Prooi

Efteling-angst

Een leeuw maakt van het Amsterdamse stadscentrum zijn jachtgrond en Dick Maas maakt daar een ouderwets gruwelfestijn met een vette knipoog van.

Dick Maas maakt geen horrorfilms, maar gruwelfilms. Een klein maar belangrijk verschil. Gruwelen is bang zijn zonder écht bang te zijn, bang zijn met een lach. Efteling-angst.

Ook Maas’ nieuwste film Prooi werkt weer met verve in dat vertrouwde register. Na een dodelijke lift (De lift, 1983), een seriemoordenaar (Amsterdamned, 1988) en een moordzuchtige Sinterklaas (Sint, 2010) laat Maas dit keer een leeuw los op het centrum van Amsterdam. De film opent met de bloederige dood van een boerenfamilie in de luwte van de stad, waarbij de leeuw nog even buiten beeld blijft. Vervolgens laveert de film doelbewust van spektakelstuk naar spektakelstuk. Al snel komt de leeuw wél in beeld: met mechanische als digitale trucage wordt hij overtuigend tevoorschijn getoverd. De leeuw beweegt zich uit de polder razendsnel via een golfbaan naar het stadshart, waar hij onder andere jaagt op een scooterbezorger en een tram onveilig maakt.

Die spektakelstukken vormen het bloederige, snel kloppende hart van Prooi en bieden een ouderwets gruwelfestijn. Aan elkaar geregen door een simpele verhaallijn die iets minder beklijft, gedragen door Sophie van Winden als dierenarts Lizzy. Zij wordt als werknemer van dierentuin Artis door de politie bij het onderzoek betrokken, en ondertussen achternagezeten door haar gladjakker van een vriendje Dave (Julian Looman), een cameraman voor de lokale zender AT5. Hun toch al breekbare relatie wordt nog verder op de proef gesteld wanneer leeuwenjager Jack (Mark Frost), een andere ex van Lizzy, wordt ingeschakeld om de leeuw te stoppen.

Die liefdesdriehoek kan de aandacht maar moeilijk vasthouden, maar hoeft dat ook nooit lang: Prooi heeft meer aandacht voor de bloederige actiescènes, en de vette knipoog waarmee Maas zijn verhaal vertelt.