Walter Stokman over The Kyiv Files

'Filmmaken is er niet om mensen gerust te stellen'

Walter Stokman

Walter Stokman stuit in Oekraïne op de KGB-dossiers van een Oekraïense dissident, twee knullige Nederlandse spionnen en een Franse toerist. “Dit gif ettert nog generaties door.”

Dat het leven een opeenstapeling van toevalligheden is, hoeft niemand Stokman te vertellen. Als het even anders was gelopen, was de in 1966 in Bodegraven als zoon van de gemeentesecretaris geboren Stokman geen filmmaker geworden. Dat hij het wel werd, dankt hij aan een vriendin die naar de kunstacademie wilde.

Het waren de jaren tachtig en er ging een nieuwe wereld voor hem open toen ze erover praatte, zegt hij. “Kunst was niet iets wat bij ons thuis leefde. Ik kom niet uit een cultureel nest.” Stokman ging naar de kunstacademie in Rotterdam, waar hij fotografie deed. Maar dat hij verplicht ook andere disciplines moest doen, beviel hem niet. “Ik werd er een beetje gek van en ben na drie jaar vertrokken. Later besef je pas wat voor vrijhaven het eigenlijk was.”

Toen Stokman als vrijwilliger op het filmfestival in Rotterdam werkte, wist hij definitief dat hij filmmaker wilde worden. “Ik was zaalwacht en opeens ging de deur naar film voor mij open. Ik kende de cinema als consument, maar niet als een kunstvorm. Het was een geweldige tijd, met Huub Bals als directeur. Ik ontdekte de magie van film en dat je met filmtaal iets kan vertellen dat rechtstreeks naar je hart gaat. Ik zag er films als Kurosawa’s Ran [1985] en lange tijd verboden Russische films, waaronder Commissar [1967] van Aleksandr Askoldov.”

Filmmaker willen worden is één ding, het worden een tweede. Stokman werd afgewezen op de Filmacademie (“Ik was al te ver gevorderd volgens de wijze mannen achter de tafel”), maar zijn aanmelding op de kunstacademie St. Joost in Breda was wel succesvol. Hij volgde er de documentaireopleiding, want er was geen fictierichting.

Al snel kwam hij erachter dat filmpassie voor een filmmaker niet genoeg is. “Ik was hooked aan film en betoverd door films, maar zelf een film verzinnen waarvan jij vindt dat hij gemaakt moet worden is een andere zaak.” Maar hij had een mooie tijd op St. Joost met medestudenten als Mark de Cloe en Jeroen Berkvens. “Als we op vrijdag een filmidee hadden, gingen we dat zaterdags verfilmen.”

Samen met Berkvens debuteerde hij in 1993 met Let Me Have It All. Daarin gaan de twee in een oude Chevrolet in Amerika op zoek naar Sly Stone, de legendarische zanger van Sly & the Family Stone. “Rond deze funkpionier hing een beetje een mythe, want hij was nooit in het openbaar te zien. Ik was helemaal gek van zijn muziek. We kwamen hem op het spoor, maar zijn manager hield de boot af. Voor de film gaf dat niet, want die gaat over de zoektocht.”

Rollercoaster
Let Me Have It All kreeg veel aandacht en was voor beiden een uitstekend visitekaartje. De twee begonnen aan een nieuwe film, maar toen die niet van de grond kwam, ging ieder zijn weg. Stokman heeft sindsdien niet meer stilgezeten. Op zijn naam staan ruim vijftien documentaires, die gemeenschappelijk hebben dat ze achter de oppervlakkige werkelijkheid kijken. Zoals Dirty Window (2012), over de moord op een Hongaarse prostituee op de Wallen, en ASH World Wide Suicide (Gouden Kalf-winnaar in 2002), over een internetforum waarop mensen die zelfmoord willen plegen met elkaar praten.

Films ontstaan bij hem altijd vanuit ‘een basale nieuwsgierigheid’, zegt Stokman. “Ik lees iets in een krant en denk: ‘Wat zijn dit voor mensen, wat is dit voor iemand, wat is er werkelijk gebeurd?’ Of ik hoor iets van iemand, of maak iets mee op een reis dat mij triggert.”

