Tim Mielants over Wil
'Wallonië is nog redelijk Antwerpen 1942, hahaha'

Tim Mielants. Foto: Charlie DeKeersmaecker
Een film over collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog was in Vlaanderen nog nooit gemaakt. Nu is er Wil van Tim Mielants.
Wil en Lode zijn twee Antwerpse politieagenten die anno 1942 door de nazi’s gedwongen worden mee te werken aan de Jodenvervolging. Binnen de politie, net als in de samenleving daarbuiten, had je voor- en tegenstanders van de Duitse bezetting. Maar anders dan voor gewone burgers was het voor agenten veel moeilijker om neutraal te blijven, toont Tim Mielants’ Wil, gebaseerd op Jeroen Olyslaegers’ gelijknamige roman uit 2016.
Wil is zo ongeveer de eerste film waarin ik een Duitse militair amfetaminen zie slikken. Bijna niemand weet dat het Duitse leger massaal aan de amfetaminen zat, ondanks de bestseller Blitzed van Norman Ohler. “En niet alleen de militairen. Ook fabrieksarbeiders en huisvrouwen. Het zat zelfs in chocoladerepen.”
Van nazichocolade is het een kleine sprong naar collaboratie. Waarom zijn daar zo weinig films over gemaakt? Waarom kunnen we dat onderwerp nog steeds niet recht in de ogen kijken? “Ik kan alleen over Vlaanderen spreken: praten over collaboratie is nog steeds een taboe. Er wordt nauwelijks iets over gezegd. Misschien binnen familiekring. Maar zelfs tussen vrienden die ouders of grootouders hadden die collaboreerden, wordt er niet over gepraat. Wij hebben in Vlaanderen überhaupt geen oorlogsfilmtraditie. Hier in Nederland komt misschien jaarlijks of tweejaarlijks een oorlogsfilm uit? In Vlaanderen is Wil een van de zeer weinigen.”
Waarom? “Ik kan het alleen vaststellen, niet verklaren. Misschien dat budgetten meespelen, het production design dat je nodig hebt om een oorlogsfilm geloofwaardig te maken is aanzienlijk. Maar dat kan niet de enige reden zijn. Het fascineert me. Het boek van Jeroen is ook een van de eerste romans over de Vlaamse collaboratie. Dat is typisch, toch?”
Het boek is onderdeel van een trilogie over de verhouding tussen collectief en individu. Deel je die fascinatie? Of wilde je vooral een oorlogsfilm maken? “Wat mij fascineert, is de dialoog tussen generaties. De verhalen die grootouders vertelden over de oorlog. Ik stond erbij en ik keek ernaar, was dikwijls het antwoord. Maar ik denk ook aan de gesprekken die ik ga voeren met mijn kinderen en kleinkinderen. Over artificiële intelligentie. Over de ontwrichting van de natuur. Welke rol heb ik in die morele dilemma’s gespeeld? De film nodigt hopelijk uit tot nadenken hierover.”

Had jij moeite om een acteur te vinden die zo’n rol wilde spelen? “Nee, ik heb de rol juist met Stef Aerts in gedachten geschreven. Omdat ik voelde dat er een woede in hem zit, een razernij. Het is voor Stef juist moeilijker om de brave, onschuldige man te spelen in het begin van de film.”
Wil zegt heel weinig, de camera is voortdurend op hem gericht. Hoe verhoudt zich dat tot het boek, waarin je vaak in de hoofden van personages zit? “Mijn uitgangspunt was: ik wil een heel spannende film maken, ik wil een heel snelle film maken. Het contemplatieve begint voor de kijker eigenlijk pas als de film is afgelopen. Ik wilde die momenten niet in de film. In het boek denkt een oude man terug aan de oorlog. Die man was tijdens de opnamen vaak in mijn gedachten. Dan vroeg ik me af: welke beelden die wij maken, zouden bij die oude man terugkomen in zijn dromen?”
Je gebruikt goddank geen voice-over. “Nee, omdat juist die stilte uitnodigt om na te denken: wat zou ik hebben gedaan in die situatie?”
Wat zou jij hebben gedaan in die situatie? “Hahaha.”
Het budget is natuurlijk altijd beperkt. Kun je iets vertellen over geld en production design, over keuzes die je maakt om toch een geloofwaardige film te kunnen maken? “Ik had al snel door: in Antwerpen draaien en het realistisch houden, is onmogelijk. Als ik die razziascènes in Antwerpen zou draaien en ik wil iemand volgen met de camera, heb ik altijd wel een H&M of een McDonald’s in beeld. Daar kan ik niet constant een kruiwagen met hooi voorzetten. Dus waar kun je geloofwaardig 360 draaien? We vonden in Polen een plek die goed overeenstemde met het uiterlijk van Antwerpen in 1942. Wallonië is trouwens ook nog redelijk Antwerpen 1942, hahaha.”
Maar de extra kosten van grote decors waren dus niet de reden om met de camera dicht bij Wil te blijven? “Ik heb lang nagedacht over hoe de film eruit moest zien. Veel oorlogsfilms worden gedraaid met anamorfe lenzen, heel scherpe lenzen. Wat zou er gebeuren als ik met heel oude lenzen zou draaien? Die hebben alleen een scherpe focus op je personage, alles daarbuiten is door het oude glas een beetje onscherp. Iets anders was: ik wilde graag veel volk in de film. Die moeten dan weer allemaal aangekleed worden et cetera. Dus dat kost altijd wat. Maar het was belangrijk. In de scènes in de bioscoop bijvoorbeeld, waar die hele zaal wordt opgehitst, zie je het fascisme ontstaan. Daar moest een heel angstaanjagende sfeer hangen. Ik was bang dat dat met figuranten niet ging lukken, dus heb ik de hooligans van voetbalclub Antwerpen gevraagd, hahaha, en dat had het gewenste effect. Het was wel een schizofrene ervaring. Als regisseur vond ik het fascinerend, want die scènes hebben alles wat ik wilde. Als mens zag ik meteen hoe makkelijk het fascisme weer hele groepen in z’n greep kan krijgen.”
Wat zeg je dan? Hoe instrueer je zo’n groep? “Er waren een paar mensen waar ik een vertrouwensband mee had. Door de sterke groepsdynamiek konden zij de rest meekrijgen en kregen we het gewenste effect. Alles voor het effect. Maar ik doe het geen tweede keer.”
Ben je er door deze ervaring meer van overtuigd geraakt dat fascisme van alle tijden is? “Ik zie nu meer in wat de verantwoordelijkheid is van de grote groep die zwijgt. Die heeft een bepalende invloed op de loop van de geschiedenis. Die groep kan zelf denken dat men niet verantwoordelijk is, maar dat is men wel. Het gevaar ligt vooral ook in die stilte. Ik heb Brexit van nabij gevolgd, onder meer omdat ik rond 2016 afleveringen van Peaky Blinders heb gedraaid. Wat daar in Engeland gelogen werd door Brexiteers, wat vervolgens niet werd afgestraft, man man man. We weten over de Vlaamse politie in de oorlog dat tien procent in het verzet zat of met het verzet meewerkte. Tachtig procent vormde een zwijgende meerderheid en tien procent collaboreerde volledig. Zoiets zal ook gelden voor de Vlaamse bevolking als geheel. Dan zie je hoe machtig die tachtig procent is: als die niet langer zwijgt, krijgt het fascisme geen poot aan de grond.”