rachel Lamberts Sometimes I Think About Dying, drie minuten waarin de film bijna tot stilstand komt, vangt een gevoel dat filosoof Emil Cioran mooi beschreef in Geboren zijn is ongemak. “Ik doe de gordijnen dicht en wacht”, schrijft hij. “Eigenlijk wacht ik nergens op, ik maak mezelf alleen maar afwezig.” Al is het maar een paar minuten, vervolgt hij, “ik treed toe tot een staat van bewustzijn waaruit het zelf geëvacueerd is en ik kalmeer als rustte ik buiten het universum.”
Soms fantaseert Fran (overigens ontzettend raak gespeeld door Daisy Ridley) zichzelf dood. In het bos. Op het strand. Dat klinkt morbide, maar de film brengt het sprookjesachtig in beeld. Het is ook niet dat Fran dood wil, het is (vermoed ik) eerder een verbeelding van dat verlangen om los te komen van het zelf, om terug te keren naar een staat van nooit bestaan hebben, die we voorgoed achterlaten op het volgens Cioran ‘catastrofale’ moment dat we geboren worden.
Niemand kan loskomen van het zelf, maar als introvert heb je nogal de neiging erin verstrikt te raken. Veel te lang nadenken over wat je op het kaartje moet zetten voor die collega die met pensioen gaat, om uiteindelijk iets volstrekt nietszeggends op te schrijven. Eindeloos gesprekken analyseren – wat je had kunnen zeggen, had moeten zeggen. Ervan overtuigd zijn dat er een veel leuker, gevatter persoon in je schuilgaat, die zich altijd weer verdekt opstelt zodra je je tussen mensen begeeft.
Wat de film mooi laat zien, is hoe het soms lijkt alsof de wereld zich langs je heen beweegt, als iets waar je van buitenaf naar kijkt. Zien hoe mensen op geheel vanzelfsprekende wijze een gesprek aanknopen en je afvragen hoe ze dat in godsnaam doen. Of, nog onbegrijpelijker, zich mengen in een gesprek dat al gaande is. Ergens in Sometimes I Think About Dying loopt Fran langs twee collega’s die in gesprek zijn. Schijnbaar achteloos neemt een van hen haar op in de conversatie. Het is een prachtig terloopse scène, die nauwelijks onderstreept hoe groots dat moment is voor Fran. Maar geloof me, dat is het.
Als introvert ben je toch altijd weer verbaasd als iemand de moeite neemt je te zien. Zoals Robert, de nieuwe collega van Fran, haar ziet. (“Je bent stiekem goed in heel veel dingen”, merkt hij op. “Je laat het alleen aan niemand zien.”) Maar het is ook een klein wonder wanneer mensen bereid zijn elkaar te zien. Wie goed kijkt – of eigenlijk hoef je daar niet eens zo goed voor te kijken – ziet dat elk personage in Sometimes I Think About Dying eigenaardigheden heeft. Dat iedereen wel iets bij zich draagt.
Het is in donkere periodes dat introversie een wig tussen jou en de wereld drijft. Je verder isoleert. Contact maken is nu eenmaal het moeilijkst op de momenten dat je er het meest behoefte aan hebt en zoals ook Cioran schrijft: angst en depressie grijpen alles aan om zichzelf te versterken. Alsof steeds meer lagen papier-maché een almaar grotesker hoofd vormen, met steeds verder daarin verstopt die ballon die elk moment kan knappen. In zo’n periode zat ik toen ik Sometimes I Think About Dying eind vorig jaar zag. Maar hoewel ik dit stuk begon met te zeggen dat ik mezelf zag in Fran, is dat niet het hele verhaal. Want ik zag ook hoeveel er veranderd is sinds de jaren waarin ik introvert zijn beschouwde als iets waar ik overheen moest groeien door eroverheen te walsen. Een gedoemde poging, die me bracht bij dat saaie kantoor en de dichte gordijnen.
Introversie laat zich niet oplossen, weet ik nu, het is wie je bent. Dat is waarom Sometimes I Think About Dying me zo raakte. Het is geen film over introvert zijn en dus ook geen film die dat probeert op te lossen. Het is een introverte film. Een film die de ruimte niet opeist, die geen stem verheft. Die met één been in de verbeelding staat en het alledaagse beschouwt met een soms tikje wereldvreemde, maar ook poëtische blik. Die erkent hoe moeilijk het is om iets te delen van die gedachten waarvan je denkt dat niemand ze zal begrijpen, die soms ook jezelf bevreemden. Maar die ook laat zien dat als je dat wel doet, de ander niet de stap achteruit zet die je al die tijd vreesde, maar juist dichterbij komt staan.