Een film moet een ontdekkingsreis zijn, stelt Stokman. “Ik stoor me enorm aan documentaires die een standpunt willen bewijzen. Van die films waarin makers een paar voorbeelden zoeken voor hun stelling. Dat is best wel een Nederlandse ziekte. Nee, ik noem geen namen, maar ik begrijp het niet. De kracht van documentaires is juist dat je iets ontdekt, dat je denkt: ‘Fuck, wat gebeurt hier?’”

Dat laatste vroeg Stokman zich af toen hij in 2017 in de krant las dat het KGB-archief in Oekraïne werd vrijgegeven en Oekraïners hun dossier konden inzien. “Het triggerde mij dat er dossiers liggen van mensen die dat nooit hebben geweten. Ik ben research gaan doen en zo is het balletje gaan rollen. Ik mocht niet zelf het archief in, maar vond een historicus die wel toegang had. Hij kwam met allerlei dossiers aanzetten. Het werd een soort rollercoaster, want er kwamen steeds meer verhalen. Veel Oekraïners wilden niet dat hun verhalen in de film kwamen. Zij waren bloednerveus en durfden niet mee te werken, omdat zij bang zijn dat het in hun land nog alle kanten op kan gaan.”

The Kyiv Files

Knulligheid
In The Kyiv Files ontrafelt Stokman drie KGB-dossiers van mensen die in de jaren zestig en zeventig het leven zuur werd gemaakt. De vrouw van een Oekraïense dissident praat over haar man, die in 1972 zeven jaar gevangenisstraf en drie jaar werkkamp in Siberië kreeg, omdat hij voor intellectuele vrijheid pleitte. Ook zij werd wegens ‘nationalistische opvattingen’ in de gaten gehouden. Stokman was onder de indruk van haar nog steeds strijdbare houding. “Dit is een principiële familie, die niet zwichtte voor de druk van de KGB. Zij behoorden tot de categorie mensen die, zoals de ex-KGB-man in de film zegt, niet onder de duim waren te krijgen. Het is geen toeval dat haar zoon nu tegen de Russen vecht.”

Het tweede dossier in de film gaat niet over Oekraïners, maar over de Nederlandse knullen Evert Reydon en Louw de Jager, die zich in 1961 door de Nederlandse Buitenlandse Inlichtingendienst lieten ronselen om in Oekraïne foto’s te maken van militaire objecten. Door hun knulligheid werden ze al snel door de Russen gearresteerd. “Het was volkomen onbenullig”, zegt Stokman. “Houtje-touwtje. Doorzichtig. Onbegrijpelijk hoe naïef ze te werk gingen.” Reydon is inmiddels overleden, maar als Stokman hoort dat De Jager een zwervend bestaan leidt, gaat hij naar hem op zoek. “Ik twijfelde of ik dat zou doen, want het is zó absurd. Ik hoorde dat hij zou zwerven, maar wie zwerft er nou nog op zijn vijfentachtigste?” De film laat zien hoe Stokmans zoektocht naar hem afloopt.

Angstcultuur
In het derde verhaal confronteert Stokman de bejaarde Regine Chivrac, een Française van Poolse afkomst, met informatie die zij niet kende uit haar KGB-dossier. Haar liefdesaffaire met een Oekraïense student vijftig jaar geleden tijdens een vakantie, had voor hem niets met liefde te maken, blijkt uit de stukken. De knul verleidde haar in opdracht van de KGB, die in iedere buitenlander een spion zag. Stokman vindt dat hij niet te ver is gegaan door de vrouw te confronteren met de waarheid over de door haar intens beleefde liefdesaffaire. “Je zou dat oneerlijk kunnen vinden, maar, eh, filmmaken is er niet om mensen gerust te stellen. Zij is fantastisch en je ziet ook dat zij de onthullingen fascinerend vindt. Ik heb niet het idee dat ik haar in zak en as heb achtergelaten.”

Wat hij van het maken van de film heeft opgestoken? “Ik ben niet naïef en weet heus wel wat een angstcultuur en staatscontrole met mensen kunnen doen. Maar dat totale wantrouwen en die paranoia in de Sovjet-Unie waren echt de rule of evil. Waarvoor trouwens niet alleen de Russen verantwoordelijk waren. Oekraïne hoorde bij de Sovjet-Unie en de Oekraïners deden vrolijk mee. De ex-KGB’er in de film is een Oekraïner. In zijn beleving heeft hij gewoon gedaan wat hem opgedragen werd. Een beetje als Befehl ist Befehl. Dit gif ettert nog generaties door.”