Shamira Raphaëla over Shabu

'Ik moet het publiek helpen bij hem naar binnen te kijken'

Shamira Raphaëla (foto: André Bakker)

In haar portret van de veertien­ jarige Shabu uit Rotterdam-­Zuid vermijdt filmmaker Shamira Raphaëla nadrukkelijk clichés over het leven in een achter­standswijk. De gelauwerde documentaire is dan ook geen tragedie, maar een speelse, zomerse coming­-of­-age. “Dít is de werkelijkheid.”

Aan het begin van de zomer begaat de veertienjarige Shabu een faliekante blunder wanneer hij tijdens een joyride de auto van zijn oma beschadigt. De bewoner van het appartementencomplex de Peperklip in Rotterdam-Zuid krijgt straf: hij moet de schade gedurende zijn schoolvakantie terug zien te verdienen met bijbaantjes terwijl zijn grootmoeder vakantie viert in Suriname.

Hij ziet er tegenop; liever spreekt hij af met z’n vriendinnetje of ouwehoert hij met z’n boezemvriend. Ook muziek maken is een van zijn passies, Shabu wil beroemd worden. De uiterst charmante Rotterdammer is een eind op weg, dankzij de Best Youth Film Award op IDFA en een Special Jury Mention op de Berlinale voor de film die Shamira Raphaëla over hem maakte.

De Arubaans-Nederlandse filmmaker Raphaëla (De waarheid over mijn vader, 2019) laat zich in Shabu niet verleiden tot clichés over het filmen in achterstandswijken, zoals het gebruik van hiphopmuziek en de esthetiek uit videoclips. Het resultaat is een knappe documentaire die eveneens blootlegt hoe weinig van dit soort films in Nederland worden gemaakt en hoezeer sommige documentairemakers in patronen blijven denken en steeds in oude reflexen vervallen. Bovendien is Shabu een feelgoodfilm die juist de levenslust in plaats van de misère van het leven in een achterstandswijk verbeeldt. Precies dat is broodnodig, vertelt Raphaëla vanuit haar appartement in Rotterdam tijdens een Zoom-gesprek.

“Voor het maken van mijn vorige film Ons moederland (2019) heb ik veel archiefbeelden bekeken en gebruikt. Ik realiseerde me dat wij, de filmmakers van nu, het beeldarchief van de toekomst bouwen en dat er nog enorme blinde vlekken in dat beeld zitten. Als je kijkt naar de beelden die er nu zijn, bijvoorbeeld over families uit de Caribische diaspora, dan is dat geen alomvattend plaatje. Ik wil dat volgende generaties niet alleen zichzelf herkennen maar ook trots zijn op de mensen die voor hen kwamen. Zodat het Nederland van de toekomst niet alleen naar het verleden hoeft te kijken via het dominante, witte perspectief zoals nu wel het geval is.”

Zulke films worden nu niet of nauwelijks gemaakt. “Veel films lijken op elkaar. Het is ook makkelijk voor een regisseur om vanuit een formule te werken en daar jarenlang op voort te borduren. Ik probeer mezelf heel bewust elke film opnieuw uit te vinden: welke soort vertelling past bij het verhaal? Hoewel de visuele stijl voor een groot deel uit Shabu zelf voortkomt, is de film absoluut een statement. Ik wilde echt een soort anti-documentaire maken, die iets zegt over de machtsverhoudingen tussen de maker en de geportretteerde in de documentairewereld. Ik zocht naar een nieuwe manier om een film over iemand te maken zonder dat je het gevoel hebt dat je die persoon uitbuit.”

