Tato Kotetisjvili over Holy Electricity

'Als mijn stemming goed is, vind ik overal schoonheid'

Tato Kotetisjvili. Foto: André Bakker

De Georgische debutant Tato Kotetisjvili houdt van toevalligheden. Een voorbijganger die graag wat wil zingen, bijvoorbeeld, of hoe mooi het licht valt op een vuilnisbelt. Of het feit dat de man die hij wil casten trans is – waardoor hij zijn speelfilm een beetje aanpast.

“We waren buiten aan het filmen en een man komt op me af en zegt: ik wil ook in je film. Dus ik vraag: wat kan je? Hij zegt: zingen. En dat werd die scène waarin hij een lied zingt bij het zebrapad, tussen de voorbijgangers.”

De meeste regisseurs die eindelijk, na maanden of zelfs jaren voorbereiding, begonnen zijn met de opnames van hun eerste speelfilm, zouden willekeurige voorbijgangers die ‘ook wel mee willen doen’ gestrest wegsturen. Zo niet de Georgiër Tato Kotetisjvili.

“Ik wil altijd ruimte laten voor onverwachte dingen die kunnen gebeuren. Met mensen en bijvoorbeeld ook met het weer.” En met dieren: als er een hond of kat door het beeld loopt, staat Kotetisjvili klaar om het in zijn film te verwerken.

Ik verwachtte, toen ik Holy Electricity ging kijken, een speelfilm, maar raakte hierdoor in eerste instantie in de war: was het misschien toch een documentaire? Nou, nee, was na een kwartiertje wel duidelijk, toen de plot vorm begon te krijgen. Maar de verwarring verbaast Kotetisjvili niet. “Dat was ook de bedoeling. We hadden wel dialogen uitgeschreven, maar vervolgens hebben we een heleboel geïmproviseerd om te kijken of we er nog meer uit konden halen.” Zo stond zijn meanderende, uit vignetten opgebouwde debuutfilm steeds open voor toevallige gebeurtenissen en de schoonheid van het moment.

Holy Electricity

De film slentert. En de chemie tussen de twee hoofdpersonen, non-acteurs die de neven Gonga en Bart spelen (Gonga de jongere, Bart de meer vaderlijke), is prettig en vanzelfsprekend. En dat Bart een trans man is, is net zo’n toevalligheid: Kotetisjvili wilde de man casten, die bleek trans en dat werd vervolgens lichtjes verweven met de plot.

Ik vertel Kotetisjvili hoe fijn het is dat het in zijn verhaal nauwelijks een issue is: als een personage trans is, is dat meestal een probleem of het onderwerp van de film. Hier niet. Er is één korte, sympathieke scène waarin Bart de situatie van trans mensen in Georgië bespreekt met lotgenoten. Maar voor Gonga, voor de mensen aan wie ze hun ‘heilige elektrische’ neonkruizen proberen te verkopen en voor de mensen die ze onderweg tegenkomen – mensen die allemaal versies van zichzelf spelen – speelt het geen enkele rol.

Behalve dan in die vrij nodeloze misdaadsubplot, als de goklustige Bart wordt belaagd door maffiose figuren aan wie hij geld schuldig is. En die in zijn paspoort ontdekken dat hij op papier als vrouw staat genoteerd. Waardoor we toch weer in het cliché belanden van de ‘onthulling’ van de trans identiteit – en de aandacht alsnog verschuift naar de maatschappelijke gevaren voor trans mensen.

“Ja, misschien is het iets te dramatisch”, beaamt Kotetisjvili. “Maar ik wilde er toch wat over zeggen. Want dit is denk ik de eerste Georgische speelfilm met een trans man. Het is in Georgië zo weinig geaccepteerd, dat die maffiosi niet eens geloven dat Bart trans is. Dat vind ik een interessant gegeven en het is bovendien gebaseerd op iets wat een vriend van Bart echt overkomen is. Ik wilde daarnaast Bart een alledaags probleem geven, waarmee ook dat deel van de Georgische maatschappij dat misschien transfoob is zou kunnen meeleven – zoals gokken. En dat lijkt te werken; ik heb nog geen vervelende reacties gehad bij vertoningen in Georgië.”

