Martin Koolhoven over Once Upon a Time in the West

Martin Koolhoven en de mythe van het smerige, zweterige westen

Once Upon a Time in the West (1968) is volgens filmmaker en westernkenner Martin Koolhoven een van de beste films ooit gemaakt. Sergio Leone’s meesterwerk markeert niet alleen het einde van het cowboytijdperk: de spaghettiwestern is exemplarisch voor de grote veranderingen die de filmindustrie sindsdien doormaakte.

De openingsscène van Once Upon a Time in the West is legendarisch: je hoort en ziet het onbestemde geluid van het leven in de wildernis. Een krakende deur, zoemende insecten en de zuchtende wind. De muzikale begeleiding van Ennio Morricone is (nog) afwezig wanneer drie mannen verschijnen op een troosteloos treinstation. Geduldig wachten ze op hun prooi: de eerstvolgende trein met daarin de harmonicaspeler gespeeld door Charles Bronson.

Bronsons personage overleeft de hinderlaag. Hij wil wraak nemen op de ultieme schurk Frank, vertolkt door Henry Fonda. Frank is op zijn beurt ingehuurd door spoorwegbaron Morton (Gabriele Ferzetti) die zijn zinnen heeft gezet op het land van weduwe Jill (Claudia Cardinale). De perikelen resulteren in een alliantie tussen Jill, de harmonicaspeler en een rouwdouwer met de naam Cheyenne (Jason Robards).

Martin Koolhoven – Brimstone, zijn thriller met westernelementen gaat dit najaar in première – vertelt bevlogen over de spaghettiwestern: “De film gaat over het einde van een periode, en over mensen die dat lijken te beseffen. De nieuwe tijd wordt verbeeld door de trein die zal arriveren. Tegelijkertijd betekent het ook het einde van het machotijdperk. Vanaf nu zal de vrouw een grotere rol spelen. Cardinale’s rol staat daar symbool voor. Jill transformeert van hoer, naar echtgenoot, naar entrepreneur. Twee jonge gasten, filmmakers Dario Argento en Bernardo Bertolucci hebben dit verhaal bedacht. Bertolucci heeft lang moeten inpraten op Leone om er een vrouwenrol in te krijgen, want dat zag Leone aanvankelijk helemaal niet zitten.”

Koolhoven zag Once Upon a Time in the West voor het eerst op elfjarige leeftijd. Uit het citaat op zijn twitterpagina kan je opmaken dat zijn liefde voor de verbeelding van het wilde westen nooit is verdwenen: “In this world there’s two kinds of people my friend. Those with loaded guns and those who dig. You dig.” Deze dialectische uitspraak – van het personage van Clint Eastwood uit The Good, the Bad, and the Ugly (1966) – is kenmerkend voor Leone’s stijl, met extreme close-ups versus panoramische shots en akelige taferelen versus adembenemende landschappen.

Visionair
Toch werd Leone’s (Italiaanse) blik op een (voornamelijk) Amerikaans genre destijds wisselend ontvangen in de Verenigde Staten. “De Amerikanen zagen een Italiaan die een oordeel velde over hun verleden.”

Filmcriticus Roger Ebert gaf tweeëneenhalve ster (van de vier). Once Upon a Time in the West was in zijn ogen langdradig en monotoon, met teveel plotwendingen, en Claudia Cardinale speelde beter in Cartouche (1962). Ook Variety en The New York Times waren weinig enthousiast. Koolhoven: “De traagheid past juist bij de films. Maar Spaghetti-westerns werden sowieso niet serieus genomen door het chique recenserende deel van de wereld, op The Good, the Bad, and the Ugly na. Maar ook die film werd omschreven als te gewelddadig en te gestileerd.”

Decennia later is het oordeel bijgesteld: de (spaghetti)western is intussen zelfs door de academische wereld omarmd. Die intellectuele waardering roept herinneringen op aan de documentaire Directed by John Ford (1971) van Peter Bogdanovic. Bogdanovic wilde westernregisseur Ford – naast Akira Kurosawa Leone’s grote voorbeeld – vastleggen als een visionair. Ford wilde daar niet aan meewerken. Leone wilde volgens Koolhoven – in tegenstelling tot zijn rolmodel – wel worden gezien als een intellectueel: “Als je over hem leest dan blijkt dat zijn omgeving hem niet zo zag. Maar hij deed wel alsof-ie dat was. Los daarvan: als je Once Upon a Time in the West ziet, dan is het gewoon een intelligente film, en heeft Leone echt wel wat te vertellen.”

Hoewel Leone’s variant op de western geenszins realistischer is: “In die tijd werd dat zo gedacht, maar na de romantische mythe die Amerikaanse makers creëerden van het wilde westen werd door Italiaanse filmmakers een andere mythe neergezet: een vieze, vuige, zweterige en gewelddadige mythe. Daardoor had het wel een zweem van realisme, maar was het enorm gestileerd.” Toch heeft juist die stijl veel invloed gehad op latere films. “Als je kijkt naar de Mad Max-films, waaronder The Road Warrior (1981), dan is dat een futuristische spaghettiwestern. Ook films van John Carpenter zoals Escape from New York (1981) leunen op het genre, bijvoorbeeld in de keuze van cameralenzen. Iemand als Quentin Tarantino heeft ook uitgesproken dat hij is beïnvloed door Leone.”