Die relatie is goed te zien in de film, waarin je alle facetten van Shabu toont. Hij is charmant, cool en intelligent. Negatieve dingen uit z’n leven zitten nauwelijks in de film. “Ik moet op documentairefestivals altijd denken aan de gladiatorengevechten van vroeger, met bloeddorstige toeschouwers die in een arena kijken naar personages die voor hun leven vechten. Dat zijn kijkers die als ze mijn film zien bepaalde vragen hebben: is dat wel Shabu’s echte vader? Wanneer gaat het nou over criminaliteit? Hoe arm zijn die mensen precies? Ik snap dat documentairemakers en het publiek zichzelf zien als geëngageerd, en dat is ook zo, maar toch schuilt er een soort exotisme in hoe we documentaires benaderen. Dat ging al fout in de eerste documentaire die ooit gemaakt werd, Nanook of the North [een zwijgende documentaire uit 1922 van Robert Flaherty over een Inuit uit Noord-Canada, OL]. Een film over een van de oorspronkelijke bewoners van het arctische gebied, die door Flaherty wordt neergezet alsof hij niet weet hoe een platenspeler werkt. Terwijl de Inuit die spullen gewoon al hadden.”

Die dominante witte blik van toen en dat exotisme zie je nog steeds terug in documentaires. “En ik heb bij Shabu dus geprobeerd om dat nu eens niet te doen. Dan zeggen mensen: heb je jezelf dan gecensureerd? Is dit wel een waarachtig beeld? Maar dit ís juist de werkelijkheid. Daarom vond ik het ook belangrijk om de film te maken, omdat films die een verwrongen beeld van de realiteit geven ervoor zorgen dat mensen met een verkeerde bril naar zichzelf en naar anderen kijken.”

Shabu is daarnaast ook een film met een universeel verhaal over opgroeien; met een puber die houdt van dagdromen. Dat dromerige zie je terug in de montage, in de soundtrack van Michael Varekamp en tijdens een Marron-ritueel dat draait om mannelijkheid. “Voor mij is Varekamp de oudere versie of de oudere ziel van Shabu. Shabu is ook een heel spiritueel persoon, vandaar dat er rituelen in de film zitten. De voorouders spelen ook een belangrijke rol: Shabu wordt gedragen door iedereen om hem heen, door de mensen die voor hem kwamen, door de muziek. Varekamp, met zijn zware wijze stem, is daar een reflectie van. Zodat je ook voelt dat Shabu niet op zichzelf staat, maar dat hij staat in een lange lijn van Caribische mannen.”

Door die dromerige noir-achtige jazz van Varekamp krijgt de film een mysterieuze lading. “Ik wilde sowieso wegblijven bij hiphop, dat is een ding waar iedereen naar grijpt omdat dat dan zou passen bij deze buurt. Terwijl Shabu niets heeft met hiphopmuziek, dat vind ik ook zo stoer aan hem, hij luistert naar Afrobeat. En dat dromerige raakt ook aan de diepe en rijke gevoelswereld die in zo’n jongetje schuilt. Dat mis je als je hem op straat ziet lopen. Omdat het publiek geconditioneerd is om een zwarte jongen op een bepaalde manier te zien. Dus dacht ik: ik moet het publiek helpen bij hem naar binnen te kijken.”

Over helpen gesproken: in hoeverre is Shabu geënsceneerd? De film oogt gestileerd, als een speelfilm. “Niet, ik zou het niet over mijn hart kunnen verkrijgen om dingen in scène te zetten. Maar je geeft als filmmaker natuurlijk wel altijd sturing door de keuzes die je tijdens het draaien en in de montage maakt. Ik zou eerst een documentaire maken over vier jongeren, onder wie Shabu, en vlak voordat ik zou gaan draaien werd ik door hem gebeld: ‘Ik kan niet meer meewerken aan de film, I fucked up, ik heb huisarrest.’ De autocrash was dus een week voordat we zouden gaan filmen. Toen dacht ik: ga ik door met m’n script? Of gooi ik het weg en kijk ik welk verhaal zich rond Shabu ontvouwt?”

Shabu is een jeugdfilm. Hoe reageren jongeren op de film? “De kids reageren allemaal enthousiast. Wat ik leuk vind, is dat veel kinderen zeggen dat ze graag bevriend willen zijn met Shabu. Dat vind ik geweldig omdat zwarte jongens soms worden gezien als bedreigend en intimiderend. Als dit bijvoorbeeld betekent dat een wit jongetje uit Groningen een jongen als Shabu als zijn vriend wil, dan is dat een eerste stap in dichter bij elkaar komen.”