Tussen twee haakjes, vraag ik, ‘Bart’ is zo’n Nederlands klinkende naam – had dat nog iets te maken met de Georgisch-Nederlandse coproductie? “Haha, nee, het is de bijnaam van de acteur – die werd toen hij jong was ‘Bart Simpson’ genoemd. Vanwege z’n gedrag of z’n uiterlijk, ik weet niet precies waarom.” En als ik dan toch naar details vraag: hoe komt Gonga aan dat Misfits-T-shirt? Dat is een behoorlijk oude punkband. “Ja, die is op een of andere manier erg populair in Georgië.” Wat, de band? Of het T-shirt? “Haha, de T-shirts inderdaad. Gonga had er zelf één.” Voor de muziek selecteerde Kotetisjvili Georgische postpunk waarnaar Gonga – oftewel de acteur die hem speelt – wél echt luistert, zoals Vakho, Izmir en Skazz.

Bart de Misfit in Georgië – dat treft wel ongeveer de sympathieke sfeer van Holy Electricity, die in Locarno het Gouden Luipaard won voor beginnende filmmakers. De misdaadsubplot zie ik, hoewel ik begrijp waarom Kotetisjvili het onderwerp voor een Georgisch publiek wilde benoemen, toch als een vergissing, maar het is maar een zijpaadje in een verder uiterst charmante film. Het is niet wat beklijft. Dat zijn de karakters van Bart en Gonga, die ook fysiek iets van een komisch duo hebben – de eerste kort en gedrongen, de tweede langharig en slungelig.

Plus het karakter van Tbilisi. Ik was er ooit, maar herken nauwelijks iets in zijn film, merk ik op. “Dat is omdat Holy Electricity zich afspeelt in de buitenwijken. In het centrum wordt rekening gehouden met historische architectuur en mag je niet zomaar bouwen. In de buitenwijken let niemand daarop. En dus is het chaotisch en veranderlijk en veel levendiger. De metro, de markt, alle mensen; het is er drukker dan in het centrum. En kleurrijker en met meer verschillende typen mensen. Als een collage – dat is de stijl van de film.”

Dit is ook waar Kotetisjvili de inspiratie vond voor het uitgangspunt van zijn film: twee mensen die op een vuilnisbelt een verzameling roestige oude kruizen vinden die ze met een likje verf en neonlichtslangen oppoetsen tot iets wat ze deur tot deur denken te kunnen slijten. “Je hebt in Georgië overal grote neonkruizen staan, dus het is niet zo’n rare gedachte om kleine te gaan verkopen. En voor het personage van Bart liet ik me inspireren door een vriend van me, die allerlei oude spullen verkoopt. Als je iets zoekt, kan hij het op een vuilnisbelt voor je vinden. En die man houdt van zijn werk en is altijd opgewekt.”

Als je alleen de plotbeschrijving zou lezen over twee Georgische schnabbelaars die van deur tot deur kruizen proberen te verkopen en van wie eentje een trans man is met gokschulden en de ander verliefd wordt op een jonge Roma vrouw, zou je waarschijnlijk iets zwaars en grimmigs verwachten. En niet de vriendelijke, vaak stralende film die Kotetisjvili gemaakt heeft.

“Weet je, ik geloof niet dat het een film is waarbij je vaak hardop lacht”, zegt de regisseur. “Maar wel een film waarbij je hopelijk vaak glimlacht. Georgië is ook erg zonnig, dat helpt. Dat laat alles er mooier uitzien.” Ook de onooglijke winkelstraten en zelfs de vuilnisbelten, die bij Kotetisjvili vaak ogen als kleurrijke composities. Is dat gewoon hoe hij ze aantrof? “Ja, eigenlijk wel. Hoewel, nou ja, nee, we hadden wel een production designer, haha! En die heeft ook hard gewerkt. Maar in essentie waren die plekken en de kleuren er al. Locaties vormen in het algemeen een grote inspiratiebron voor me. En de plekken waar we gefilmd hebben, hebben een bijzondere energie. Als ik in de goede stemming ben, ik weet niet precies hoe dat werkt, maar dan vind ik overal waar ik mijn camera richt schoonheid.”