Bewerkelijk
Hoe zit het met Koolhovens eigen werk? In Oorlogswinter (2008) zit een verwijzing naar de spaghettiwestern: de introductie van oom Ben is gemodelleerd naar de introductie van Cheyenne in Once Upon a Time in the West. Koolhoven vertelt over de oorspronkelijke scène: “Als je dat moment analyseert, dan blijkt het zo irreëel. Dat is de totale controle van de regisseur, en dan heeft hij daar de muziek dik bovenop gelegd. Die volgt Cheyenne’s ogen. Daar word ik door geïnspireerd. Maar zo’n moment in Oorlogswinter is niet per se een hommage, daar moet je mee uitkijken. Je kan wel een beetje knipogen naar een stijl, maar je moet vooral zorgen dat je eigen verhaal en personages goed naar voren komen.”

Het kopiëren van Leone’s stijl is sowieso een bewerkelijke opgave: “Hij durft ver te gaan in de sfeer. Dat is bijna niet uit te leggen als je geen film hebt gemaakt. Als je op de set staat, en je bent ermee bezig om dat te doen, dan voelt het zo gekunsteld. Het is een kwestie van durf: als je op je bek gaat, dan sta je voor lul. Als het lukt, dan neem ik daar mijn pet voor af. Ik denk dat de film die ik nu heb gemaakt, Brimstone, daar iets dichterbij komt. Maar zoals Leone dat doet, dat vind ik knap: dat is film in de meest pure vorm.”

Schoonzonen
Dan hebben we het nog niet eens gehad over de composities van Ennio Morricone. Koolhoven vertelt hoe deze symfonieën onlosmakelijk zijn verbonden met de (spaghetti)western: “De muziek is iconisch. Ik heb wel eens voor Koefnoen iets gedaan met de western, en dan ben je al snel geneigd deze bombastische muziek te gebruiken. Wat nou zo interessant is, is dat tot ongeveer 1963 andere muziek werd gebruikt: Amerikaanse folkmuziek met veel banjopartijen, luister maar naar oude Amerikaanse filmmuziek. Puur Italiaanse composities zoals die van Morricone – met vrouwenstemmen, fuzzy gitaarstukken en operamuziek met fluiten – hadden niets met de western te maken. Het is geen voor de hand liggende muziek.”

Wat wel voor de hand lag, was dat Leone in navolging van John Ford filmde in de befaamde Monument Valley, een gebied met eigenaardige rotspartijen. Koolhoven nuanceert: “We moeten niet overdrijven: hij heeft daar een paar shots gedraaid. Het meeste is gefilmd in Spanje en Italië.”

Daar ging een langgekoesterde wens van Leone in vervulling: de toen 63-jarige steracteur Henry Fonda – bekend van zijn vele samenwerkingen met Ford – was gecast in een bijzondere rol, vertelt Koolhoven: “Iedereen kent het verhaal van de kindermoordenaar met de blauwe ogen. Fonda had nog nooit een villain gespeeld, en dat is opzienbarend. Zelfs ideale schoonzonen als Tom Hanks en Tom Cruise hebben immers wel eens een bad guy gespeeld.”

Egzotik
Het gesprek krijgt een nostalgische wending: wie zou je vandaag de dag casten als je een Leone-achtige film zou willen maken? Acteurs lijken tegenwoordig überhaupt zo gladgestreken, niet zo doorleefd als in de spaghettiwestern of oude(re) films in beginsel. Koolhoven vult aan: “Daar heeft Tarantino onlangs nog wat over gezegd: als je The Wild Bunch (1969) kijkt, dan zie je nog de lichamen van oude mannen. Ik zie vaak oude films, bij Cinema Egzotik [Koolhoven brengt met collega-programmeur Ronald Simons vergeten meesterwerken, genrefilms en “interessante rommel” terug op het witte doek; OL] en dan draaien we deze op 35 millimeter. Dan valt op dat je nog gewoon haren op armen ziet, dat wordt tegenwoordig allemaal weggepoetst.”

In Koolhovens observaties klinkt zo nu en dan een verlangen door naar vervlogen tijden. “Als je een boek leest als Easy Riders, Raging Bulls dan snap je hoe en waarom de filmwereld veranderd is. Alles hangt sindsdien af van het openingsweekend en men is daardoor minder avontuurlijk geworden en meer afhankelijk van marketing. Films krijgen niet meer de tijd hun publiek te vinden en dat is nadelig voor films in onbekendere talen. In de jaren zestig zag je in de bioscoop-toptien nog een paar Europese titels, maar tegenwoordig gaan de inwoners van ieder Europees land maar naar twee soorten films: die uit Hollywood en uit eigen land.”

Het veranderde distributiesysteem heeft daar ook invloed op: “Door digitale distributie is het nog makkelijker om een film met één druk op de knop te vervangen. De best lopende film vreet dan zo de kleinere films op.” Dit heeft een verschraling van het bioscoopaanbod tot gevolg. “Hollywood maakt vooral sure bets: remakes en vervolgfilms. Probeer daar als Europese film maar tussen te komen. We gaan niet meer naar Spaanse, Franse of Italiaanse films – heel af en toe schiet er een succesje tussendoor – maar vroeger was dat normaal, toen hadden we Europese sterren als Marcello Mastroianni of Alain Delon.”

Opvallend genoeg is Koolhovens nieuwe film zo’n onmogelijk gewaand (Europees) samenwerkingsproject. “In principe is Brimstone gemaakt zoals de spaghettiwesterns. Die haalden hun geld meestal uit verschillende Europese landen, zoals Italië, Spanje, Frankrijk en Duitsland. Dan haalden ze een paar Amerikanen naar Europa, en vulden de rest van de cast aan met Europeanen. Brimstone is letterlijk zo gemaakt, in die zin is ‘ie vergelijkbaar met de spaghettiwestern. Destijds gebeurde dat met honderden per jaar, maar inmiddels zijn we uniek.”